English & other languages, click here!

Maleachi 1:1 - 2:9  

De naam Maleachi betekent “mijn gezondene”. Deze profeet trad op onder het uit ballingschap terugkerende volk, waarschijnlijk in de tijd van Zacharia. Maleachi schreef het laatste Bijbelboek van het eerste testament.  Het bevat de laatste Goddelijke oproep aan het geweten en het hart van het Joodse volk. Hij keert zich tegen de wantoestanden in de tempeldienst en daaruit kunnen we opmaken dat zijn optreden in ieder geval na de bouw van de tweede tempel is geweest.

De HEERE voert twee gesprekken. In het eerste gesprek benadrukt Hij Zijn liefde voor Israël. In het tweede gesprek gaat de HEERE in gesprek met priesters die Zijn offers ontheiligen.

Te midden van dit volk zou vierhonderd jaar later Yeshua haMashiach verschijnen. 

OPSCHRIFT

Het boek Maleachi begint met een opschrift. Hierin wordt de profeet Maleachi voorgesteld. De boodschap die hij moet verkondigen, wordt een ‘last’ genoemd (zie Jes. 13:1; Zach. 9:1 en Zach. 12:1). De boodschap van Gods oordeel, die hij aan Israël moet verkondigen, drukt als een last op zijn schouders.  

GODS LIEFDE VOOR ISRAEL MISKEND

Van de kant van GOD wordt vanaf de eerste woorden de eeuwige, persoonlijke liefde, de Bron van elke zegening, zichtbaar:

“Ik heb u (Israël) liefgehad …..”

En wat zien we aan de kant van Israël? Hoe durven ze God te vragen: “waarin hebt U ons dan lief gehad?  De schaamteloosheid waarmee dit volk meent bewijzen te kunnen verlangen van de Goddelijke goedertierenheid.  Welke vader, welke werkgever zou het kunnen verdragen dat hij met zo’n minachting behandeld wordt?

Maleachi 1:6 Een zoon eert zijn vader en een slaaf zijn heer. Als Ik dan een Vader ben, waar is de eerbied voor Mij? En als Ik een Heer ben, waar is de vrees voor Mij? zegt de HEERE van de legermachten tegen u, priesters die Mijn Naam verachten. Maar u zegt: Waardoor verachten wij Uw Naam?

En dan gaat God hen ook vertellen hoe Zijn hart naar hen uitging toen zij bedreigd werden door hun broedervolk Edom, het nageslacht van Ezau.

Als ergens in de Bijbel de strijd van Genesis 3:15 duidelijk wordt, is het wel tussen de broeders en de broedervolken Jacob en Ezau, oftewel Israël en Edom. Als we de geschiedenis van Israël lezen zien we steeds weer die vijandschap oplaaien. Maar daarin stond God steeds aan de kant van Zijn volk.

Toen Israël door de woestijn naar Kanaän trok, wilde Mozes en het volk door het gebied van Edom trekken, zonder hen last te bezorgen. Maar de koning van Edom kwam hen tegemoet, met een zwaar bewapend volk, en met sterke hand. Toen moest Israël met een grote omweg om dat gebied trekken. (Numeri 20:14-21). YHWH nam dat Edom heel erg kwalijk. Toch zegt God tegen Israël: “U mag van de Edomiet geen afschuw hebben, want hij is uw broeder.” Deut. 23:7

Wat in Maleachi 1:5 wordt vermeld doelde niet op de tijd dat dit geschreven werd, maar de tijd komt straks waarin ze dat wel gaan erkennen en die tijd is nabij:
Maleachi 1:5 Uw eigen ogen zullen het zien, en u zult zelf zeggen: Groot is YAHWEH, Tot over de grenzen van Israël!

 

Ook verder in de geschiedenis heeft God bewezen dat Hij in de strijd tegen Edom hun God is, in de strijd tegen Egypte, ondanks hun falen.  Het is hier steeds YAHWEH, de HEERE Zebaoth die spreekt.

De Edomiet Doëg verraadde David op zijn vlucht voor Saul, waardoor er als wraak 85 priesters werden gedood. (1 Samuël 22:6-23)

Hadad, de Edomiet, die over Syrië regeerde,  had een afkeer van Israël en zijn koning Salomo en deed hen kwaad. (1 Koningen 11:14-25)

Koning Herodes was een wrede koning, hij was een Edomiet en verantwoordelijk voor de kindermoord in Bethlehem en de dood van Johannes.

In Jesaja 34 wordt een profetie over Edom beschreven die nog in vervulling zal gaan bij de wederkomst van Yeshua.

Die eindstrijd gaat tegen Edom en allen in de wereld die zich bij Edom hebben aangesloten. Lees bijvoorbeeld de bekende profetie van Jesaja 63:  “Wie is Deze Die uit Edom komt, in helrode kleding uit Bozra,….”

Ook in Jeremia 49 en Ezechiël 25:12-14 en Ezechiël 25:35 vinden we profetieën hierover.

 

Het komt niet goed met Edom:
Obadja 10: Vanwege het geweld tegen uw broeder Jakob zal schaamte u bedekken en zult u voor eeuwig uitgeroeid worden

En Amos spreekt erover dat dit gebied aan Israël ten deel zal vallen, evenals de gebieden van de heidenvolken:
Amos 9: 11-12 Op die dag zal Ik oprichten de vervallen hut van David. Zijn scheuren zal Ik dichtmaken, en wat aan hem is afgebroken, zal Ik oprichten, Ik zal hem opbouwen als in de dagen van oude tijden af; zodat zij de rest van Edom in bezit zullen nemen, en alle heidenvolken waarover Mijn Naam is uitgeroepen, spreekt YHWH, Die dit doet.

Maar wat is dan de vervulling van de belofte die Izaäk aan Ezau gaf toen hij hem zegende?
Genesis 27: 40 Van je zwaard zul je leven en je broer zul je dienen. Maar als je tot macht komt, zul je zijn juk van je nek afrukken.

EZAU HEB IK GEHAAT

Maleáchi 1:2b,3a Nochtans heb Ik Jakob liefgehad en Ezau heb Ik gehaat.

Deze tekst is vaak misbruikt voor de uitverkiezingsleer. Maar dit zegt God echter pas ruim 1400 jaar nadat Ezau geleefd heeft en niet vóórdat Ezau geboren werd. Wie meer wil lezen over de uitverkiezing kan dit vinden op deze pagina.

DE ONHEILIGE OFFERS.

Na eerst zijn trouwe liefde voor Zijn volk te hebben aangetoond, bestraft Jahweh hen vanaf het zesde vers over de onheilige offers die ze brengen. Israël heeft niet alleen de eer die Yahweh toekomt verzaakt, maar ook Zijn absoluut geldende voorschriften en Zijn meest liefdevolle gevoelens met voeten getreden.

Maleachi 1:8. En als u een blind dier ten offer brengt: Dat is niet erg! En als u een kreupel of ziek dier ten offer brengt: Dat is niet erg! Bied het maar eens aan uw landvoogd aan. Zou hij u goedgezind zijn of u ter wille zijn? Dit zegt de HEERE van de legermachten.

 

We lezen de voorschriften voor het brengen van offers in Leviticus 22:17-25.

Leviticus 22:21-22 En als iemand de HEERE een dankoffer aanbiedt als inlossing van een gelofte of als een vrijwillige gave uit de runderen of het kleinvee, dan moet het zonder enig gebrek zijn, wil het u ten goede komen. Er mag geen enkel gebrek aan zijn. Blinde, kreupele of verminkte dieren, of dieren met etterende wonden, uitslag of een huidziekte, deze mag u de HEERE niet aanbieden en daarvan mag u geen vuuroffer aan de HEERE op het altaar geven.

 

En Israël maar klagen dat ze daar moe van worden. Maar die vermoeidheid hoeft er helemaal niet te zijn als ze God gehoorzamen.  Ze halen dat zelf over zich.

Maleachi 1:13. Verder zegt u: Zie, wat een vermoeienis! Maar u zou het kunnen wegblazen, zegt de HEERE van de legermachten. U brengt wat geroofd, kreupel en ziek is. Als u dat graanoffer brengt, zou Ik dat uit uw hand aanvaarden? zegt de HEERE.

 

Maleachi 2:1-7 TEGEN DE PRIESTERS

In het eerste hoofdstuk van Maleachi werd het volk aangesproken over de onheilige offers die in de tempel werden gebracht. Nu richt de profeet zich tot de priesters die deze  inferieure dieren accepteerden: blinde, kreupele, zieke, en zelfs gestolen dieren werden als offer aangeboden. Zij hadden dat moeten weigeren. Dat hoorde bij hun onderwijsfunctie. Dat hoorde bovenal  bij de heiliging van Gods Naam.  In Maleachi 2:9 staat dat zij bij hun onderwijs de persoon aanzagen. Dan kun je ook niet meer eerlijk oordelen over de offergaven die worden aangeboden.

 

Speciaal voor de priesters spreekt Maleachi  EEN GEBOD uit:

Maleachi 2:2 Als u niet luistert en als u het niet ter harte neemt om Mijn Naam eer te geven, zegt de HEERE van de legermachten, zal Ik de vloek onder u zenden en uw zegeningen vervloeken. Ja, Ik heb ze al vervloekt, want u neemt het niet ter harte.

De straf op het niet naleven van dit gebod was dat ze zouden worden weggedragen worden overdekt met de mest van hun feesten.  Wat een vernedering.  Je zult de afval die ook in onze tijd blijft liggen na grote feesten, maar over je heen krijgen. En als je weggedragen moet worden betekent het waarschijnlijk je dood.

 

In de volgende tekst staat het woordje “opdat”,  wat aangeeft wat God hiermee wil bereiken:
Maleachi 2:4 Dan zult u weten dat Ik dit gebod tot u gezonden heb, OPDAT Mijn verbond met Levi blijven zou, zegt de HEERE van de legermachten.

 

“Mijn verbond met Levi”?  Had God een verbond met Levi? Levi was één van de zonen van Jakob en Lea waarover door Jakob op zijn sterfbed een vervloeking was uitgesproken.

Genesis 49:5 Simeon en Levi zijn broers, hun wapens zijn werktuigen van geweld. 6. Laat mijn ziel niet in hun geheim overleg komen, en mijn eer niet aan hun bijeenkomst deelnemen; want in hun woede hebben zij mannen doodgeslagen; en in hun moedwil hebben zij runderen de pezen doorgesneden. 7. Vervloekt zij hun woede, want die is hevig, en hun verbolgenheid, want die is hard. Ik zal hen verdelen over Jakob en hen verspreiden in Israël.

 

Maar nu, spreekt ook hier weer YAHWEH, de HEER ZEBAOTH:
Mijn verbond met hem was: HET LEVEN EN DE VREDE.  (Maleachi 2:5)

Door Gods genade is de vloek veranderd in zegen! Wat het Bijbelgedeelte verder over Levi zegt is een beeld van Gods Zoon!  Van wie anders dan Yeshua haMashiach zou gezegd kunnen worden: “Er werd geen onrecht op zijn lippen gevonden”?

 

Maleachi 2:6 Betrouwbaar onderwijs in de wet was in zijn mond, geen ongerechtigheid werd op zijn lippen gevonden. In vrede en oprechtheid wandelde hij met Mij en velen bekeerde hij van ongerechtigheid.

 

Zelfs de dienaars van de Farizeeën moesten het toegeven …..

Johannes 7:46 De dienaars antwoordden: Nooit heeft een mens zo gesproken als deze Mens.

 

Deze volmaaktheid van Yeshua haMashiach brengt het verdrietige karakter van de godsdienstige leiders (priesters, schriftgeleerden en Farizeeën) in de tijd dat Yeshua haMashiach hier op aarde wandelde, en in de tijd van Maleachi, des te duidelijker naar voren.

Yeshua haMashiach heeft het verbond gehouden (vers 5); zij hebben het verbroken.

Maleachi 2:5  Mijn verbond met hem was het leven, en de vrede; en Ik gaf hem die tot een vreze; en hij vreesde Mij, en hij werd om Mijns Naams wil verschrikt.

 

Yeshua haMashiach wandelde in vrede en oprechtheid met GOD; zij zijn van de weg afgeweken. Hij “bekeerde er velen van ongerechtigheid”; zij hebben  “velen doen struikelen”.

 

Maleachi 2:7-8 Voorzeker, de lippen van een priester moeten kennis bewaren, uit zijn mond moet men onderwijs in de wet zoeken, want hij is een gezant van de HEERE van de legermachten. U echter, u bent afgeweken van de weg: velen hebt u door uw onderwijs in de wet doen struikelen. U hebt het verbond met Levi tenietgedaan, zegt de HEERE van de legermachten.

 

Het woord “gezant” uit deze tekst wordt in de Statenvertaling en de Lutherse vertaling weergegeven met “engel”.  Dat klopt ook met het Hebreeuws: מַלְאַךְ  want hij is een engel van de HEERE der heirscharen. Maar als Yeshua bedoeld wordt kunnen we Hem 'Malach' noemen, want Hij is immers geen geschapen engel. De priester is eveneens een 'Malach'  מֲלְאָךְ = 'gezondene' zoals we in deze tekst lezen. Ze hadden het Woord van God moeten leven met kennis, eerbied en gehoorzaamheid. In plaats daarvan weken ze af van de weg en zorgden er daarom voor dat velen over de wet struikelden .

 

Het verbond met Levi verwijst naar de Engel van het Verbond, die Maleachi noemt in het eerste vers van hoofdstuk 3. Naar Zijn komst zien we uit!

 

Maleachi 3:1

Zie, Ik zend Mijn engel,

die voor Mij de weg bereiden zal.

Plotseling zal naar Zijn tempel komen

die Heere Die u aan het zoeken bent,

de Engel van het verbond,

in Wie u uw vreugde vindt.

Zie, Hij komt,

zegt de HEERE van de legermachten.

 

 

Jur & Ida