English: click here!

Mattheüs 23: 27-39 De Farizeeën, het oordeel en ....totdat....!

Yeshua, of Jezus zoals Hij in het algemeen genoemd wordt, nam bepaald geen blad voor de mond. In Mattheüs 23 spreekt Hij tegen de Farizeeën en Schriftgeleerden en noemt hen wel zeven keer “huichelaars!”. En dan noemt Hij ze in vers 33 ook nog eens “slangen, adderengebroed”. Deze theologen in waardige kleding, die zich lieten begroeten op de markt, en zich “Rabbi” lieten noemen leken aan de buitenkant zo vroom, zo rechtvaardig, zo geleerd, zo voornaam. Maar Yeshua keek daar dwars doorheen. Hij zag de “binnenkant”, het hart. Zijn diagnose was:

“witgepleisterde graven, die van buiten wel mooi lijken, maar van binnen zijn ze vol doodsbeenderen en allerlei onreinheid: huichelarij en wetteloosheid”. (vers 27 en 28)

Ze betoonden eer aan de profeten die door de vaderen waren vermoord, door hun graven te versieren en lovende woorden te spreken, door te verklaren dat zij nooit zoiets zouden doen. Zij waren veel beter dan hun voorgeslacht. Maar ze beseften niet hoe dicht ze bij het moment waren om als pachters van de Wijngaard van YHWH de “Zoon” te vermoorden die om de vruchten kwam.  Mattheüs 21: 33 - 46

Yeshua voorzegde daarbij ook hoe ze de gelovigen zouden vervolgen, wat metterdaad gebeurde in de tijd van de apostelen. Bij het volgen van Yeshua hoort onontkoombaar de vervolging, zolang we leven in een wereld waarvan satan de overste is. Maar Israël krijgt wel de rekening gepresenteerd, volgens de woorden van Yeshua: “opdat over u al het rechtvaardige bloed zal komen dat vergoten is op de aarde, vanaf het bloed van de rechtvaardige Abel tot het bloed van Zacharia, de zoon van Berechja, die u gedood hebt tussen de tempel en het altaar. Voorwaar, Ik zeg u: Al deze dingen zullen komen over dit geslacht.”

In het begin van het hoofdstuk had Yeshua de schriftgeleerden en farizeeën al getypeerd als leiders die op "de stoel van Mozes" zijn gaan zitten. Zij presenteerden zich als de rechtmatige vertegenwoordigers van Mozes. Het feit dat zij daar "zijn gaan zitten" geeft al aan dat zij zichzelf die waardigheid hebben toegekend en niet door God daar geplaatst zijn. Dat blijkt ook duidelijk uit de uitspraak van Yeshua:
Johannes 5:46-47 Want als u Mozes geloofde, zou u Mij geloven; want hij heeft over Mij geschreven. Maar als u zijn Schriften niet gelooft, hoe zult u Mijn woorden geloven?

 

Niettemin had Yeshua het volk Israël lief en Hij heeft ook in de eerste plaats voor hen Zijn offer gebracht. We weten ook dat de heidenen veel kwaad hebben toegevoegd door het vervolgen van de Joden.

Zacharia 1: 15 Maar Ik ben zeer toornig op die zorgeloze heidenvolken. Ík was een weinig toornig, maar zíj hebben geholpen het erger te maken.

Dat maakt dat we beiden schuldig staan tegenover God, zowel Jood als heiden. Paulus zegt daarover in Romeinen 11:

30 Zoals ook u immers voorheen God ongehoorzaam was, maar nu ontferming verkregen hebt door hun ongehoorzaamheid, 31 zo zijn ook zij nu ongehoorzaam geworden, opdat ook zij door de ontferming die u bewezen is, ontferming zouden verkrijgen. 32 Want God heeft hen allen in hun ongehoorzaamheid opgesloten om Zich over allen te ontfermen.
De oordelen die Yeshua over de leiders van Israël uitspreekt gelden ook veel kerk- en andere leiders onder de gelovigen uit de heidenen. Zij blijken vaak niet door God geroepen te zijn, en vormen een instrument tot misleiding.  

Het hoofdstuk eindigt met de woorden, die ondanks de aankondiging van oordeel, ook een belofte inhouden:

Mattheüs 23:37-39 Jeruzalem, Jeruzalem, u die de profeten doodt en stenigt wie naar u toe gezonden zijn! Hoe vaak heb Ik uw kinderen bijeen willen brengen, op de wijze waarop een hen haar kuikens bijeenbrengt onder haar vleugels; maar u hebt niet gewild!  Zie, uw huis wordt als een woestenij voor u achtergelaten.  Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, TOTDAT u zegt:

 

  Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!

 

De eerste twee verzen van het volgende hoofdstuk laten ons zien dat Yeshua vertrekt na dit gesprek. Daarbij sprak hij met zijn discipelen die Zijn aandacht vestigden op de tempel. Toen profeteerde Yeshua de volledige afbraak van de tempel, hetgeen  letterlijk in vervulling is gegaan. De Klaagmuur en het tempelplein in Jeruzalem zijn geen overblijfsels van de tempel.  

Mattheüs 24:2 En Jezus ging weg en vertrok uit de tempel; en Zijn discipelen kwamen naar Hem toe om Hem op de gebouwen van de tempel te wijzen. Jezus antwoordde en zei tegen hen: Ziet u dit alles? Voorwaar, Ik zeg u: hier zal niet één steen op de andere steen gelaten worden die niet afgebroken zal worden.

Dit gebeurde op de 9a Av in het jaar 70.

Ida