English & other languages: click here!

Ezra 4 - Tegenstand bij tempelbouw

Hoofdstuk 4 geeft een overzicht van de tegenstand die de teruggekeerde ballingen hebben ondervonden bij de herbouw van de tempel allereerst, en later ook bij de herbouw van de stad Jeruzalem.  Niet alleen in de tijd van Zerubbábel en Jésua, maar ook tijdens de regering van koning Xerxes en in de tijd van Ezra zelf. De chronologische volgorde klopt net in dit Bijbelboek. Dit hoofdstuk loopt vooruit op de volgende hoofdstukken en sluit aan bij hoofdstuk 7.

In vs.1-5 lezen we gebeurtenissen uit de tijd van koning Kores, die tot 530 voor Chr. regeerde en vervolgens komen in de vs.6-23,  (je zou kunnen zeggen tussen haakjes): de gebeurtenissen uit de tijd van koning Ahasveros en van koning Arthasastha, die regeerde van 465-424 voor Chr.

Het aanbod van de Samaritanen om te helpen bij de bouw van de tempel, blijkt een list te zijn omdat het een compromis inhield met semi-afgodendienaren. Uiteindelijk wisten de vijandige Samaritanen de bouw van de tempel stil te leggen.  


Ezra 4:1-2 Toen de tegenstanders van Juda en Benjamin hadden gehoord dat de ballingen een tempel bouwden voor de HEERE, de God van Israël, 2. kwamen zij naar Zerubbabel toe en naar de familiehoofden en zeiden tegen hen: Laten wij samen met u bouwen, want zoals u zoeken ook wij uw God. En aan Hem offeren wij sinds de dagen van Esar-Haddon, de koning van Assyrië, die ons hierheen heeft laten trekken.

Toen de tegenstanders: Judea was niet helemaal onbewoond tijdens de 70 jaar waarin een groot deel van de Joodse bevolking van Juda in ballingschap was in Babylon. Er was een overblijfsel achtergebleven dat bestond uit de armsten van het land die de wijngaarden en akkers in bezit mochten nemen (Jeremia 39:10), daarbij waren er in Israël de Samaritanen. Tijdens de laatste koning van Israel, Hosea (732-722) kwam in 722 v.Chr. een einde aan het Tienstammenrijk Israël. Veel inwoners van Israël werden in ballingschap weggevoerd naar Assyrië en, na 46 jaar ontwikkelde de Assyrische koning Esar-Hadon een deportatie-politiek waarbij allerlei vreemde stammen in hun plaats het land moesten bewonen. Uit deze vermenging zijn de latere Samaritanen ontstaan. Zij vereerden naast YHWH ook andere goden (2 Koningen 17:33). Ze waren helemaal niet blij dat de stammen Juda en Benjamin naar Judea waren teruggekeerd en daarom waren zij hun tegenstanders.

hadden gehoord dat de ballingen een tempel bouwden voor de HEERE, de God van Israël.......

Het feit dat er een tempel gebouwd werd voor YHWH betekende dat dit een nationale godsdienst voor Israël was en dat er voor hun andere afgoden geen plaats was.

kwamen zij naar Zerubbabel toe  en zeiden tegen hen: Laten wij samen met u bouwen...... het geloof en de motivatie van de joden wordt zwaar op de proef gesteld. De omwonende landsbevolking doet zich voor als geestverwante Godszoekers en wil meewerken. Maar aan dit spontane voorstel zit een verdacht luchtje, namelijk van eigenbelang: ze zijn bang dat ze hun goden, hun macht en invloed zullen verliezen. 

Ezra 4:3 Maar Zerubbabel en Jesua en de overige familiehoofden van Israël zeiden tegen hen: Het is niet aan u en aan ons om samen een huis voor onze God te bouwen, want wíj alleen zullen het bouwen voor de HEERE, de God van Israël, zoals koning Kores, de koning van Perzië, ons geboden heeft.

Gelukkig zien de landvoogd Zerubbabel en de hogepriester Jesua duidelijk dat de HEERE wil dat alleen de Israëlieten het werk ter hand moeten nemen, dat het erom gaat de zuivere dienst aan God te herstellen. Ze wijzen terecht de valse hulp af. Bij deze afwijzing kunnen de joodse leiders zich ook beroepen op het bevel van koning Kores II, waarin alléén aan de Israëlieten de opdracht gegeven was om de tempel te herbouwen (Ezra 1:1-4). Dezelfde verleidingen komen ook voor in onze tijd. Israël moet om zijn land te beveiligen het alleen van Zijn God YHWH verwachten en geen samenwerking zoeken met heidense organisaties en politiek, door middel van verbonden (Abraham Akkoorden) of een bondgenootschap met buitenlandse legereenheden (German Airforce 'Blue Wings'). Zie Psalm 106:35-36........  "zodat Satan geen voordeel van ons zou halen, want we zijn niet onwetend van zijn plannen." (2 Korinthe 2:11)

Ezra 4:4-5 Het volk van het land ontmoedigde het volk van Juda en zij joegen hun schrik aan bij het bouwen. 5. En zij huurden raadslieden tegen hen om hun plan te verijdelen, al de dagen van Kores, de koning van Perzië, tot aan het koningschap van Darius, de koning van Perzië.

HET VERZET ONDER HET BEWIND VAN KORES [539-530 V.CHR.]

Het volk van het land ontmoedigde het volk van Juda en zij joegen hun schrik aan bij het bouwen..... de vreugde van het vieren van het Loofhuttenfeest bij het brandofferaltaar, het leggen van het fundament, ebt weg bij de zware tegenwerking van de bevolking. De Samaritanen en andere inwoners die zo'n op het oog vriendelijk aanbod deden, laten hier hun ware aard zien. Ze bereiken dat het volk lamgelegd wordt door angst en teleurstelling. Het is de ontmoedigingstactiek van satan die elke ware gelovige zal herkennen. 

zij huurden raadslieden tegen hen om hun plan te verijdelen....... er werden protestbrieven geschreven en er werd de hulp ingeroepen van lagere Perzische ambtenaren, waarvan we de namen in de volgende verzen lezen. 

al de dagen van Kores, de koning van Perzië...... wat hierna volgt is een gedeelte dat op zichzelf staat en wat de geschiedenis enigszins onderbreekt. Door hier even overheen te kijken en verder te gaan met vers 24 zien we dat de bouw van de tempel ongeveer 15 jaar werd onderbroken tijdens de regering van Kores, de koning van Perzië, zelfs tot aan de regeringsperiode van Darius, de koning van Perzië. 

Ezra 4:6 Tijdens het koningschap van Ahasveros, in het begin van zijn koningschap, schreven zij een aanklacht tegen de bewoners van Juda en Jeruzalem. 19. Er is een bevel door mij uitgevaardigd. Men heeft het onderzocht en gevonden dat deze stad zich van oudsher tegen koningen heeft verzet en dat er in haar opstand en oproer is ontketend.

HET VERZET ONDER HET BEWIND VAN AHASVEROS [485-465 V.CHR.].

Ahosveros (Xerxes) was een kleinzoon van Koning Kores. We kennen deze koning uit het boek Esther.  Het Hebreeuwse woord voor 'aanklacht' שִׂטְנָה 'satnah' komt van het woord 'satan' = de aanklager.  Het is dan ook duidelijk dat er hier een geestelijke strijd gaande is. Ze probeerden te voorkomen dat de stad Jeruzalem en haar muren weer worden opgebouwd. De inhoud van deze aanklacht is niet vermeld. Dit in tegenstelling tot de hierna vermelde brief aan Arthahsasta (Arthaxerxes). Men probeerde de Perzische koningen te beïnvloeden. 

Ezra 4:7-16 In de dagen van Arthahsasta schreven Bislam, Mithredath en Tabeël en de overigen van zijn ambtgenoten naar Arthahsasta, de koning van Perzië. De tekst van de brief was geschreven in Aramees schrift en in het Aramees vertaald. 8. Rehum, de kanselier, en Simsai, de secretaris, schreven een brief tegen Jeruzalem aan koning Arthahsasta, als volgt:

HET VERZET ONDER HET BEWIND VAN ARTAXERXES I [464-424 V.CHR.]

De tekst van de brief was in het Aramees vertaald....... Aramees was in die tijd de voertaal van Perzië. Beginnend bij Ezra 4:8 en doorlopend tot Ezra 6:18, is alles geschreven in het Aramees (in plaats van in het Hebreeuws); Ezra 7:12-26 is ook in het Aramees.

Bij de afzenders van de brief zijn ook Perzische ambtenaren betrokken die namens de regering van Arthasastha dienst doen in het gewest Israël/Juda. Zij worden bedoeld als er van Elamieten sprake is. Elam is een deel van Perzië, waarvan Susan (ook: Susa) de hoofdstad is. De namen Ezra, Nehemia en Esther worden in het rijtje bijbelboeken in één adem genoemd. Ze leefden alle drie in de Burcht Susan in verschillende perioden onder verschillende Perzische koningen. Ook Daniël heeft een deel van zijn ballingschap in Siusan gewoond (Daniël 8:2). 

Welnu, omdat het zout van het paleis ons zout is..... (vers 14) dit is een uitdrukking waarmee men te kennen geeft in dienst van de koning te staan. Je zou het kunnen vergelijken met het woordje 'sal' een bekende Latijnse naam voor zout, met een woordverbinding 'sal-aris'. 

Ezra 4:17 De koning zond dit antwoord aan Rehum, de kanselier, Simsai, de secretaris, en de overigen van hun ambtgenoten die in Samaria woonden en in de rest van het gebied aan deze zijde van de Eufraat: Vrede zij u, en op dit tijdstip.

Ezra 4:23-24 Zodra het afschrift van de brief van koning Arthahsasta voorgelezen was voor Rehum, Simsai, de secretaris, en hun ambtgenoten, vertrokken ze haastig naar Jeruzalem, naar de Joden en lieten hen met kracht en geweld ophouden. 24. Toen hield het werk aan het huis van God in Jeruzalem op, ja, het hield op tot het tweede regeringsjaar van Darius, de koning van Perzië.

Koning Kores die door Gods Geest Israël zo terwille was is er niet meer.

Arthasastha veranderde het gebod van Kores dat toestemming gaf tot de bouwwerkzaamheden. De koninklijke wetten van Perzië waren wetten van Meden en Perzen die niet veranderd mochten worden (Daniël 6:16).  Arthasastha had dit dus niet mogen doen. Het gebod om te stoppen met de bouwwerkzaamheden werd met onmiddellijke ingang van kracht. Nu stond de bouw van de tempel ook stil. Naast tegenstand en teleurstelling dreigt nog een ander kwaad het volk: moedeloosheid. Toch wilde God hen hierdoor leren te vertrouwen dat satan niet het laatste woord heeft.     

het bouwwerk hield op tot het tweede regeringsjaar van Darius, de koning van Perzië....... het hoofdstuk eindigt met een kijk in de toekomst. Het werk zou zo'n 15 jaar stilliggen, maar het zal weer worden opgepakt. Duistere machten kunnen Gods werk torpederen, maar niet verijdelen.   

De koning geloofde de argumenten van de tegenstanders en wilde geen schade lijden. Zodra de koning dit antwoord had bekend gemaakt haastten Rehum, Simsai, de secretaris, en hun ambtgenoten zich naar Israël, om de herbouw van Jeruzalem met geweld te verhinderen. Een enorme teleurstelling voor degenen die in geloof waren teruggekeerd naar het Beloofde Land. Met muren die niet in tact waren had Jeruzalem geen verweer tegen overvallers en indringers. Zo had het ook geen zin om woningen te bouwen. De offerdienst kon niet onderhouden worden. 
Door een muur rondom Jeruzalem werd deze stad ook apart gezet, geheiligd.  God verlangde ernaar dat Jeruzalem een stad zou zijn die Hem zou eren, Hem zou aanbidden. Zo is Gods Woord ook belangrijk als kader, als muur van de gelovigen. God heeft Zijn  kinderen immers apart gezet, los van de wereld en haar denkkader. God heeft ons geroepen om geheel anders te zijn: niet op onszelf gericht, maar gericht op God.  En hiervoor hebben we Gods Woord nodig. Het Woord van God maakt ons ook alert op verkeerde leringen die binnen willen dringen. Voor satan die komt om te roven, te bedriegen, zoals de antichrist langzaam maar zeker onze samenleving probeert binnen te dringen. Wie bescherming binnen die muur van Gods Woord zoekt zal eveneens tegenstand ervaren. Mensen die de muur van Gods Woord niet rondom hen hebben, de muur die ook indachtig wordt gemaakt door de Heilige Geest, lopen de kans misleid te worden, vooral in deze eindtijd. Die misleiding is al heel ver doorgedrongen, zonder dat mensen het merken.

  1. Jur & Ida