To translate this page into different languages, click here!

Hebreeën 9 - het bloed van het Verbond

Links op het plaatje zien we de hogepriester op Yom Kippur zijn werk doen in het Heilige der Heiligen, voor Gods aangezicht. Hij draagt hier niet zijn mooie outfit. Hier verschijnt hij nederig voor God in een linnen gewaad, zoals ook door God geboden was. (Leviticus 16:4) Voor God vertegenwoordigde hij het volk dat gezondigd had en bracht het bloed op de troon om vergeving te vragen.  Als hij daarna naar buiten ging, waar het volk in spanning stond te wachten, vertoonde hij zich in vol ornaat. Nu vertegenwoordigde hij God tegenover het volk.

In de eerste zes verzen van dit hoofdstuk geeft de schrijver een overzicht van wat er in de tabernakel aanwezig was.
Het Heilige: de gouden kandelaar en de tafel met toonbroden

Het Heilige der Heiligen: achter het tweede voorhangsel: het wierookvat, de ark van het verbond, de gouden kruik waarin het manna, de staf van Aäron die gebloeid had en de stenen tafelen van het verbond.  

Paulus (of wie de schrijver ook is) wil door de Geest hiermee duidelijk maken: "kijk mensen, deze weg naar God lag nog niet open, want Hij die de WEG ìs, namelijk Yeshua de Messias, was er nog niet."  

De schrijver van deze brief plaatst hier opnieuw de aardse priesterdienst tegenover de Priesterdienst van Yeshua. Het aardse heiligdom bestond uit twee vertrekken: het ‘heilige’ en het ‘heilige der heiligen’.

Hebreeën 9:1-5
1. Nu had ook het eerste verbond verordeningen voor de eredienst en het aardse heiligdom.
2. Er was immers een tabernakel ingericht en in het eerste gedeelte daarvan was de kandelaar en de tafel met de toonbroden. Dat werd het heilige genoemd.
3. Maar achter het tweede voorhangsel was het gedeelte van de tabernakel dat het heilige der heiligen werd genoemd,
4. met een gouden wierookvat en de ark van het verbond, die geheel met goud overtrokken was. In deze ark lagen de gouden kruik met het manna en de staf van Aäron, die gebloeid had, en de stenen tafelen van het verbond.
5. En boven op deze ark waren de cherubs van Gods heerlijkheid, die het verzoendeksel overschaduwden. Over deze dingen zullen wij nu niet stuk voor stuk spreken.

Het aardse heiligdom, gemaakt volgens Gods ontwerp, was de ingerichte tabernakel....... dit was een tent van 15 meter lang,  5 meter breed en 5 meter hoog, verdeeld in twee vertrekken. Het grotere vertrek ( het eerste deel achter het eerste voorhangsel ) was 10 bij 5 meter: "het heilige". Achter het tweede voorhangsel was het kleinere vertrek van 5 meter hoog, breed en lang (een kubus dus): het Heilige der heiligen genoemd. 

Een gouden wierookvat en de ark van het verbond, die geheel met goud overtrokken was....... het lijkt erop dat de schrijver het wierookvat in het Heilige der heiligen plaatst, terwijl dit vat in werkelijkheid in het Heilige, maar vlak voor het voorhangsel staat. Waarschijnlijk is dit het bovenste deel van het reukofferaltaar, waar de gebeden van de gelovigen via de wierook aan YAHWEH werden opgedragen, vlak voor Zijn troon, maar van achter het voorhangsel.  Dat wordt zo mooi verwoord in Psalm 141:1-2. 

Het reukofferaltaar/wierookvat had alles te maken met de omgang met God. We kunnen nu in de Naam van Yeshua van deze heerlijke omgang genieten. Onze gebeden worden in de hemel ontvangen en bewaard.  

Het is de wierook die door het gordijn het Heilige der heiligen binnentrekt, zodat de hogepriester op de Grote Verzoendag. beschermd de aanwezige YAHWEH bij Zijn troon met cherubs kan naderen. Er staat ook niet dat het vat daar staat, de schrijver associeerde echter het wierookaltaar met de Heiligste Plaats, want daar had het alles mee te maken. We lezen ook Openbaringen over het wierookvat in de hemel:

Psalm 141:1-2
2. O YHWH, ik roep U aan, haast U tot mij; neem mijn stem ter ore, als ik tot U roep. Laat mijn gebed als reukoffer voor uw aangezicht staan, het opheffen van mijn handen als avondoffer.
Openbaring 8:3-4
3. En er kwam een andere engel, die met een gouden wierookvat bij het altaar ging staan. Aan hem werd veel reukwerk gegeven, opdat hij dat samen met de gebeden van alle heiligen op het gouden altaar vóór de troon zou leggen.
4. En de rook van het reukwerk steeg, met de gebeden van de heiligen, uit de hand van de engel op tot vóór God.

De ark was een kist van acaciahout, bedekt met bladgoud. De afmetingen waren bij benadering 1,25 x 0,75 x 0,75 meter.  De ark had ringen als pennen aan de zijkant om hem te kunnen dragen zonder de ark zelf aan te raken (Exodus 25:10-22). We kennen het beeld van de ark met de cherubs boven op het verzoendeksel (Exodus 25:17-22).

Net zo als de schrijver hier vermeldt gaan we nu niet alles stuk voor stuk uitdiepen. Dat hebben we ook bij de behandeling van Exodus gedaan. Het is belangrijk genoeg. We moeten niet in de val trappen door te denken dat de fysieke dingen voor Israël waren en de geestelijke dingen voor de kerk zijn, want dan ontgaat ons het wezenlijke karakter van Yeshua in relatie tot onze verlossing.

Hebreeën 9:6-8
6. Dit alles was dus zo ingericht. In het eerste deel van de tabernakel gingen de priesters voortdurend binnen om de diensten te volbrengen.
7. In het tweede deel echter ging alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnen, niet zonder bloed, dat hij voor zichzelf offerde en voor de afdwalingen van het volk.
8. Daarmee maakte de Heilige Geest dit duidelijk dat de weg naar het heiligdom nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog in gebruik was.

Hebreeën 9:6-8
6. Dit alles was dus zo ingericht. In het eerste deel van de tabernakel gingen de priesters voortdurend binnen om de diensten te volbrengen.
7. In het tweede deel echter ging alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnen, niet zonder bloed, dat hij voor zichzelf offerde en voor de afdwalingen van het volk.
8. Daarmee maakte de Heilige Geest dit duidelijk dat de weg naar het heiligdom nog niet openbaar gemaakt was, zolang de eerste tabernakel nog in gebruik was.

In het eerste deel van de tabernakel gingen de priesters voortdurend binnen...... de priesters gingen tweemaal per dag het heilige binnen, 's morgens om de lonten van de lampen in orde te maken en 's avonds om de lampen van de menora aan te steken. Bij die gelegenheden werden er ook reukoffers gebracht. Dan brandden zij wierook op het altaar, welke de gebeden zijn van de heiligen (Openbaring 5:8). Hieruit zijn de gebedstijden ontstaan die nog plaatsvinden in de synagoges. Het woord 'voortdurend' betekent niet dat de priesters dag en nacht zonder onderbreking in het heilige waren, maar wel iedere dag tweemaal, zonder een dag verstek te laten gaan. 

In het tweede deel echter ging alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnen...... in tegenstelling tot het volle dienstprogramma van de priesters, mag de hogepriester maar éénmaal prt jaar, op Grote Verzoendag (Yom Kippoeriem), het Heilige der heiligen binnengaan. Hij bracht bloed mee om dat te sprenkelen op het verzoendeksel. Het is een zondoffer en dat herinnert ons eraan dat de dood een gevolg van de zonde is. De hogepriester moet eerst voor zichzelf en zijn gezin offeren, omdat hij ook een zondaar is; en zijn offer voor het volk is alleen voor hun zonden begaan in onwetendheid (Leviticus 16).

Daarmee maakte de Heilige Geest dit duidelijk dat de weg naar het heiligdom nog niet openbaar gemaakt was,..... zolang de 'eerste tent, d.w.z. : het heilige' in gebruik was kon men niet naar het Heiige der heiligen binnengaan. Toen bij het sterven van Yeshua het eerste voorhangsel scheurde werden degenen die Yeshua aangenomen hadden, allen priesters (Exodus 19:6; 1 Petrus 2:9). Maar het heiligdom is nog steeds alleen voor Yeshua toegankelijk. Ook in de hemel is er sprake van een voorhangsel, waar ons anker in en bij Yeshua vastligt (Hebreeën 6:19).

Hebreeën 9:22 En bijna alles wordt volgens de wet door bloed gereinigd, en ZONDER HET VERGIETEN VAN BLOED VINDT ER GEEN VERGEVING PLAATS! 

Er was rein bloed nodig om ons vrij te kopen van zonde en dood. Satan had recht op ons om ons vast te houden in de dood. Ik begreep ineens dat dit de reden was dat Michaël de aartsengel  een woordenstrijd had met de duivel om het lichaam van Mozes. (Judas 1:9) De duivel kwam op voor zijn recht op de dood van de mens, maar God had Mozes op Zijn manier begraven.  En dat recht op de mens is door het bloed van Yeshua ongedaan gemaakt. 

Er was maar één Mens die satan kon weerstaan! Eén mens Wiens bloed zuiver, smetteloos was. Daarom moest God mens worden om ons zo te redden. Daarom sloot God een verbond met Israël, waarbij het volk met bloed besprenkeld werd. 
Hebreeën 9:19 Want nadat elk gebod overeenkomstig de wet aan heel het volk door Mozes meegedeeld was, nam hij het bloed van de kalveren en van de bokken met water en scharlakenrode wol en hysop, en besprenkelde het boek zelf EN HEEL HET VOLK.
Het is duidelijk dat Heb.9:19-20 refereert aan de verbondssluiting waarover we lezen in Exodus 24:8. Het twintigste vers is hier bovendien de centrale as. (zie onder) De tekstopbouw, door de Heilige Geest, geïnspireerd laat zien dat dit een bijzonder belangrijke boodschap is. Het bloed heeft dan ook alles met de wet van God te maken. Het uitspreken daarvan werd met bloed bekrachtigd en verzegeld. Wet en bloed zijn tezamen onderdelen van het verbond.


Bij het sluiten van een verbond, zoals we dat bij Abram zagen, werd een dier geslacht en de stukken werden in twee rijen neergelegd. De betrokken partijen gingen tussen de twee rijen door. (vgl. Genesis 15:10, Gen.15:17) Abram haalde al deze dieren en sneed ze middendoor, behalve de vogels. De verschillende stukken legde hij tegenover elkaar. (Genesis 15:17) Toen de zon was ondergegaan en het helemaal donker was, zag Abram plotseling een rokende oven en een fakkel die tussen de doormidden gedeelde stukken doorging.

Degene die het Verbond sloot was YHWH zelf. Degenen die het verbond verbraken, waren de mensen met wie het gesloten was. Zij moesten gedood worden, net zo als die stieren die door midden waren gesneden. Dat heeft Yeshua voor ons gedaan! Zo kon na Zijn dood het verbond vernieuwd worden en van kracht zijn.

Er worden hier twee verschillende woorden gebruikt: testament en verbond, terwijl in het Grieks hetzelfde woord “diatheke” wordt gebruikt. Het Griekse woord heeft blijkbaar beide betekenissen. In Heb.9:16-17 staat niet “maker van het testament”, maar “Maker van een Verbond” (diathemenos). Yeshua is niet Iemand die ons een erfenis nalaat, maar Hij is de Erfgenaam Zelf: 

Die Hij ERFGENAAM gemaakt heeft van alles, door Wie Hij ook de wereld gemaakt heeft. Hebreeën 1: 2

Maar toen de landbouwers de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Dit is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden en zijn erfenis voor onszelf houden. Mattheüs 21: 38

Wij mogen ons mede-erfgenamen noemen. (Rom.8:32) We erven de heilsgoederen samen met Yeshua en Israël, als we de zonden laten afwassen met het bloed van Yeshua. Degene die het initiatief voor het testament/verbond neemt is YHWH zelf. Hij is de Gever, en Degene die Zichzelf geeft in Zijn Zoon , maar Hij is ook de Ontvanger, de Erfgenaam. Het is alles uit Hem:

“ Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid”.  Romeinen 11: 36

Tegelijk wordt van ons verwacht dat wij het verbond houden, waarvan de bepalingen staan vermeld in het boek van de wet, dat met bloed besprenkeld werd. Als dat boek zou hebben afgedaan, zoals ons in het verleden geleerd werd en waaraan velen nog halsstarrig vasthouden, dan zou dit niet zo in het Nieuwe Testament benadrukt worden. Yeshua noemt hen dan "wettelozen". Matth. 7:22-23.  Weliswaar hebben sommige zaken uit dat wetboek een geestelijke toepassing gekregen en dienen dan ook bewust geestelijk toegepast te worden. Dat geldt met name voor alles wat met de offerdienst te maken heeft. In Heb.9:23 is dan ook sprake van “betere offers” waarmee alles wordt gereinigd, omdat er nu het zuivere bloed van de zondeloze mens Yeshua beschikbaar kwam. Dat maakt opnieuw duidelijk waarom God mens moest worden, zodat er bloed was dat de mens kon redden.

Dat wat in de wet met bloed werd besprenkeld zijn  geen rituelen en inzettingen die we uitsluitend plichtmatig uitvoeren. Onze houding moet zijn als die van David in Psalm 119:47-48.

“Ik verblijd mij in Uw geboden, die ik liefheb. Ik hef mijn handen op naar Uw geboden, die ik liefheb, en overdenk Uw verordeningen.”

 

Ida