English & other languages: click here!

Het Kruispunt

Johannes 14:1-7 Laat uw hart niet in beroering raken; u gelooft in God, geloof ook in Mij. 2. In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. 3. En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben. 4. En waar Ik heen ga, weet u, en de weg weet u. 5. Thomas zei tegen Hem: Heere, wij weten niet waar U heen gaat, en hoe kunnen wij de weg weten? 6. Jezus zei tegen hem: Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Niemand komt tot de Vader dan door Mij. 7. Als u Mij gekend had, zou u ook Mijn Vader gekend hebben; en van nu af kent u Hem en hebt u Hem gezien.

‘Wie ben ik?’ ‘Waar ga ik heen?’

 

Dat zijn de grote vragen in het leven van ieder mens.

‘Het leven is een weg’, zeggen we tegen elkaar. Maar gaandeweg komen we erachter dat er heel wat verschillende wegen zijn waarop mensen zich voortbewegen.

‘Het leven moet een doel hebben’, zeggen we tegen elkaar. Maar gaandeweg ervaren we dat er zoveel zogenaamde waarheden zijn, zoveel halve waarheden, maar ook pertinente leugens.

‘Het leven moet geleefd worden’, zeggen we tegen elkaar. En meestal wordt dan bedoeld: je moet veel presteren en vooral veel genieten. Hoe vinden we nu onze weg tussen al die wegen en waarheden?

Gedicht op internet - ondertekend door 'ikke'

 

Plots sta je daar dan op een kruispunt
Een kruispunt in je leven
En je hebt je gps niet bij je
Welke weg ga je kiezen
Is er nog wel een juiste weg?
In gedachten wordt het kruispunt een rotonde
Blijf je oneindig rondjes maken
Bang voor de consequenties van je keuze
Steeds maar denkend welke afslag
De beste keuze is
Je geraakt er niet meer uit
Je neemt dezelfde weg terug
terug naar het verleden
En alles wat bekend is
Je verzoent je met je twijfels
En neemt de draad weer op

De discipelen kenden ook een weg. Van jongs af was hun geleerd dat de thora, de wet van Mozes, de weg was.

Johannes 20:24-29 24 Thomas nu, een van de twaalf, die Didymus heette, was niet bij hen toen Jezus kwam. 25 De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben de Heer gezien! Maar hij zei tot hen: Als ik in zijn handen niet het teken van de nagels zie en mijn vinger steek in het teken van de nagels en mijn hand steek in zijn zijde, zal ik geenszins geloven. 26 En na acht dagen waren zijn discipelen weer binnen en Thomas bij hen. Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren, ging in het midden staan en zei: Vrede zij u! 27 Daarna zei Hij tot Thomas: Breng je vinger hier en zie mijn handen, en breng je hand en steek die in mijn zijde, en wees niet ongelovig maar gelovig. 28 Thomas antwoordde en zei tot Hem: Mijn Heer en mijn God! 29 Jezus zei tot hem: Omdat je Mij hebt gezien, heb je geloofd? Gelukkig zij die niet gezien en toch geloof hebben.

Nu staan ze daar, de discipelen en Jezus, vlak voordat Jezus zal sterven. Ze staan op een onzichtbaar kruispunt. Christus weet wat zijn weg zal zijn: de weg naar de dood door verraad. En door de dood heen naar zijn Vader (v. 2).

Tomas doet zich in Joh. 14:5 kennen als zwaarmoedig, zonder hoopvol uitzicht. Hij weet niet waar Jezus naartoe gaat. Hij, de twijfelaar, blijft steken op het kruispunt. Misschien heeft hij verwacht dat Jezus hem een gedachte of een filosofie, een standpunt zou geven, zodat hij een klein beetje zekerheid zou hebben. Jezus zegt: ‘Die zekerheid, dat ben Ik’ (Joh.14:6). Voor het besef van Tomas begaf Jezus Zich juist op een doodlopende weg.
Thomas dan, genaamd Didymus, zeide tot zijn medediscipelen: Laat ons ook gaan, opdat wij met Hem sterven.            Johannes 11:16

En hij kreeg gelijk, want 24 uur later was Jezus ook echt dood. Maar juist deze twijfelaar zal de waarheid van Jezus’ levensweg daarna ten volle begrijpen.

Johannes 20:24-29 24 Thomas nu, een van de twaalf, die Didymus heette, was niet bij hen toen Jezus kwam. 25 De andere discipelen dan zeiden tot hem: Wij hebben de Heer gezien! Maar hij zei tot hen: Als ik in zijn handen niet het teken van de nagels zie en mijn vinger steek in het teken van de nagels en mijn hand steek in zijn zijde, zal ik geenszins geloven. 26 En na acht dagen waren zijn discipelen weer binnen en Thomas bij hen. Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren, ging in het midden staan en zei: Vrede zij u! 27 Daarna zei Hij tot Thomas: Breng je vinger hier en zie mijn handen, en breng je hand en steek die in mijn zijde, en wees niet ongelovig maar gelovig. 28 Thomas antwoordde en zei tot Hem: Mijn Heer en mijn God! 29 Jezus zei tot hem: Omdat je Mij hebt gezien, heb je geloofd? Gelukkig zij die niet gezien en toch geloof hebben.

Door de dood heen wordt de weg naar het Vaderhuis opengebroken. Door Jezus, die de Weg, de Waarheid en het Leven is (Joh. 14:6).

Handelingen 4:12 En de zaligheid is in geen ander, want er is onder de hemel geen andere Naam onder de mensen gegeven waardoor wij zalig moeten worden.

Jezus is dè Weg tot de Vader. Daarom is Hij ook de Waarheid en het Leven. Hij is de Weg naar Waarheid en Leven, of: de Weg tot het ware leven, het leven met God. Dàt is ons levensdoel. Dan dwalen of verdwalen we niet. Op God kunnen we aan, op Jezus ook (Joh.14:1). Zo bewandelen we de weg van de hoop. De weg naar het Vaderhuis (Joh.14:3).

Dit vers behoort tot de bekendste van de Bijbel. En velen menen dat Jezus Zijn discipelen hier vertelt dat er in de hemel plaats is voor heel veel gelovigen, dus hoeven zij niet bang te zijn dat er voor hen geen plaats is.

Wie de zin zo leest, meent dat met ‘het huis van Mijn Vader’ de hemel wordt bedoeld: daar ‘woont’ God immers. Maar in het OT slaat het woord ‘huis’, in verband met God, altijd op de tempel. In zijn inwijdingsgebed spreekt Salomo voortdurend van ‘dit huis’ (1 Koningen 8). 

Hij duidt de hemel aan als ‘de vaste plaats uwer woning’ (1 Koningen 8:39), of ‘uw woonplaats’ (NBV), maar nooit als ‘uw huis’. Ook in het NT wordt ‘huis’ gebruikt voor de tempel; bijv.: ‘Mijn huis moet een huis van gebed zijn, maar jullie maken er een rovershol van’ (Mattheüs 21:13). En als ‘het huis van mijn Vader’ vinden we het maar twee keer. De eerste bij Johannes (Johannes 2:16), dus ook van de tempel, en de tweede keer bij Johannes 14:2 Het ligt dus voor de hand dat het ook daar over de tempel gaat. De woningen of verblijfsplaatsen waren bestemd voor de priesters die dienst deden in de tempel.

De NBV vertaalt het dan ook terecht met ‘kamers’. Jezus zegt dus feitelijk: In de tempel is plaats voor veel priesters. Dat betekent dat zij in Zijn Koninkrijk allen een priesterlijke functie zullen krijgen. Zoals Johannes ons later vertelt in de Openbaring: “(Jezus) heeft een koninkrijk uit ons gevormd en ons gemaakt tot priesters voor God, zijn Vader” (Openbaring 1:6).

Jezus zegt niet dat Hij in de hemel een logeerkamer in orde gaat maken. Taalkundig zou dat nog kunnen, maar dat bedoelt Hij niet: het gaat immers om een tempelfunctie, ook al is dat overdrachtelijk bedoeld. Hij zegt dat Hij bij Zijn Vader die priesterlijke functie ‘in orde gaat maken’. Dat is mogelijk geworden omdat Jezus als Hogeprister, in de ordening van Melchizedeq, met Zijn bloed verzoening heeft gedaan in het hemelse Heilige der Heiligen. Op aarde mochten de functies van priester en koning niet samengaan. Zoals Hij al eerder had gezegd dat Hij bij het oordeel tot de getrouwen zal zeggen: “Kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondvesting van de wereld voor jullie bestemd (in orde gemaakt) is” (Matteüs 25:34), en: “Wie er (in Mijn Koninkrijk) rechts of links van mij zal zitten, kan ik niet bepalen, die plaatsen behoren toe aan hen voor wie ze zijn bestemd (gereedgemaakt).” (Markus 10:40). Daarna, zegt Hij, zal Hij terugkomen en hen ‘tot Zich nemen’. De vertaling ‘meenemen’ van de NBV is hier pertinent onjuist; want als er iets duidelijk is, is het wel het feit dat Jezus, na Zijn wederkomst, op aarde over Zijn Koninkrijk zal regeren, en niet vanuit de hemel. Hij gaat na Zijn wederkomst dus ook niet meteen weer daarheen terug. Wat Hij zegt is dat Hij ze ‘tot Zich zal nemen’, zoals bijvoorbeeld Jozef op Gods bevel de zwangere Maria als vrouw tot zich nam (Matthëus 1:20).

Wat Jezus Zijn discipelen hier vertelt is daarom, vrij vertaald:

Wees niet ongerust, maar vertrouw op God en op Mij. In de tempel van Mijn Vader is plaats voor veel priesters; waarom zou Ik anders gezegd hebben dat Ik daar een priesterschap voor jullie in orde zou maken? Wanneer Ik dan naar mijn Vader ben gegaan en dat voor jullie in orde gemaakt heb, kom Ik terug. Dan zal Ik jullie daar bij Mij je plaats geven, en dan zullen jullie (voor eeuwig) daar zijn waar Ik Zelf ben.

En die laatste zin mag u dan ook nog lezen als:

‘Dan zullen jullie net zo’n relatie met Mijn Vader hebben als Ik zelf heb.’

En dat ‘hemelse Jeruzalem’? Het ‘heilige der heiligen’ in de tabernakel en de tempel was een symbolische afbeelding van de hemelse werkelijkheid. In Salomo’s tempel was dat 20 x 20 x 20 el. In de ‘nieuwe tempel’ is dat in alle richtingen 12.000 stadiën (een stadië is ca. 185 m). Maar die nieuwe tempel bestaat uit gelovigen, die daarvan de levende stenen zijn (1 Petrus 2:5), of de zuilen (Openbaring 3:12). 

Het getal 12 heeft een vaste symbolische relatie met Israël. Het hemelse Jeruzalem is een geestelijke werkelijkheid, waarvan de levende stenen de gelovigen zijn die zijn overkleed met hun verheerlijkte geestelijke lichaam. Dus het gaat hier over het (symbolische) aantal van de verlosten, en echt niet over de afmetingen van de hemel.

2 Korinthe 5:2 Want in deze tent zuchten wij ook, en verlangen wij er vurig naar met onze woning die uit de hemel is, overkleed te worden, 3. als wij maar bekleed en niet naakt zullen bevonden worden. 4. Want ook wij, die in deze tent zijn, zuchten terwijl we het zwaar te verduren hebben; wij willen immers niet ontkleed, maar overkleed worden, zodat het sterfelijke door het leven wordt verslonden.


Welke weg kies je? De weg van de wereldse wijsheid of die van de wijsheid van God, die eeuwig LEVEN inhoudt. Er is opstanding uit de dood en we ontvangen een geestelijk, verheerlijkt lichaam, waarmee we onze God verheerlijken!

Spreuken 8:1-2 Roept Wijsheid niet en laat Inzicht Haar stem niet klinken? 2. Op de top van hoogten, langs de weg, op een kruispunt van paden, staat Zij.


De Geliefde Zoon van God was het Kruispunt waardoor we op de goede weg terechtkwamen. Hij redde ons van de verkeerde weg en brengt ons naar Zijn Rijk, Zijn Koninkrijk!  De zonden zijn vergeven door Zijn offer aan het Kruishout!

 

Matteüs 6:10 NBG51 Uw Koninkrijk kome; Uw wil geschiede, gelijk in de hemel alzo ook op de aarde.

De schepping van Adam gebeurde op de zesde dag van de scheppingsweek. God nam stof der aarde en formeerde daaruit een man (Gen 2:7). God blies de adem van het leven in het geformeerde lichaam en zo werd Adam tot een levende ziel.

De naam ‘Adam’ betekent "De aardse", overeenkomstig het feit de Here God de mens vormde uit het stof van de aarde.

1 Kor. 15:47  De eerste mens is uit de aarde, stoffelijk, de tweede mens is uit de hemel. (Telos)

Efeziërs 2:11-22 NBG51 Bedenkt daarom dat gij, die vroeger heidenen waart naar het vlees, en onbesneden genoemd werdt door de zogenaamde besnijdenis, die werk van mensenhanden aan het vlees is, dat gij te dien tijde zonder Christus waart, uitgesloten van het burgerrecht Israëls en vreemd aan de verbonden der belofte, zonder hoop en zonder God in de wereld. Maar thans in Christus Jezus zijt gij, die eertijds veraf waart, dichtbij gekomen door het bloed van Christus. Want Hij is onze vrede, die de twee één heeft gemaakt en de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken heeft, doordat Hij in zijn vlees de wet der geboden, in inzettingen bestaande, buiten werking gesteld heeft, om in Zichzelf, vrede makende, de twee tot één nieuwe mens te scheppen, en de twee, tot één lichaam verbonden, weder met God te verzoenen door het kruis, waaraan Hij de vijandschap gedood heeft. En bij zijn komst heeft Hij vrede verkondigd aan u, die veraf waart, en vrede aan hen, die dichtbij waren; want door Hem hebben wij beiden in één Geest de toegang tot de Vader. Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest.

Jur