English & other languages: click here!

2 Koningen 7:1-20 belegering Samaria

In dit bijzondere Bijbelgedeelte was Samaria in grote nood gekomen. Een vijandelijk Syrisch leger had Samaria belegerd met het doel de stad door uithongering tot overgave te dwingen. De Syriërs hadden hun positie rondom de stad Samaria ingenomen, zodat er niemand meer in of uit kon gaan. Er was dus geen aanvoer van voedsel en het  nog beschikbare voedsel  werd verkregen door het slachten van de overgebleven dieren en werd voor woekerprijzen verkocht. Men betaalde 80 shekel zilver, dat is zo’n kilo zilver, voor een ezelskop en dat was nog wel van een onrein dier.    

In zo’n kop zit niet veel vlees. Men at ook duivenmest en  betaalde er grof geld voor.  Het was zelfs zo dat men al een van de kinderen had genomen om op te eten. Zie 2 Kon.6:28 en 29. 

Als Israël te lijden kreeg onder vijandelijke machten en hongersnood had dit altijd te maken met ongehoorzaamheid aan de Tora, waarover de vloek was uitgesproken:    

Deuteronomium 28:15 Daarentegen zal het gebeuren, als u de stem van de HEERE, uw God, niet gehoorzaam bent door al Zijn geboden en Zijn verordeningen, die ik u heden gebied, nauwlettend te houden, dat al deze vervloekingen over u zullen komen en u zullen treffen: ……. 

Deuteronomium 28:25 De HEERE zal geven dat u door uw vijanden verslagen wordt; over één weg zult u tegen hen uittrekken, maar over zeven wegen zult u voor hem wegvluchten. U zult een schrikbeeld worden voor alle koninkrijken van de aarde.

Joram, de koning had dan wel zijn kleren gescheurd en droeg daaronder een rouwgewaad, maar dat betekende nog niet dat hij berouwvol naar God was. Hij was een zoon van Achab en Izebel en net zoals dit koningspaar de schuld van onheil aan Elia gaf, gaf Joram de schuld aan Elisa. Hij was boos op Elisa, die eerder de Syrische soldaten, die door God met blindheid waren geslagen, naar Samaria voerde en hen daar van eten en drinken voorzag.  (2 Kon. 6:8-23) De koning had zelfs iemand naar het huis van Elisa gestuurd om hem te onthoofden.  Maar Elisa had de deur bijtijds afgesloten en de bode de profetie meegegeven:

“Hoor het woord van YHWH. Zo zegt YHWH: Morgen omstreeks deze tijd zal in de poort van Samaria een maat meelbloem verkocht worden voor een zilveren sikkel,  en twee maten  gerst voor een sikkel.”  2 Kon. 7:1

De koning geloofde de profetie niet en Elisa gaf hem te kennen dat de koning geen deel zou hebben aan deze zegening.

En dan komen in deze geschiedenis de vier melaatse (tza’arat) mannen in beeld. Dit gedeelte uit 2 Koningen is gekoppeld aan de parasha Metzora, waarin het over melaatsheid gaat.  Deze mannen leefden dus in afzondering, omdat zij onrein waren.  Het is ook de vraag of in die tijd van Baäl verering de reinigingswetten uit Leviticus 14 en 15 nog wel werden toegepast.   Deze mannen  verbleven buiten de stadsmuren in het gebied tussen de stad en het beleg van de vijand. 

Ook hun leven was in gevaar vanwege de hongersnood en daarom wilden ze zich overgeven aan de vijand, met het risico dat ze gedood zouden worden. Als ze het niet deden zouden ze ongetwijfeld van honger sterven. Maar zij ontdekken dat de vijanden weggevlucht zijn en alles hadden achtergelaten.
In de legertenten was overvloed van voedsel aanwezig.

2 Koningen 7: 6 De Heere had het leger van de Syriërs namelijk een geluid laten horen van strijdwagens en een geluid van paarden – het geluid van een groot leger – zodat zij tegen elkaar zeiden: Zie, de koning van Israël heeft de koningen van de Hethieten en de koningen van de Egyptenaren tegen ons ingehuurd om ons aan te vallen.

Eerst gaan deze melaatse mannen  zichzelf tegoed doen aan voedsel en realiseren zich vervolgens dat  ze de bewoners van de stad moeten inlichten. God gebruikte deze verstoten mannen als boodschappers van het goede nieuws.

Ja, en toen kwam de profetie, die Elisa namens YHWH had uitgesproken, tot vervulling. Ineens was er een overmaat aan voedsel voor al die hongerige magen.  De mensen verdrongen zich bij de poort om voedsel te bemachtigen, waarbij de officier van de koning onder de voet gelopen werd. Hij werd vertrapt en stierf.  Koning Joram werd enige tijd later gedood door Jehu die hem ervan beschuldigde in de voetsporen te gaan van zijn moeder Izebel.  (2 Koningen 9:22)

Het is een nogal vreemd lijkende centrale as van dit Bijbelgedeelte. Maar er valt wel iets uit te leren. God is bij machte een situatie zo bovennatuurlijk om te buigen, dat iets wat menselijkerwijs onmogelijk lijkt, als men de moed bijna op zou geven, ineens blijkt de situatie door God  juist ten goede gekeerd te zijn.

Vooral nu we in een tijd leven dat het antichristelijk rijk wordt voorbereid en ingericht, mogen we dit voor ogen houden. Ook in onze tijd is er sprake van een dreigende voedselschaarste en stijgende prijzen van levensmiddelen.

Koning Joram van Israël was geen godvruchtige koning, maar Israël’s vorst  was in de ogen van de heidenen wel  iemand waarmee je rekening moest houden. Hoeveel te meer zullen de volken beven als Yeshua de Koning van Israël zal zijn. En was het niet deze hemelse Koning van Israël die op onzichtbare wijze achter de coulissen Zijn volk te hulp kwam?

Er zijn ongetwijfeld gelovigen geweest in Samaria die God om hulp hebben gesmeekt. Koning Joram echter  bleek verstard te zijn in ongeloof en moest sterven.

Zulke situaties zijn er vaker geweest. Toen het volk Israël voor de Rietzee stond met aan weerszijden hoge bergen en achter hen het leger van de Farao, leek alles verloren. Maar God baande een weg door de zee.

Toen Yeshua gekruisigd werd leek het voor degenen die Hem volgden een verloren zaak. Satan leek machtiger te zijn. Maar toen kwam de opstanding van Yeshua en bleek satan en de macht van de zonde  verslagen te zijn en de dood overwonnen.  

De officier en woordvoerder van koning Joram had schamper gereageerd op de profetie van Elisa met “al maakt YHWH sluizen in de hemel – hoe zou dit kunnen gebeuren?” Hij sprak openlijk zijn ongeloof uit over de almacht van God.  Die “sluizen in de hemel” zijn vaker ter sprake gekomen in Gods Woord.  Meestal ging het dan over “oordeel”, zoals bij de zondvloed. In Jesaja 24:18 wordt de uitdrukking gebruikt voor het oordeel aan het eind van de tijden:

“Want de sluizen in de hoogte worden geopend en de fundamenten van de aarde zullen beven.”  

De uitdrukking kan ook ten goede worden gebruikt, zoals in latere tijden Maleachi dit namens God  profeteerde:

Maleachi 3: 10 Breng al de tienden naar het voorraadhuis, zodat er voedsel in Mijn huis is. Beproef Mij toch hierin, zegt de HEERE van de legermachten, of Ik niet de vensters van de hemel voor u zal openen, en zegen over u zal uitgieten, zodat er geen schuren genoeg zullen zijn.

In deze profetie zien we weer de uitwerking van de aangekondigde zegen en vloek in

Deuteronomium 28: 2 en al deze zegeningen zullen over u komen en u bereiken, wanneer u de stem van de HEERE, uw God, gehoorzaam bent.

Dat Samaria gered werd was niet omdat het hart van de koning en het volk gericht was op de gehoorzaamheid aan YHWH. Integendeel, het was pure GENADE vanuit het verbond met Abraham, Izak en Jacob. Want ook in het eerste testament is God een God van genade:

Exodus 34:6  HEERE, HEERE, God, barmhartig en genadig, geduldig en rijk aan goedertierenheid en trouw, 7 Die goedertierenheid blijft bewijzen aan duizenden, Die ongerechtigheid, overtreding en zonde vergeeft, maar Die de schuldige zeker niet voor onschuldig houdt en de ongerechtigheid van de vaders vergeldt aan de kinderen en kleinkinderen, tot in het derde en vierde geslacht.

De “sluizen van de hemel” gingen ook open toen Israël door de woestijn op weg was naar het Beloofde Land. Het werd gevoed met het manna, het brood uit de hemel.

Johannes 6:  31 Onze vaderen hebben het manna gegeten in de woestijn, zoals geschreven is: Hij gaf hun het brood uit de hemel te eten. 32 Jezus dan zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Niet Mozes heeft u het brood uit de hemel gegeven, maar Mijn Vader geeft u het ware brood uit de hemel. 33 Want het brood van God is Hij Die uit de hemel neerdaalt en aan de wereld het leven geeft. 34 Zij zeiden dan tegen Hem:  Heere, geef ons altijd dat brood. 35 En Jezus zei tegen hen:

Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben. 

Ida