Ebglish & other languages: click here!

Ezra 5 - Tempelbouw hervat 

Hoofdstuk 5 laat zien hoe Ezra de draad weer oppakt, waar die in Ezra 4:5 was blijven liggen. De Samaritanen, zo lazen we in hoofdstuk 4, ontmoedigden het volk van Juda en schrikten hen af van de tempelbouw. Zo werd de arbeid aan het huis van God te Jeruzalem gestaakt en bleef die stil liggen tot het 2de jaar van de Perzische koning Darius. Dat is het jaar 520 voor Chr. En daar begint hoofdstuk 5. Door de prediking van Haggaï en Zacharia, en met te verwachten toestemming van koning Darius wordt het werk aan de tempelbouw hervat. De Perzische landvoogd Tattenai informeert wie bevel gegeven heeft om de tempel te herbouwen. Hij stuurt een brief aan koning Daríus om na te gaan of het antwoord van de Joden juist is.


Ezra 5:1-2 De profeten Haggaï, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden onder de Joden die in Juda en in Jeruzalem waren; in de Naam van de God van Israël profeteerden zij tegen hen. 2. Toen stonden Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, en Jesua, de zoon van Jozadak, op en begonnen het huis van God, Die in Jeruzalem woont, te herbouwen. Gods profeten, die hen ondersteunden, waren bij hen.

GOD STUURT PROFETEN OM HET WERK WEER OP GANG TE KRIJGEN.

De profeten Haggaï, de profeet, en Zacharia, de zoon van Iddo, profeteerden...... (Haggaï 1:1-4; Haggaï 2:1-4; Zachari 4:9)  In Perzië is intussen een andere koning gaan regeren, Darius I, de zoon van Hystaspes. Hij wordt  "Darius de grote" genoemd. Zijn heerschappij was van 522-486 voor Christus en hij regeerde over het uitgestrekte Perzische rijk.

Juda staat dan onder de stadhouder Tattenai. In deze kritieke tijd zorgt YHWH voor de geestelijke welstand van de Israëlieten. Hij doet twee profeten onder hen optreden, Haggai en Zacharia, die beiden ons een Bijbelboek nagelaten hebben. (We hebben deze schriftgedeelten ook behandeld in deze Jaïr website.) Het volk had zich neergelegd bij de situatie en vervolgens hun eigen zaakjes tot prioriteit gesteld. Haggaï en Zacharia berispten en bemoedigden zowel het vermoeide en teleurgestelde volk als de wereldlijke en de geestelijke leider ervan. Haggaï sprak: 

Haggaï 1:7-8 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Let aandachtig op uw wegen. 8. Ga het gebergte in, haal hout, en herbouw dit huis. Dan zal Ik er behagen in scheppen, en verheerlijkt worden, zegt de HEERE.

Zacharia 4:9 De handen van Zerubbabel hebben dit huis gegrondvest, zijn handen zullen het ook voltooien. Dan zult u weten dat de HEERE van de legermachten Mij tot u gezonden heeft.

Toen stonden op: Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, en Jesua, de zoon van Jozadak...... Zerubbabel en Jesua, ze sporen hen aan verder te gaan met de herbouw van de tempel. Met als direct gevolg dat deze hervat wordt. Zo’n uitwerking heeft dus wat de HEERE zegt in een situatie die hopeloos lijkt! Er is een goede samenwerking. Ieder had zijn taak daarin, wat blijkt uit het slopt van vers 2: Gods profeten, die hen ondersteunden, waren bij hen. Een lofzang voor YHWH is op zijn plaats:

Psalm 68:20-21 Geloofd zij de Heere; dag aan dag overlaadt Hij ons. 21. Die God is ons een God van volkomen zaligheid; bij de HEERE, de Heere, zijn uitkomsten tegen de dood.

Maar opnieuw zit de duivel niet stil. Er zijn blijkbaar klachten ingediend. Tattenai komt met zijn hoge ambtenaren inspecteren en roept de Judeeërs ter verantwoording. Proces verbaal wordt opgemaakt en naar Darius I gestuurd.

Ezra 5:3-5 In die tijd kwam Tattenai, landvoogd van het gebied aan deze zijde van de Eufraat, met Sthar-Boznai en hun ambtgenoten naar hem toe. Ze zeiden tegen hen als volgt: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te herbouwen en deze muur te voltooien? 4. Toen vroegen zij hun als volgt: Wat zijn de namen van de mannen die dit gebouw herbouwen? 5. Maar het oog van hun God rustte op de oudsten van de Joden, zodat men hen niet liet ophouden totdat de zaak voor Darius zou komen, en men dan daarover een brief zou terugbrengen.

In die tijd kwam Tattenai, landvoogd van het gebied aan deze zijde van de Eufraat....... Het was blijkbaar een zeer hoge ambtenaar die samen met secretaris Sthar-Boznai en andere inspecteurs poolshoogte kwam nemen.

Wie heeft u bevel gegeven dit huis te herbouwen...... de man wist blijkbaar niet van de geschiedenis van koning Kores die aan het besluit van Arthasastha was voorafgegaan. De 'muur' waarover hij het heeft is niet de stadsmuur.  In het Hebreeuws gaat het gewoon over een bouwwerk. Tattenai was het Joodse volk wel goedgezind. Hij stopte het werk niet, wat de Samaritanen het liefst wel hadden.  Hij ging eerst informatie inwinnen en vroeg naar de namen van hen die de leiding hadden. 

Maar het oog van hun God rustte op de oudsten van de Joden...... die tolerante houding van de landvoogd was door God bewerkt ten gunste van de leiders van het tempelproject. Het laat ook zien dat er geen spoor van rebellie was onder de teruggekeerde Joden. Ze probeerden op geen enkele manier in opstand te komen tegen het gezag van de Perzische koning, die - naar blijkt - hun vriendelijk gezind was. De joodse leiders hebben echter de moed - en dat is te danken aan de HEERE - om door te gaan met de herbouw van de tempel tot er antwoord van de koning binnenkomt op hun rapport. Zij lichten hun zaak duidelijk en uitvoerig toe en beroepen zich zowel op Gods leiding als op het bevel van koning Kores II destijds. Dit is wijs..

Want door wijze raadslagen zult gij voor u den krijg voeren, en in de veelheid der raadgevers is de overwinning. (Spr. 24:6)

totdat de zaak voor Darius zou komen...... ze konden gewoon doorgaan met het bouwen van de tempel.

De volgende brief werd door landvoogd Tattenai verzonden aan koning Darius I in Susan Perzië:

AFSCHRIFT

AAN KONING DARIUS, ALLE WELSTAND!

Ezra 5:8. Het zij de koning bekend dat wij naar het gewest Juda gegaan zijn, naar het huis van de grote God, dat herbouwd wordt met grote stenen; het hout wordt in de wanden gelegd. Dit werk wordt zorgvuldig gedaan en maakt goede vorderingen door hun hand. 9. Toen hebben wij aan deze oudsten gevraagd en hun als volgt gezegd: Wie heeft u bevel gegeven dit huis te herbouwen en deze muur te voltooien? 10. Verder hebben wij hun ook hun namen gevraagd, om ze u te kennen te geven, zodat we hierbij de namen opschrijven van de mannen die aan het hoofd van hen staan. 11. En zij hebben ons het volgende antwoord gegeven: Wij zijn dienaren van de God van de hemel en de aarde. En wij bouwen het huis weer op dat vele jaren tevoren is gebouwd, want een groot koning van Israël heeft het gebouwd en voltooid. 12. Maar omdat onze vaderen de God van de hemel hadden vertoornd, heeft Hij hen in de hand van Nebukadnezar, de koning van Babel, de Chaldeeër, gegeven, die dit huis heeft vernield en het volk in ballingschap heeft gevoerd naar Babel. 13. Maar in het eerste jaar van Kores, de koning van Babel, heeft koning Kores bevel gegeven dit huis van God weer op te bouwen. 14. Zelfs de voorwerpen uit het huis van God, die van goud en zilver waren, die Nebukadnezar uit de tempel in Jeruzalem had weggehaald en deze naar de tempel van Babel had gebracht, heeft koning Kores uit de tempel van Babel weggehaald en gegeven aan een man wiens naam Sesbazar was, die hij tot landvoogd had aangesteld. 15. En hij zei tegen hem: Neem deze voorwerpen mee en ga ze terugzetten in de tempel in Jeruzalem. En laat het huis van God herbouwd worden op zijn oorspronkelijke plaats. 16. Toen kwam deze Sesbazar en legde de fundamenten van het huis van God in Jeruzalem. Van toen af tot nu toe is eraan gebouwd, maar het is nog niet voltooid. 17. Welnu, als het de koning goeddunkt, laat er dan gezocht worden in het schathuis van de koning daar in Babel, of er een bevel door koning Kores gegeven is om dit huis van God in Jeruzalem te herbouwen, en laat men de wil van de koning hierover naar ons toezenden.

Uw dienaar Tattenai (Secretaris Sthar-Boznai) Perzisch Landvoogd: westelijk gewest van de Eufraat

OPMERKINGEN NAAR AANLEIDING VAN DEZE BRIEF:

Tattenai, en zijn ambtenaren doen verslag van hun bezoek aan de in aanbouw  zijnde tempel. Ze hebben daar aan de Joden gevraagd wie er bevel heeft gegeven voor dit project en wie de verantwoordelijken ervan zijn. Tattenai verneemt dat er op die plaats al eerder een tempel heeft gestaan. Deze is verwoest en ze geven eerlijk toe dat dit een gevolg was van de zonden van hun voorouders. Ze getuigen dat ze dienaren van de God van hemel en aarde zijn.

Tattenai, vraagt of koning Darius wil uitzoeken of het verhaal van de Joden klopt. Is het waar dat Koning Kores zelfs de voorwerpen van de tempel heeft teruggegeven? In feite is dat alleen maar een bevestiging van de toestemming voor tempelbouw van koning Kores. Is dit allemaal terug te vinden in de archieven te Babel? Ook vraagt hij om nadere instructies van de koning.

Opnieuw wordt het geloof en het geduld van de Israëlieten op de proef gesteld. Weten op de goede weg te zijn en je in te spannen voor Gods zaak en dan van diverse kanten tegengewerkt worden, menigeen zal dit herkennen. Het is een zegen en een voorrecht in zo’n situatie mensen te hebben die door God geroepen zijn om goede leiding geven. Alleen de zekerheid dat de HEERE Zelf ons een taak gegeven heeft, kan ons ertoe brengen met deze opdracht verder te gaan. Wie staat in zijn - hem door Gods genade gegeven - rechten, staat sterk, want hij heeft het hoogste recht aan zijn kant. 

Jur & Ida