English & other languages: click here!

Ezra 7 - Koning Arthasasta stuurt Ezra naar Jeruzalem

In dit hoofdstuk komt de persoon van Ezra zelf naar voren. Het is 57 jaar na de inwijding van de tempel, dus 458 v.Chr. De tempeldienst is hersteld ten gunste ook van de geestelijke toestand van het volk. Het werk aan de stadsmuur lag echter nog altijd stil. Maar alles gebeurt op Gods tijd. Dat ook de vestingwerken van Jeruzalem zouden worden hersteld, lag vast. Dat had de HEERE door bijvoorbeeld Jeremia duidelijk gezegd (Jeremia 30:18; Jeremia 31:38).

De tijdsvolgorde ontbreekt hier en daar bij Ezra. Zo sluit dit hoofdstuk beter aan op hoofdstuk 4. Ezra kwam naar Jeruzalem tijdens de regering van de Perzische vorst Arthasasta (465-424 v.Chr.) om Gods wet te onderwijzen. De reis van Ezra van Babel naar Jeruzalem wordt kort samengevat. Hij krijgt een brief van koning Arthahsasta mee.


Ezra 7:1-5 Na deze gebeurtenissen, tijdens het koningschap van Arthahsasta, de koning van Perzië, kwam Ezra, de zoon van Seraja, de zoon van Azarja, de zoon van Hilkia, 2. de zoon van Sallum, de zoon van Zadok, de zoon van Ahitub, 3. de zoon van Amarja, de zoon van Azarja, de zoon van Merajoth, 4. de zoon van Zerahja, de zoon van Uzzi, de zoon van Bukki, 5. de zoon van Abisua, de zoon van Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron, de hoofdpriester.

Na deze gebeurtenissen.........  Tussen de hoofdstukken Ezra 6 en 7 zijn ongeveer 60 jaren voorbijgegaan. De heerser van Perzië aan het einde van die periode was Arthahsasta (Artaxerxes), de opvolger van Ahosveris, die met Esther getrouwd wasDe gebeurtenissen in het boek Esther vonden plaats tussen Ezra 6 en 7.  Artaxerxes was een titel onder de Perzische koningen, geen persoonlijke naam; daarom is er meer dan één koning genaamd "Artaxerxes" in Ezra. Het betekent 'grote koning' of 'koning der koningen'. 

de zoon van Zadok..... de zoon van Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van Aäron, de hoofdpriester.......  hieruit blijkt dat Ezra een priester is uit het geslacht Aäron, maar ook van Pinehas (Pinchas), die zo manmoedig voor de heiligheid van Gods Tabernakel opkwam. Pinehas kreeg om zijn gelovig optreden een hele mooie zegen van God, zoals we lezen in Numeri 25:12-13. Dat was het Vredesverbond wat een eeuwig priesterschap inhield. Psalm 106:30-31 zegt hiervan: 

Het is hem gerekend tot gerechtigheid,  van generatie op generatie, tot in eeuwigheid.”

Ook Zadok was uit het nageslacht van Pinehas. Zadok was een priester in de tijd van Koning David. Hij bleef, evenals Abjathar, trouw aan David tijdens de brutale staatsgreep van Absalom (2 Sam. 15:24). Het geslacht Zadok, waarvan Ezra deel uitmaakt, was een godvruchtig geslacht dat zelfs in het komende Vrederijk de belangrijkste priesterdiensten krijgt toegewezen (Ezechiël 44:15 -Ezechiël 48:11). 

Ezra 7:6 deze Ezra trok op uit Babel. Hij was een vaardig schriftgeleerde, bedreven in de wet van Mozes, die de HEERE, de God van Israël, gegeven heeft. En de koning gaf hem alles wat hij had verzocht, omdat de hand van de HEERE, zijn God, over hem was.

Deze Ezra trok op uit Babel........ Ezra vertrok uit het gebied Babel dat tijdens de regering van Belsazar in 539 v.Chr. veroverd was door Perzië. Inmiddels was Arthashasta koning van Perzië. Deze Perzische koning is dezelfde als uit hoofdstuk 4. Toen wilde hij nog aan de klacht vsn de Samaritanen tegemoet komen.  Arthashasta was enigszins onberekenbaar in zijn beleid. Maar YHWH zorgde ervoor dat hij zijn dienstknecht Ezra terwille was.

Hij was een vaardig schriftgeleerde, bedreven in de wet van Mozes........ Ezra was niet 'de eerste de beste'. Er wordt een goed getuigenis van hem gegeven. Een man die zijn kennis niet gebruikte om eer en aanzien te verwervem, maar om zijn gaven in dienst van God te stellen. Hij begreep dat de wet van Mozes een door God gegeven instrument was om in gerechtigheid, waarheid en liefde het volk te leiden.

omdat de hand van de HEERE, zijn God, over hem was...... een uitdrukking die Ezra tot driemaal toe gebruikte. YHWH bewerkte het hart van de koning, zodat Ezra alles kreeg wat nodig was om Gods uitverkoren overblijfsel op de goede weg te leiden.  

Ezra 7:7-10 Ook sommigen van de Israëlieten en van de priesters, de Levieten, de zangers, de poortwachters en de tempeldienaren trokken in het zevende jaar van koning Arthahsasta op naar Jeruzalem. 8. Ezra kwam in Jeruzalem in de vijfde maand, dat was het zevende jaar van de koning. 9. Op de eerste van de eerste maand was namelijk het begin van zijn tocht uit Babel, en op de eerste van de vijfde maand kwam hij in Jeruzalem aan, omdat de goede hand van zijn God over hem was. 10. Ezra had namelijk zijn hart erop gericht om de wet van de HEERE te onderzoeken, om die te doen en om in Israël de verordeningen en bepalingen te onderwijzen.

sommigen van de Israëlieten en van de priesters, de Levieten, de zangers, de poortwachters en de tempeldienaren trokken op naar Jeruzalem......er gingen meerdere Iraëlieten met Ezra mee op die reis van 1450 km naar Jeruzalem. Echter, zoals blijkt uit Ezra 8:16-20 ontbraken de Levieten en dat zorgde voor vertraging. Het gezelschap was op de Bijbelse nieuwjaarsdag vertrokken, en had vier maanden over de reis gedaan en Ezra zag dat dan ook als zegen: 'de goede hand van God was over hem'. De reis heeft overeenkomsten met de uittocht van Israël uit Egypte. Ook daar vertrok en eindigde men op die datums.

Ezra had namelijk zijn hart erop gericht om de wet van de HEERE te onderzoeken....... Ezra, de man uit een hogepriesterlijk geslacht, wordt als een zeer bekwaam en geleerd persoon gezien: een סוֹפֵר sofar, hoog opgeleid in het Woord van God. Het was dan ook een keuze van zijn hart. De schriftgeleerden in de tijd van Yeshua waren niet met Ezra te vergelijken. Zij waren zo onterend bezig met Gods Wet, Gods Woord, dat het zelfs tot gevolg had dat ze Yeshua afwezen en haatten en doodden. Ze werden beheerst door de geest van satan, vandaar ook dat de Bijbel hen 'adderengebroed' noemt.  Ze zullen vast wel vriendelijk ogende persoonlijkheden zijn geweest die zich graag lieten begroeten op de markt. Ze presenteerden zichzelf in plaats van Gods Zoon. 
om in Israël de verordeningen en bepalingen te onderwijzen....... dat behoort tot de taak van een priester (Ezechiël 22:26 en Ezechiël 44:23). De priesters moesten niet alleen in de tempel offers brengen, voor het volk bidden, zegenen,maar vooral ook onderwijzen. Nu Gods volk weer opnieuw mag beginnen is het zo belangrijk om Gods wil te leren kennen en de Tora en de profeten in het hart toe te laten. Zo ontstaat er een ontvankelijk hart waarin Gods Woord als het ware geabsorbeerd wordt. Dat is ook wat het christendom bij ons zo nodig heeft en wat de leden van kerken onthouden wordt. 

Gelukkig hebben we in onze tijd de mogelijkheid om zelf studie te doen. Iedereen kan bidden om de leiding van Gods Geest. Iedereen kan de Bijbel lezen en via internet betrouwbaar studiemateriaal zoeken en dat toetsen aan de Bijbel. De gelovige is niet per definitie afhankelijk van iemand omdat hij een theologische opleiding heeft gevolgd. Belangrijker is of iemand werkelijk door Gods Geest geleid en hiervoor door God geroepen is.

Ezra 7:11-16 Dit is het afschrift van de brief die koning Arthahsasta had meegegeven aan Ezra, de priester, de schriftgeleerde, een schriftgeleerde bedreven in de woorden van de geboden van de HEERE, en van Zijn verordeningen voor Israël. 12. Arthahsasta, koning der koningen, aan de priester Ezra, de schriftgeleerde, bedreven in de wet van de God van de hemel, volkomen vrede, en op dit tijdstip. 13. Door mij wordt bevel gegeven dat iedereen in mijn koninkrijk van het volk Israël, ook priesters en Levieten, die vrijwillig naar Jeruzalem wenst te gaan, met u mee mag gaan. 14. Aangezien u vanwege de koning en zijn zeven raadsheren bent gezonden om onderzoek te doen in Judea en in Jeruzalem naar de wet van uw God, waarover u beschikt, 15. en om het zilver en goud daarheen te brengen dat de koning en zijn raadsheren vrijwillig gegeven hebben aan de God van Israël, Wiens woning in Jeruzalem is, 16. en ook al het zilver en goud te brengen dat u kunt vinden in het hele gewest van Babel, mét de vrijwillige gaven van het volk en de priesters, die vrijwillig geven voor het huis van hun God in Jeruzalem –

Ezra, de schriftgeleerde, bedreven in de wet van de God van de hemel, volkomen vrede, en op dit tijdstip........ Ezra was blijkbaar een door de koning zeer gewaardeerde kenner van Gods Woord die waarschijnlijk ook een belangrijke positie aan het hof vervulde ten behoeve van de Joodse ballingen in Babel.

Aangezien u vanwege de koning en zijn zeven raadsheren bent gezonden om onderzoek te doen in Judea en in Jeruzalem naar de wet van uw God........ uit deze tekst blijkt dat het niet alleen maar de wens van Ezra was om naar Jeruzalem te gaan, maar daf het bovendien een opdracht van koning Arthasasta en zijn zeven raadsheren was.

die vrijwillig naar Jeruzalem wenst te gaan, met u mee mag gaan...... Arthasasta bood de ballingen de mogelijkheid om het land van ballingschap (gevangenschap) achter zich te laten en mee te gaan naar Israël. Iedere Jood die wil gaan mag met Exra meegaan. 

ook al het zilver en goud te brengen dat u kunt vinden in het hele gewest van Babel....... eens had Babel alles wat van waarde was geroofd uit Judea. Maar nu krijgt Ezra de mogelijkheid om een ruime vergoeding daarvoor mee te nemen naar Judea.

Ezra 7:17-22 daarom moet u voor dat geld zorgvuldig runderen, rammen en lammeren kopen met hun graanoffers en drankoffers, en die offeren op het altaar van het huis van uw God in Jeruzalem. 18. U mag met het overige zilver en goud doen wat u en uw broeders goeddunkt te doen, overeenkomstig de wil van uw God. 19. En de voorwerpen die u gegeven zijn voor de dienst van het huis van uw God, lever die af voor de God van Jeruzalem. 20. Het overige dat nodig is voor het huis van uw God, dat te uwen laste zou komen om te betalen, kunt u betalen uit het schathuis van de koning. 21. Door mij, mij koning Arthahsasta, wordt bevel gegeven aan alle schatbewaarders aan de overzijde van de Eufraat, dat alles zorgvuldig gedaan moet worden wat de priester Ezra, de schriftgeleerde, bedreven in de wet van de God van de hemel, van u vraagt, 22. tot honderd talent zilver, tot honderd kor tarwe, tot honderd bat wijn, tot honderd bat olie; voor zout is er geen voorschrift nodig.

u moet voor dat geld zorgvuldig runderen, rammen en lammeren kopen met hun graanoffers en drankoffers, en die offeren op het altaar van het huis van uw God in Jeruzalem...... bijzonder is dat de koning bepaalt dat voor dat goud en zilver offerdieren gekocht moeten worden en wat verder nodig is voor de tempeldienst. Als er nog meer nodig is dan mag dat betaald worden uit het schathuis van de koning. Het is mogelijk dat de koning daarmee politieke doelen voor zijn rijk beoogde, maar Ezra ziet het niet als de welwillendheid van koning Arthasasta, maar ziet achter de Perzische koning de hand van Israëls God (vers 9).

gedaan moet worden wat de priester Ezra van u vraagt.... de koning maakt de schatbewaarders duidelijk wat voor man Ezra is door hem aan hen voor te stellen als “de priester Ezra, de schriftgeleerde, bedreven in de wet van de God van de hemel”.

alles moet zorgvuldig gedaan moet worden waar priester Ezra om vraagt........ Ezra  krijgt ruime bevoegdheid van de koning.

alle schatbewaarders aan de overzijde van de Eufraat...... vanuit de positie van Arthasasta gezien waren de schatbewaarders van Judea degenen die aan de andere kant van de rivier de Eufraat hun werk deden. Zij moesten nauwlettend de instructies van Ezra opvolgen. 

Ezra 7:23 Al wat voortvloeit uit het bevel van de God van de hemel, moet nauwgezet gedaan worden voor het huis van de God van de hemel, opdat er geen grote toorn zal zijn over het koninkrijk van de koning en zijn zonen.

Hier zien we iets van de beweegredenen van de koning die zijn welwillende houding verklaren. De koning begrijpt  dat YHWH een belangrijke God is en  door deze God gunstig te stemmen verwacht hij dat Zijn 'toorn niet over hem en zijn zonen komt'.  Daar komt bij dat er in Egypte opstanden tegen de Perzische overheersing waren uitgebroken en het buurland Judea zou een geschikte uitvalbasis zijn om zijn legers in te zetten. Niettemin weten we dat God het zo leidt. Hij kent ook de verlangems van de koningen die Hij inzet voor Zijn doel.  

Ezra 7:24-26 Wij geven u ook te kennen met betrekking tot alle priesters en Levieten, zangers, poortwachters, tempeldienaren en dienaren van het huis van deze God, dat het niet toegestaan is hun belasting, heffingen of tol op te leggen. 25. En u, Ezra, overeenkomstig de wijsheid van uw God, die u gegeven is, stel rechters en gerechtsdienaren aan, die over het hele volk aan de overzijde van de Eufraat recht moeten spreken, over allen die de wetten van uw God kennen. En aan wie ze niet kent, moet u ze bekendmaken. 26. En al wie de wet van uw God en de wet van de koning niet houdt, laat aan hem zorgvuldig recht worden gedaan, of ter dood, of ter verbanning, of tot verbeurdverklaring van zijn bezit, of tot gevangenschap.

het is niet toegestaan belasting te heffen van de dienaren van het huis van deze God....... een dergelijke regeling komt vaker voor. We zien het in de tijd dat Jozef onderkoning was in Egypte. Om vrij te kunnen zijn voor de dienst aan de HEERE ontvangen de Levieten tienden (Num. 18:21). In Egypte hoefden de Egyptische priesters niet één vijfde van hun opbrengst af te dragen (Gen 47:26). Darius had een soortgelijke vrijstelling bevolen voor cultusdienaren van Apollo. Maar God gebruikte deze maatregel ten gunste van Zijn overblijfsel waarmee Hij een nieuw begin had gemaakt.

En U Ezra, stel rechters en gerechtsdienaren aan, die over het hele volk aan de overzijde van de Eufraat recht moeten spreken...... de koning was kennelijk onder de indruk van de wijsheid die God aan Ezra gegeven had.  Er werd hem een grote verantwoordelijkheid toegekend over de Perzische provincie aan de andere kant van de Eufraat.

En aan wie (de wetten van God) niet kent, moet u ze bekendmaken....... nou nou..... en dat zegt een heidense koning. Maar hiermee kreeg Ezra volledig volmacht om te doen wat hij in zijn gelovig hart begeerde.

En al wie de wet van uw God en de wet van de koning niet houdt.....  maar dit gaat nog verder. Ezra mag alle soorten straffen uitdelen aan degenen die de wetten van God en van de koning overtreden. Nu kun je Gods wetten en de heidense wetten niet op één lijn plaatsen. Uit wat we verder over Ezra lezen weten we dat Ezra niet bekend stond als een ambtenaar of landvoogd, maar als priester met een grote wijsheid. Maar deze bijzondere ontwikkelingen hebben Ezra ongetwijfeld moed en zekerheid gegeven om zijn taak toegewijd ter hand te nemen.

Ezra 7:27-28 Geloofd zij de HEERE, de God van onze vaderen, Die het zo in het hart van de koning heeft gegeven om het huis van de HEERE dat in Jeruzalem staat, aanzien te geven. 28. Hij heeft mij goedertierenheid bewezen bij de koning, zijn raadgevers en alle machtige vorsten van de koning. Ik vatte moed omdat de hand van de HEERE, mijn God, over mij was en ik riep uit Israël familiehoofden bijeen om met mij mee te trekken.

Geloofd zij de HEERE, de God van onze vaderen..... Overweldigd door alles wat Ezra ervaart komt er een loflied diep uit zijn wezen om de God van Abraham, Izaäk en Jakob te prijzen. Met "de vaderen" worden drie aartsvaders met wie het verbond werd gesloten bedoeld. Hun geloof wordt door God ten voorbeeld gesteld. Deze uitdrukking is niet de aanleiding om over 'onze vaderen'  in het algemeen de loftrompet te steken. 

Om het huis van YHWH dat in Jeruzalem staat, aanzien te geven......  God heeft in hart van koning Arthasasta zo geleid (Spreuken 21:1), dat hij “het huis van de HEERE dat in Jeruzalem staat” de waardigheid en eer,  die bij Hem past, toekent. 

Hetzelfde woord voor ‘aanzien geven’ (aan Gods huis) zien we ook gebruikt  in Jesaja 60:7, het Hebreeuwse woord ‘par’ פָאַר dat met ‘verfraaien, verheerlijken’ vertaald wordt (Strong H6286). Jesaja heeft het er over dat bij het ontstaan van het koninkrijk van God (het duizendjarig Vrederijk) vreemde volken, zoals  ‘Nebajoth en Kedar’ zullen komen om geschenken te brengen, zoals rammen voor de offerdienst Ook hier in Ezra zien we dat er offerdieren gebracht worden . In beide teksten wordt het Huis van God ‘verfraaid, verheerlijkt’ oftewel ‘aanzien gegeven’. Hier zien we hetzelfde: vreemde volken die voor de offerdieren zorgen. Daarom zien we hierin ook een voorvervulling van Gods komende koninkrijk.

Ik vatte moed omdat de hand van de HEERE, mijn God, over mij...... Ezra die door Gods genade een goed getuigenis heeft verkregen bij de koning, en alle vooraanstaande regeringsambtenaren, kreeg daardoor moed. Hij wist zeker dat zijn leven in overeenstemming was met Gods wil. Corrie ten Boom zei vaak: "Het centrum van Gods wil is de veiligste plek ter wereld."  Als we verborgen zijn met Yeshua in het centrum van Gods wil, dan ervaren we vrede, wat er ook om ons heen gebeurt. (Kol. 3:3 - Psalm 46:2). In dat vertrouwen riep Ezra vervolgens de andere ballingen op om met hem mee te trekken naar het land dat God voor hen bestemd had. 

Ida