English & other languages: click here!

Jesaja 27:6 - 28:13, Jesaja 29:22-23


Ons Bijbelgedeelte uit Jesaja 27 begint met de tijdsbepaling “op die dag”, die in het boek Jesaja heel vaak voorkomt. Het is de “dag des Heren”, waarmee niet de zondag wordt bedoeld, maar de oordeelsdag. Het is ook niet maar één dag op onze kalender, maar hier wordt een periode mee bedoeld. Het boek Jesaja kijkt naar de toekomst! Jammer dat veel gelovigen het eerste testament laten liggen, omdat het volgens hen “oud” is. Het heeft ons zoveel te zeggen juist over de tijd waarin wij leven. Vers 1 waarmee we beginnen tekent de eindstrijd met de slang, die met de eerste profetie in de Bijbel begon: Genesis 3:15.  Yeshua gaat de strijd aan met de slang, die hier snel en kronkelend wordt genoemd en die ook “draak” genoemd wordt.


Ons Bijbelgedeelte uit Jesaja 27 begint met de tijdsbepaling “op die dag”, die in het boek Jesaja heel vaak voorkomt. Het is de “dag des Heren”, waarmee niet de zondag wordt bedoeld, maar de oordeelsdag. Het is ook niet maar één dag op onze kalender, maar hier wordt een periode mee bedoeld. Het boek Jesaja kijkt naar de toekomst! Jammer dat veel gelovigen het eerste testament laten liggen, omdat het volgens hen “oud” is. Het heeft ons zoveel te zeggen juist over de tijd waarin wij leven. Vers 1 waarmee we beginnen tekent de eindstrijd met de slang, die met de eerste profetie in de Bijbel begon: Genesis 3:15.  Yeshua gaat de strijd aan met de slang, die hier snel en kronkelend wordt genoemd en die ook “draak” genoemd wordt.


Het gaat menens worden. In het vorige hoofdstuk werd Gods volk opgeroepen om binnen in je huis te schuilen als God over zijn vijanden toornt:

Jesaja 26:20 Ga, Mijn volk, treed uw kamers binnen, sluit uw deuren achter u. Verberg u  voor een klein ogenblik, totdat de gramschap over is.

Het oordeel over “die dag” werd vanaf hoofdstuk 24 al aangekondigd:

Jesaja 24:21 Op die dag zal het gebeuren dat YHWH de legermacht van de hoogte in de hoogte en de koningen van de aardbodem op de aardbodem zal straffen.

Voor deze machten van het kwaad gebruikt de Bijbel verschillende beelden (als draak, monster, slang, krokodil en nijlpaard) en verschillende namen (behemoth Job 40:10, leviathan en ook satan). Het gaat steeds om de duivel. Zo staat er in

Openbaring 12 vers 9 : “En de grote draak werd neergeworpen, namelijk de oude slang, die duivel en satan genoemd wordt, die de hele wereld misleidt.”

Dan wordt hier een wijngaard getekend. De wijngaard is een beeld van Israël. Hoe vaak klonk daarover Gods teleurstelling. Hij verwachtte “goed bestuur”, maar het was “bloedbestuur”. (Jesaja 5:7) Maar nu is alles anders. Gods grimmigheid is voorbij, staat er in vers 4.

God zelf wordt de wijngaardenier van het land Israël. Kort daarna gaat Hij in de tempel wonen:

Ezechiël 43:7 en Hij zei tegen mij: Mensenkind, dit is de plaats van Mijn troon en de plaats van Mijn voetzolen, waar Ik voor eeuwig wonen zal onder de Israëlieten. Zij die van het huis van Israël zijn, zullen Mijn heilige Naam niet meer verontreinigen, zij en hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen van hun koningen op hun offerhoogten.

De Israëlieten beantwoorden nu aan Zijn doel. Als er vijanden opstaan tegen zijn volk dan zou Hij als vuur losbranden en die vijanden als dorens en distels verteren. De vijanden doen er beter aan vrede met Hem te maken (vers 5). Dan zullen zij aan zijn toorn ontkomen (vgl. Psalm 2:12).

Uiteindelijk blijft Israël Gods oogappel.

Jesaja 27:6 In de dagen die komen, zal Jakob wortel schieten, Israël zal bloeien en groeien en zij zullen het wereldoppervlak met vruchten vervullen.

We hebben al een voorvervulling gezien. Hoeveel fruit wordt er niet door Israël geëxporteerd over de wereld en dat ondanks de agressieve acties van de BDS. Maar het gelovige overblijfsel, inclusief het deel vanuit de heidenen dat aan Israël toegevoegd is, zal ook geestelijk gezien de wereld met vruchten voor God vervullen.

Degenen die Zijn voormalige vijanden waren, zullen tot Hem komen en vrede met Hem sluiten (Psalm 86: 9,10), en Hij zal hen in Jakob wortelen en hen enten in de Olijfboom, het verbond met Abraham (Romeinen 11: 16-24), en Israël zal zijn als een weelderige wijnstok geworteld in hun land, maar waarvan de vrucht de hele aarde vult.

Jesaja 27:7 Heeft Hij hem - Jacob (Israël) - geslagen zoals Hij hem (de antichrist) geslagen heeft die hem (Jacob (Israël) sloeg? Is hij (Jacob (Israël) gedood zoals zijn gesneuvelden sneuvelden?

In de vorige tekst was Jacob (Israël) het onderwerp en daarom kunnen we ervan uitgaan dat in deze tekst het Jacob (Israël) was die werd geslagen door de moordenaar van de beginne in de gestalte van de antichrist. God heeft ook Israël geslagen, maar met mate en niet ten dode, maar ten leven!

Jeremia 46:28 U dan, wees niet bevreesd, Mijn dienaar Jakob, spreekt YHWH, want Ik ben met u. Ik ga immers een vernietigend einde maken aan alle heidenvolken waarheen Ik u verdreven heb. Aan u echter zal Ik geen vernietigend einde maken. Ik zal u bestraffen met mate, maar u beslist niet voor onschuldig houden.

Dit in tegenstelling tot het doden van de antichrist, die mens waarin de moordenaar van de beginne woning heeft gemaakt: 

2 Thessalonicenzen 2:8 En dan zal de wetteloze geopenbaard worden. De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst;

Jesaja laat in dit Schriftgedeelte profetisch de toekomst zien. Hij spreekt over de oordelen alsof die allemaal al hebben plaatsgevonden, maar het moest nog gebeuren. De verzen Jesaja 27:10-11 gaan vanuit het toekomstperspectief terug naar de tijd van Gods toorn, maar laten zien dat die toorn bedoeld was ten leven. De bruisende en bezongen stad Jeruzalem zou een verlaten wildernis zijn (vers 10). Hier en daar tussen de puinhopen is nog een klein beetje groen te vinden. De droge takken kunnen hoogstens nog dienen om er een vuurtje van te stoken. Het volk had geen inzicht, omdat men het Woord van God niet echt ter harte had genomen. O, en wat is het belangrijk om in onze tijd het Woord ter harte te nemen om te begrijpen wat er nu in de wereld en om ons heen gebeurt! Om de profetieën te lezen die inzicht geven.

Jesaja 27:12 Op die dag zal het gebeuren dat de HEERE de aren zal uitkloppen vanaf de rivier tot aan de Beek van Egypte; en ú, Israëlieten, zult worden opgeraapt, één voor één.

Hier weer “die dag”! Op die dag gaat YHWH het gebied van de Eufraat uitkloppen. Dat wil zeggen de bewoners verwijderen, en de Israëlieten worden daaruit één voor één opgeraapt. De Hebreeuwse taal gebruikt voor de “tot aan de beek van Egypte” de woorden עַד-נַחַל מִצְרָיִם = “tot aan de wadi (naghal) van Egypte”. Dit is de Wadi el-Arish. In deze Bijbeltekst worden de grenzen aangegeven, zoals die in Genesis 15:18 worden beschreven.

Genesis 15:18 Op die dag sloot de HEERE een verbond met Abram, en zei: Aan uw nageslacht heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af tot aan de grote rivier, de rivier de Eufraat:

Hoofdstuk 27 eindigt met de prachtige woorden:

Jesaja 27: 13 Dan zullen zij komen die verloren waren in het land van Assyrië, die verdreven waren naar het land Egypte. En zij zullen zich voor YHWH neerbuigen op de heilige berg in Jeruzalem.

Je ziet hier twee chiastische structuren die elkaar overlappen. Hieruit blijkt dat de dag van het blazen van de grote shofar verbonden is met de verlossing van Assyrië (het hedendaags Noord-Irak valt samen met het Syrische en Turkse grondgebied, het huidige thuisland van de Koerden) en Egypte.

De laatste verzen van een eerder hoofdstuk van Jesaja  laten zie dat Assyrië en Egypte eerder tot bekering komen dan Israël.

Jesaja 19: 23 Op die dag zal er een gebaande weg zijn van Egypte naar Assyrië. De Assyriërs zullen in Egypte komen en de Egyptenaren in Assyrië. De Egyptenaren zullen samen met de Assyriërs de HEERE dienen. 24 Op die dag zal Israël de derde zijn naast Egypte en Assyrië, een zegen in het midden van de aarde. 25 Want de HEERE van de legermachten zal hen zegenen met de woorden: Gezegend zij Mijn volk Egypte, het werk van Mijn handen Assyrië, en Mijn eigendom Israël!

Bekering kenmerkt zich door het weg doen van de zonde. Er staat dat de zonde door God zal worden weggedaan. In de HSV vertaling staat “Hij” met een hoofdletter. Je kunt hier dus spreken van de vervulling van “Grote Verzoendag”

 De uitwerking hiervan is te zien als alles wat tot de afgoderij behoort wordt afgebroken. Zie Jesaja 27:9 de centrale tekst.

Jesaja 27:9 Daarom zal hierdoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden. Dit is de volle vrucht: dat Hij zijn zonde zal wegdoen, wanneer Hij alle altaarstenen zal maken als stukgeslagen kalksteen; geen gewijde paal of wierookaltaar zal blijven staan.

Jesaja 28:1-6

Nu heeft Jesaja het over de situatie in Efraïm, het tienstammenrijk in zijn tijd.  Hij spreekt tot de “trotse kroon”, de regeerders en de rijken van dat gebied.  De upperclass, waar de onderdanen ontzag voor hebben. God heeft Jesaja laten zien hoe de werkelijke situatie is. Ze houden van wijn en feesten en ze worden door Jesaja “dronkaards” genoemd. Zij stellen zich op als de legitieme werkers in Gods wijngaard. Maar God ziet het als “bloedbestuur” (Jesaja 5:7).  

Jesaja vergelijkt hen met een “vroege vijg” die al vóór de tijd van de oogst aan de boom zichtbaar is.
“De oogst” is een metafoor van het toekomstige Messiaanse Rijk, waarvan Efraïm deel zou moeten uitmaken. De (te) vroege oogst wijst op de (onnodige) ondergang van de tien stammen. Degene die opslokt is niet de Wijngaardenier van het zo vruchtbare land van melk en honing (Yahweh), maar een willekeurige voorbijganger (iemand die de rijpe vrucht ontdekt en opslokt); dat is Assyrië, sterk en machtig als een hagelstorm, een storm van verderf.

Je ziet hier de tegenstelling:

Efraïm: de trotse kroon, dronkaards, een verwelkende bloem, een schitterend sieraad op het hoofd van hen die het niet waard zijn (vers 1)

YHWH van de legermachten: zal “op die dag” een schitterende kroon en sierlijke krans zijn voor het overblijfsel van Zijn volk: een Geest van het recht en kracht (vers 5 en 6)

Jesaja 29: 7-13 

Jesaja heeft het in vers 7 en 8 tegen de leiders van Juda. Ze zijn er bijna erger aan toe dan de leiders van Efraim (vers 1-6) Ze zwalken over de weg door het drinken van wijn. Zo heeft het Woord dat ze moeten spreken geen kracht, integendeel. Hoe kan God dan door Zijn dienstknechten spreken tot hen die nog moedermelk nodig hebben? Ze kunnen niet meer rechtspreken, hun tafels en vloeren zijn ondergekotst. Het is een aanfluiting voor de dienst aan Yahweh.

In vers 9 en 10 komen die leiders van Juda aan het woord en ze kunnen Jesaja niet meer volgen. Ze snappen Gods boodschap niet meer. Het is geleuter in hun ogen. Zij vinden zich zelf ver boven de boodschap van Jesaja verheven. In feite zijn de leiders van Jeruzalem ongelovigen ze verstaan Gods Woord als een soort "bla, bla, bla", (‘Tsav latsav, tsav latsav, kav lakav, kav lakav, NBV). Hun hart is toegesloten voor wat God wil zeggen. Die Jesaja, wat denkt hij wel van zichzelf, die heeft altijd wel wat aan te merken…. Hij heeft het alleen maar over geboden, geboden…..  Dat Gods geboden heil brengen hebben ze niet door.  Omdat ze in dienst van de satan staan kunnen ze die geboden alleen maar als last zien. Het is het tegenovergestelde van hoe David de geboden in Psalm 119 beschrijft: in 176 verzen prijst en dankt Hij God voor Zijn geboden.

 

Psalm 119:97 Hoe lief heb ik Uw wet! Hij is heel de dag mijn overdenking.
De geboden die voor David een verlustiging zijn, die zijn een doodsgeur voor de leiders van Juda:

2 Korinthe 2:15-16 Want wij zijn voor God een aangename geur van Christus, onder hen die zalig worden en onder hen die verloren gaan; voor de laatsten een doodsgeur, die leidt tot de dood, maar voor de eersten een levensgeur, die leidt tot het leven. Maar wie is tot deze dingen bekwaam?

 

Het oordeel is dan ook dat de Assyriërs met een belachelijke, onverstaanbare taal vanuit de tempel en in het land de dienst gaan uitmaken. De Joden zullen achterovervallen, verpletterd worden, verstrikt raken en gevangen worden (vers 13).  Zo zal God tot dit volk spreken, in de hoop dat ze gaan inzien dat de weg die ze zijn ingeslagen tot de dood leidt en zij zich bekeren.

 

   Omdat u zegt: Wij hebben

           een VERBOND gesloten MET DE DOOD,

      en met het rijk van de dood

       zijn wij een verdrag aangegaan,

wanneer de alles wegspoelende gesel voorbijtrekt,

      komt hij niet bij ons,

       want van de leugen hebben wij ons toevluchtsoord gemaakt

                en in het bedrog hebben wij ons verborgen.

        Jesaja 28:15

 

Bovenstaand vers valt eigenlijk buiten het gedeelte van het leesrooster. Maar omdat het zo belangrijk is in deze tijd, wil ik daaraan nog even aandacht besteden. Ik geloof dat de Abraham akkoorden die Israël onlangs heeft gesloten deel uitmaken van “het verbond met de dood”. Zie deze pagina. Door alle problemen heeft men zijn toevlucht gezocht in de leugen van de omringende landen, die in Psalm 83 genoemd worden. Het kan niet anders, of dit gaat tegen hen werken en zullen ze de gesel genoemd in vers 15 ervaren. Ook de COVID-leugen waarin zij helemaal meegaan en zelfs een leidende rol spelen, zal zich tegen hen keren. Laten we bidden dat zij ter harte nemen wat Jesaja zegt:


Jesaja 27:5 Laat men zich liever aan Mijn macht vastklampen, laat men vrede met Mij sluiten;

vrede moet men met Mij sluiten.

 

Dit is het enige Vredesakkoord dat hen redding zal brengen! Yeshua heeft het hun gezegd en wacht erop dat zij om Hem roepen:

Lukas 19:41, 42 En toen Hij dichtbij kwam en de stad zag, weende Hij over haar.  Hij zei: Och, dat u ook nog op deze uw dag zou onderkennen WAT TOT UW VREDE DIENT! Nu echter is het verborgen voor uw ogen.

Mattheüs 23:39 Want Ik zeg u: U zult Mij van nu af aan niet zien, totdat u zegt:

Gezegend is Hij Die komt in de Naam van de Heere!

 

Jesaja 29: 22-24

Bij het haftara gedeelte van Sjemot horen ook nog de verzen 22 en 23 van Jesaja 29. (en ik voeg er even iets meer van dat hoofdstuk aan toe). Het gaat hier weer over “op die dag”. Wat gebeurt er dan veel. Het herstel “Tikoen Olam” wat mensen tevergeefs willen bereiken krijgt uitsluitend gestalte als YHWH zelf de regie heeft. Israël zal een zegen zijn voor de volken in het midden der aarde!
Van Israël wordt gezegd “Mijn eigendom”, want de basis van zegen voor het overblijfsel van Israël, het zaad van Jacob is het verbond dat YHWH met Abraham heeft gesloten en dat uitliep op het ultieme Zaad van Abraham, Izak en Jacob: Yeshua HaMashiach.

                                                                                        Jesaja 29: 13

                                                                         Op die dag zal het gebeuren

                                                             dat op een grote shofar* geblazen zal worden.

                                                Dan zullen zij komen die verloren waren in het land van Assyrië,

                                                                die verdreven waren naar het land Egypte.

                                                                   En zij zullen zich voor YHWH neerbuigen

                                                                            op de heilige berg in Jeruzalem.

* in dE Bijbelvertaling wordt het woord “bazuin” gebruikt, maar in de Hebreeuwse grondtekst staat:

“een grote shofar -  שׁוֹפָר גָּדוֹל - shofar khadol“.

 

Jesaja 29:22-24 Daarom, zo zegt de HEERE tegen het huis van Jakob, Hij Die Abraham heeft verlost:

Nu zal Jakob niet beschaamd hoeven te worden, en nu zal zijn gezicht niet wit wegtrekken, want als hij zijn kinderen ziet, het werk van Mijn handen in zijn midden, dan zullen zij Mijn Naam als heilig erkennen, zij zullen de Heilige van Jakob als heilig erkennen, zij zullen bevreesd zijn voor de God van Israël. Die dwalen in hun geest, zullen tot inzicht komen, wie morren, zullen onderwijzing aanvaarden.

In deze afsluiting van het Bijbelgedeelte zien we dat God tot Zijn doel komt met het overblijfsel van Israël. We hebben in dit gedeelte gelezen over mensen die dwaalden in de geest, die geen inzicht hadden, die alleen maar mopperden. Maar ze zullen de Naam van de Heilige van Jakob ook als heilig erkennen, Hem vrezen en zijn onderwijzing aanvaarden, samen met hun kinderen die Gods werk zijn.

Ida