English & other languages: click here!

Ezra 2 - Namen terugkerende ballingen

In dit hoofdstuk lezen we over de terugkeer van het Joodse volk uit de ballingschap. De Babylonisch/Perzische ballingschap was Gods getrouwe tuchtiging van Zijn dwalende volk. Hij had hen gewaarschuwd dat Hij hen onder de volken zou verstrooien als ze zouden volharden in hun ongehoorzaamheid (Deut. 28:64). God gebruikte de goddeloze Babyloniërs om Zijn volk op te voeden, te beproeven en om hen de leegte van afgoderij te laten zien. Israël had de sabbat niet trouw gehouden, en dus verdreef God hen uit het land voor 70 sabbatsjaren (2 Kron. 36:21) om hen het belang van gehoorzaamheid aan Zijn Woord te leren.. De schrijver van Ezra heeft opvallend veel lijsten en officiële documenten in het boek verwerkt. Behalve de afkondiging van Kores in Ezra 1 zijn al deze documenten in het Aramees geschreven. Het Aramees was de officiële voertaal van het Perzische rijk.


Ezra 2:1-2 Dit zijn de bewoners van het gewest die optrokken uit de gevangenschap van de ballingen die Nebukadnezar, de koning van Babel, in ballingschap had gevoerd naar Babel, en die terugkeerden naar Jeruzalem en naar Juda, ieder naar zijn eigen stad, 2. die meekwamen met Zerubbabel, Jesua, Nehemia, Seraja, Reëlaja, Mordechai, Bilsan, Mispar, Bigvai, Rehum en Baëna. Dit is het aantal mannen van het volk Israël:

Dit zijn de bewoners van het gewest die optrokken uit de gevangenschap van de ballingen....... Deze ballingen waren door Nebukadnezar naar Babel gedeporteerd, welk land intussen een provincie was geworden van het Perzische rijk waarvan Kores de koning was. De tijd was gekomen om terug te keren naar hun oorspronkelijke gebied Juda en Jeruzalem. Dit was het 'overblijfsel' waarover Jeremia geprofeteerd had (Jeremia 23:2).

die meekwamen met Zerubbabel, Jesua, Nehemia, Seraja, Reëlaja, Mordechai, Bilsan, Mispar, Bigvai, Rehum en Baëna......we zien in deze rij enkele bekende namen, maar Nehemia is hier niet de Nehemia van het gelijknamige Bijbelboek en Mordechai is niet dezelfde als de oom van Esther. Zerubbabel (zaad van Babylonië), nazaat van Koning David, was de kleinzoon van Jojachin , de laatste koning van Juda. (597) Hij was de zoon van Sealtiël. (Haggaï 1:12) Zerubbabel was een tijdlang stadhouder in Jeruzalem. In het boek Ezra wordt hij ook Sesbazar genoemd (Ezra 1:8; Ezra 5:16).

De naam Jesua wordt in de vertaling van Zacharia als Joshua geschreven. Het is de zoon van Jozadak en in Zacharia zien we hem als de hogepriester wiens vuile kleding wordt verwisseld voor een rein gewaad (Zacharia 3:4). Hij en Zerubbabel vormen de twee olijftakken naast de olieschaal in Zacharia 4:11-14.

Ezra 2:3-35 de nakomelingen van......

· Paros betekent vlo .

· Sefatja betekent dat Jahweh heeft geoordeeld .

· Arah betekent wilde os .

· Zakkai betekent puur of is een verkorte vorm van Zacharia .

· Bani is een verkorte vorm van Benaiah , wat betekent dat Jahweh heeft gebouwd .

· Bebai betekent pupil van het oog .

· Azgad betekent dat Gad sterk is .

· Adonikam betekent mijn Heer is opgestaan .

· Adin betekent wellustig .

· Ater betekent linkshandig .

· Bezai is een verkorte vorm van Bezaleel en betekent in de schaduw van God .

· Jorah betekent herfstregen .

· Hasum betekent brede neus .

· Gibbar betekent sterke man .

In Ezra 2:21-35 worden verschillende woonplaatsen genoemd waar de families oorspronkelijk vandaan kwamen. Alle genoemde plaatsen liggen dicht bij Jeruzalem. Zie het kaartje hieronder.

Ezra 2: 40-42 De Levieten: de nakomelingen van Jesua en Kadmiël, van de nakomelingen van Hodavja: vierenzeventig. 41. De zangers: de nakomelingen van Asaf: honderdachtentwintig. 42. De nakomelingen van de poortwachters: de nakomelingen van Sallum, de nakomelingen van Ater, de nakomelingen van Talmon, de nakomelingen van Akkub, de nakomelingen van Hatita, de nakomelingen van Sobai: in totaal honderdnegenendertig.

Het totale aantal Levieten was aanzienlijk minder dan het aantal priesters dat terugkeerde. Dit betekent dat een verhoudingsgewijs klein percentage van de Levieten terugkeerde uit Babylon. Bij een telling in Numeri 4 zijn er 8.580 Levieten tussen de 30 en 50 jaar oud. Een enorm aantal, zeker als we het vergelijken met de drie priesters die er tijdens de woestijnperiode waren. Hier in Ezra gaan er bijna tien keer zoveel priesters terug dan dat er Levieten terug gaan.

Nu weten we dat de ballingschap plaatsvond vanwege de wijd verspreide afgodendienst. Het waren vaak de Levieten die voorgingen in de aanbidding op de offerhoogten, verspreid over de heuvels rondom Jeruzalem en Juda.  Dat lezen we in Ezechiël 44:10-14. Deze Levieten konden die praktijk voortzetten in het afgodische Babel. Het zuiverende vuur van loutering door de ballingschap maakte scheiding tussen de afgodische Levieten en de Levieten die afstamden van Zadok en YHWH trouw bleven. Daarom keerden er maar een overblijfsel van de Levieten terug naar het Beloofde Land.

In zowel Ezra als Nehemia wordt de lijst [van Nethinim] onmiddellijk gevolgd door die van de dienaren van Salomo. De taken van deze dienaren waren vergelijkbaar met, misschien zelfs nederiger dan, die van de Nethinim. Deze dienaren van Salomo blijken afstammelingen te zijn van de Kanaänieten die Salomo in dienst had bij de bouw van zijn tempel (1 Kon. 5:15).

Ezra 2:59-63 En dit waren degenen die optrokken uit Tel Melah, Tel Harsa, Cherub, Addan en Immer, maar die niet konden vertellen wie hun familie en wat hun afkomst was, of zij van Israël waren: 60. de nakomelingen van Delaja, de nakomelingen van Tobia, de nakomelingen van Nekoda: zeshonderdtweeënvijftig; 61. en van de nakomelingen van de priesters: de nakomelingen van Habaja, de nakomelingen van Hakkoz en de nakomelingen van Barzillai, die een vrouw genomen had uit de dochters van Barzillai uit Gilead, en naar hun naam genoemd was. 62. Dezen zochten naar hun inschrijving onder hen die in het geslachtsregister waren ingeschreven, maar zij werden niet gevonden; daarom werden zij als onrein van het priesterschap geweerd. 63. En Zijne Excellentie zei tegen hen dat zij niet van de allerheiligste dingen mochten eten, totdat er een priester zou aantreden met de urim en met de tummim.

Onder degenen die terugkeren, zijn mensen die niet kunnen bewijzen dat ze Israëlieten zijn. Onder hen zijn ook priesters. Er zijn geslachten die zeggen dat ze priesterrechten hebben, maar kunnen geen bewijsstukken overleggen. Deze priesters mogen voorlopig hun werk niet doen en niet eten van het voedsel dat aan God is gewijd (Numeri 18:8-20). Een zekere HaTirsatha הַתִּרְשָׁתָא (Perzische titel , volgens Nehemia 8:9-10 in het Hebreeuws geschreven, is dat Nehemia)  besliste dat God om raad gevraagd moet worden. Volgens Ezra 2:63 (Nehemia 7:65) moest een beslissing wachten totdat een hogepriester toestemming zou hebben om de Urim en Tummim te gebruiken, een middel om Gods wil vast te stellen. Er zijn ook aanwijzingen dat Zerubbabel de titel HaTirsatha droeg. De hier gebruikte HSV vertaling heeft de titel “zijne Excellentie” gebruikt, die mogelijk aan meerdere personen tegelijkertijd of opeenvolgend werd toegekend.

Ezra 2:64-67 De hele gemeente bijeen: tweeënveertigduizend driehonderdzestig, 65. afgezien van hun slaven en hun slavinnen: dat waren er zevenduizend driehonderdzevenendertig, en zij hadden tweehonderd zangers en zangeressen. 66. Hun paarden: zevenhonderdzesendertig; hun muildieren: tweehonderdvijfenveertig. 67. Hun kamelen: vierhonderdvijfendertig; hun ezels: zesduizend zevenhonderdtwintig.

Het totaal van teruggekeerde mannen komt op 42.360. Hetzelfde aantal wordt vermeld in Nehemia 7:66. Als som van de afzonderlijke getallen komt Ezra niet hoger dan 29.818 en Nehemia tot 31.089. Daarbij opgeteld komen dan nog de vrouwen, de kinderen, de knechten, de dienstmeisjes, de zangers en de zangeressen. Deze laatsten zijn ‘gewone’ musici in tegenstelling tot de zangers in de dienst van God (Ezra 2:41). Het bezit van knechten, dienstmeisjes en rijdieren laat zien dat velen een zekere mate van rijkdom hebben verkregen.

Ezra 2:68 En sommigen van de familiehoofden gaven, toen ze aankwamen bij het huis van de HEERE, Die in Jeruzalem woont, vrijwillig voor het huis van God, om het op zijn oorspronkelijke plaats te doen staan. 69. Naar hun vermogen gaven zij voor de schatkamer ten behoeve van het werk: eenenzestigduizend drachmen aan goud, vijfduizend ponden aan zilver en honderd onderkleden voor priesters. 70. De priesters, de Levieten, sommigen van het volk, de zangers, de poortwachters en de tempeldienaren woonden in hun steden, en heel Israël woonde in zijn steden.

Toen de groep in Juda aankwam, gaven sommige familiehoofden vrijwillig goud, zilver en priestermantels voor de herbouw van de tempel en het herstel van de tempeldienst. Hiermee toonde men hun toewijding aan YHWH.

De priesters, Levieten en degenen die bij hen waren, konden zich weer in hun voormalige priestersteden en Levietensteden vestigen (Jozua 21).

Meer dan zeventig jaar geleden, tijdens het beleg van Jeruzalem had God tegen Jeremia gezegd dat hij de voorouderlijke eigendommen van zijn familie in Anathoth moest terugkopen als een getuigenis dat "er  weer huizen en akkers en wijngaarden gekocht zullen worden in dit land" (Jer. 32:6-15). Ezra's lijst vermeldt 128 mannen uit het dorp Anathoth (2:23) die terugkeren naar het land. Dus deze lijst onderstreept de profetie van Jeremia, die we in Ezra 1:1-4 lazen, dat de terugkeer naar het land tot stand kwam omdat YHWH de geest van de heidense koning Kores opwekte om Zijn woord te vervullen (Ezra 1:1-4). Gods trouw is de belangrijkste les die we uit een 'saai hoofdstuk als dit' tot ons kunnen nemen. Zoals steeds weer blijkt, gaat God verder met een overblijfsel van hen die Hem liefhebben en Zijn wil zoeken. Maar die rest, dat overblijfsel wordt in Ezra en Nehemia steeds genoemd: geheel Israël, heel het volk.

Jur en Ida