To translate this website into different languages, click here

Genesis 45 Vayigash - Hij kwam nader

Jozef bleef niet vijandig tegenover zijn broers. Hij kon zien hoe God zijn leven had gebruikt om een grote verlossing te brengen.

In Genesis 45:3 maakt Jozef zich bekend aan zijn broers. Hij zegt “Ik ben Jozef”. Dan schrikken die broers enorm. Maar in vers 4 en 5 gaat Jozef vertroostend verder:

Toen naderden (Vayegash) ze tot Jozef, ze kwamen dichterbij:

 “Kom toch dichter bij me! En zij kwamen dichterbij. Toen zei hij: Ik ben Jozef, jullie broer,  die jullie naar Egypte verkocht hebben.

BEHOUD VAN HET OVERBLIJFSEL

Jozef legde aan zijn verbijsterde broers uit dat God zijn “afdaling” naar Egypte had gepland "tot behoud van jullie leven" (Genesis 45:5). Jozef gaat verder met te zeggen dat "God mij voor u uit heeft gezonden om voor u een overblijfsel op aarde veilig te stellen, en om u in leven te houden door een grote uitredding". (Genesis 45:7).

 

Als Jozef als voorafschaduwing van het werk van de Messias wordt gezien, komen er meer vergelijkingen naar voren.  Yeshua’s broers, het Joodse volk, verwierpen Hem, maar God verandert afwijzing in een grote uitredding! Paulus lijkt het verhaal van Jozef ook in dit licht gelezen te hebben.

 

In Romeinen 11, worstelde hij met de moeilijke kwestie van Israëls afwijzing van Yeshua.

Hoewel hij niet direct een verwijzing maakt naar Jozef als een analogie, lijkt hij op een paar plaatsen in zij brief aan de Romeinen daarop te hebben gezinspeeld. Zo wees hij erop dat Israëls afwijzing van de Messias, rijkdom voor de wereld betekende.

 

De verwerping van Jozefs broers resulteerde in rijkdom voor de door hongersnood getroffen wereld. Ook Paulus wees erop dat Israëls ultieme verzoening met de Messias "leven uit de doden" zal zijn. De grote nood van de broers van Jozef vóórdat ze hun schuld belijden, doet ons denken aan de angst die het joodse volk zal doormaken vóórdat het de Messias zal erkennen en eren.

 

In Jeremia 30:7 lezen we dat het volk van Jakob in grote nood zal komen: “Wee! Die vreselijke dag kent zijn gelijke niet! Het volk van Jakob komt in grote nood, maar het wordt gered” (NBV).

Jozef zei: "God heeft mij voor u uit gezonden om het leven te bewaren (lemicheyah, למחיה)” De Joodse liturgie gebruikt doorgaans hetzelfde Hebreeuwse woord voor de opstanding van de doden.

Romeinen 11

Want als hun verwerping al verzoening voor een wereld is, wat is dan hun aanneming anders dan leven uit de doden? (Rom.11:15)

Romeinen 11:11 Ik zeg dan: Zijn zij soms gestruikeld met de bedoeling dat zij vallen zouden? Volstrekt niet! Door hun val echter is de zaligheid tot de heidenen gekomen om hen tot jaloersheid te verwekken. 12. Als dan hun val voor de wereld rijkdom betekent en hun verlies rijkdom voor de heidenen, hoeveel te meer hun volheid!

 

Paulus zag de joodse vervreemding van de Messias als een noodzakelijk onderdeel van een goddelijk plan waardoor God Zijn heil naar de hele wereld uitbreidt. In dit verband heeft de Joodse vervreemding van de Messias de gebeurtenissen in het verhaal van Jozef nauwgezet weerspiegeld.

Paulus geeft toe dat Israël gestruikeld (hoewel niet gevallen) is, maar hij verzekerde dat zelfs het struikelen van de natie een onderdeel in Gods plan is. Net zoals Jozef en zijn broers uiteindelijk herenigd en verzoend worden, zei Paulus dat "heel Israël zal worden gered."

Romeinen 11:26. En zo zal heel Israël zalig worden, zoals geschreven staat (Jes. 59,20-21;27,9): De Verlosser zal uit Sion komen en zal de goddeloosheden afwenden van Jakob. En dit is het verbond van Mij met hen, wanneer Ik hun zonden zal wegnemen.

Paulus veronderstelde niet dat heel Israël maar moet wachten tot het hoogtepunt van de tijd om zich met de Messias te verzoenen. Hij verkondigde dat, net zoals de HEERE een overblijfsel van Zijn volk in het verleden bewaarde, Koning Messias ook in die tijd een overblijfsel had herkend. (Romeinen 11:4,5).  Nogmaals, de brief aan de Romeinen lijkt op het verhaal van Jozef te zinspelen:

Genesis 45:7 God heeft mij vóór jullie uit gezonden, om voor jullie een overblijfsel veilig te stellen op aarde, en jullie door een grote uitredding in leven te houden.

Romeinen 11:5 Zo is er dan ook in deze tegenwoordige tijd een overblijfsel ontstaan,  overeenkomstig de verkiezing van de genade.

 

HET VERDRIET VAN YESHUA

In Matteüs 23 worden de Farizeeën in scherpe bewoordingen door Yeshua aangeklaagd. Het is een afsluitende rede, waarmee Yeshua in geestelijke zin afscheid neemt van de leiders van het Joodse volk. Hij eindigt met een diepdroeve jammerklacht: 

‘Jeruzalem, Jeruzalem, dat de profeten doodt, en stenigt, die tot u gezonden zijn, hoe dikwijls heb Ik uw kinderen willen vergaderen, gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert, en gij hebt niet gewild. Zie, uw huis wordt aan u overgelaten. Want Ik zeg u, gij zult Mij van nu aan niet meer zien, totdat gij zegt: Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!’ (Mattheüs 23:37-39).

Uit de tekst blijkt dat het Yeshua groot verdriet doet, dat Zijn volk Hem in meerderheid afwijst en weigert om zich te bekeren. Ontroerend is het taalgebruik: ‘gelijk een hen haar kuikens onder haar vleugels vergadert.’ Het is een liefdesverklaring met een hopeloze ondertoon. Want de liefde blijkt slechts van één kant te komen.

GIJ HEBT NIET GEWILD!

Yeshua werd afgewezen door het Joodse volk en die weigering leidt tot een vreselijk oordeel;

Mattheüs 23 vers 38: ‘Zie, uw huis wordt aan u overgelaten.’ God trekt Zijn handen af van Zijn volk en laat het aan zichzelf over. Bij gebrek aan goddelijke bescherming gaat het Joodse volk in het jaar 70 ten onder en wordt het verstrooid. Daarmee is het een prooi van boze machten, tot op de huidige dag. De geschiedenis is er vol van.

Er komt pas een eind aan de beproeving van het Joodse volk als zij Yeshua HaMashiach als hun zaligmaker aannemen en zullen zingen: “Gezegend Hij, die komt in de naam des Heren!” Dat zal plaatsvinden als Yeshua terug komt en Koning wordt in Jeruzalem. Echter, dan zal er maar een deel van Israël Hem aannemen en zich bekeren.

Zacharia en Ezechiël spreken daarover:

Zacharia 13:8 Het zal gebeuren, spreekt de HEERE, dat in heel het land twee derde ervan uitgeroeid zal worden en de geest zal geven, en een derde ervan zal overblijven. Ik zal dat derde deel in het vuur brengen en het louteren, zoals men zilver loutert. Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft. Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God.


Ezechiël 20:37 Ik zal u onder de herdersstok doen doorgaan en u brengen in de band van het verbond. 38. Ik zal van u uitzuiveren wie in opstand komen en wie tegen Mij overtreden. Ik zal hen leiden uit het land waar zij vreemdeling zijn, maar zij zullen op het grondgebied van Israël niet komen. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben.


Zo zal alleen dat deel van het volk Israël dat zich zal bekeren, het beloofde land mogen binnengaan. Dat zijn de rechtmatige broeders, nu geen gelouterde twaalf zonen van Jacob met Jozef als onderkoning, maar de twaalf gelouterde stammen voortgekomen uit Abraham, Izaäk en Jacob, met aan het hoofd de Leeuw van Juda. En met hen de “gabbers” uit de heidenwereld.

Ezechiël 37:16 Gij nu, mensenkind! neem u een hout, en schrijf daarop: Voor Juda, en voor de kinderen Israëls, zijn metgezellen; en neem een ander hout, en schrijf daarop: Voor Jozef, het hout van Efraïm, en van het ganse huis Israëls, zijn metgezellen.

 

Ezechiël 37:19 Zo spreek tot hen: Alzo zegt de Heere HEERE: Ziet, Ik zal het hout van Jozef, dat in Efraïms hand geweest is, en van de stammen Israëls, zijn metgezellen, nemen, en Ik zal dezelve met hem voegen tot het hout van Juda, en zal ze maken tot een enig hout; en zij zullen een worden in Mijn hand

 

Ezechiël heeft het over de “metgezellen” de gabbers  In Jesaja 56 vers 8 gaat het erover dat God er nog meer bijeenbrengen zal naast de “getelden” van de kinderen van Israël. Dit zijn  de metgezellen, de “gabbers  חָבֵר ”uit de heidenen.

Bewerking en aanvulling uit Parasja studie: Vayigash ( | ויגש Hij kwam nader) Tora: Genesis 44:18-47:27

Jur