English & other languages: click here!

Romeinen 9 - Hosea en het Zaad

Paulus begint Rom. 9, met het uiten van zijn door de Heilige Geest bewerkte verdriet om zijn broeders, de Israëlieten, die door de wet van gerechtigheid zich aannemelijk wilden maken voor God.

Doch ik zeg dit niet, alsof het woord Gods ware uitgevallen; want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn.  Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen; maar: In Izaak zal u het zaad genoemd worden. Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend. Rom. 9:6-8

Even een opmerking over deze vertaling. Ik heb hier de Statenvertaling genomen omdat deze – overeenkomstig de grondtaal – het woord “zaad” heeft vertaald. In HSV en NBG is het woord “zaad” iedere keer vervangen door “nageslacht”. Ook in Romeinen 9:29. Het gaat in de Bijbel steeds om de strijd tussen het heilig Zaad en dat wat satan heeft gezaaid. In het Grieks wordt in bovenstaande tekst tweemaal het woord σπέρμα (spreek uit: sperma) gebruikt.   

"En ik zal vijandschap zetten tussen u en de vrouw, en tussen uw zaad en haar Zaad; Hij zal uw hoofd vermorzelen, en gij zult zijn hiel vermorzelen. " Gen 3:15

Wat is het zaad van de vrouw? Het is de Messias op Wiens terugkomst de wereld in barensnood wacht! Hij is het beloofde Zaad! Ook de slang heeft een geestelijk zaad, dat bijzonder kwaadaardig blijkt te zijn.

Enkele teksten uit de Galatenbrief:  

Want er staat geschreven dat Abraham twee zonen had, een van de slavin, en een van de vrije. Maar hij die van de slavin was, is naar het vlees geboren, hij echter die van de vrije was, door de belofte. Deze dingen hebben een zinnebeeldige betekenis; want deze vrouwen zijn de twee verbonden: het ene, dat van de berg Sinaï, dat kinderen voortbrengt voor de slavernij, dat is Hagar. (Gal. 4:22-24)

Zo verstaat gij dan, dat degenen, die uit het geloof zijn, Abrahams kinderen zijn. (Gal. 3:7)

Nu zo zijn de beloftenissen tot Abraham en zijn zaad gesproken. Hij zegt niet: En den zaden, als van velen; maar als van één: En uw zade; hetwelk is Christus. (Gal. 3:16)

Ook in deze tekst is het woord “zaad” (sperma) in HSV en NBG  vervangen door nageslacht en heb ik gekozen voor de Statenvertaling.

Abraham kreeg de belofte om een vader van velen te worden. Vader van velen door dat ene Zaad, Yeshua haMasshiach, zodat deze erfgenamen door de belofte Abrahams zaad worden  genoemd.

Dat heilige Zaad werd bij Abraham op bovennatuurlijke wijze verwekt en Sara kon op bovennatuurlijke wijze als 90 jarige een kind baren.

Die tweedeling van zaad komt uit in een gesprek tussen Yeshua en de Farizeeën:

Zij antwoordden en zeiden tegen Hem: Abraham is onze vader. Jezus zei tegen hen:  Als u Abrahams kinderen was, zou u de werken van Abraham doen. Maar nu probeert u Mij te doden, een Mens  Die de waarheid tot u gesproken heeft, die Ik van God gehoord heb. Dat deed Abraham niet. U doet de werken van uw vader. Zij zeiden dan tegen Hem: Wij zijn niet geboren uit hoererij; wij hebben één Vader, namelijk God. Jezus dan zei tegen hen: Als God uw Vader was, zou u Mij liefhebben; want Ik ben van God uitgegaan en gekomen. Want Ik ben ook niet uit Mijzelf gekomen, maar Hij heeft Mij gezonden. (Joh. 8:39-42)

 

Uit geloof zijn: dat betekent “wedergeboorte”. Het Zaad van God moet in ons ontkiemen. Dat zal ook ontkiemen in Lo-Ammi en Lo-Ruchama. Zij waren van “verkeerd” zaad, uit hoererij geboren en hadden Hosea niet als vader. Toch werd hij hun Vader. Zo zal God ook Vader zijn van het fysieke nageslacht van Abraham, dat uit het verkeerde zaad was geboren, maar waar wedergeboorte plaatsvindt. Er is een Deur van hoop in het dal Achor!! Wie had dat ooit gedacht!
Het dal Achor (dal van het verderf), niet ver van Jericho, waar in de tijd van Jozua Achan werd gestenigd om zijn ongehoorzaamheid. Zie Jozua 7:25.  Yeshua de Deur, had de doodstraf van de mensen op Zich genomen. Wie naar Hem toegaat wordt vrijgesproken en wordt opnieuw geboren. Hij valt niet meer onder de wet van zonde die tot de dood leidt, maar onder de wet van Gods Geest, die het LEVEN is.

Helaas zal lang niet iedereen van die Deur, Yeshua HaMashiach, gebruik maken om Gods Koninkrijk binnen te komen. Het zal een rest, een overblijfsel zijn. Jesaja zei het al:

Op die dag zal het gebeuren dat het overblijfsel van Israël en wie van het huis van Jakob ontkomen zijn, niet langer zullen steunen op hem die hen geslagen heeft, maar zij zullen steunen op de HEERE, de Heilige van Israël, in trouw.

Dat overblijfsel zal terugkeren, het overblijfsel van Jakob, naar de sterke God. (Jesaja 10:20,21)

 

Als de HEERE van de legermachten ons niet een gering aantal ontkomenen had overgelaten, als Sodom zouden wij geworden zijn; wij zouden Gomorra gelijk geworden zijn. (Jes. 1:9)

 

Het is steeds maar een overblijfsel, een rest dat uit Gods oordelen komt. En Jozef zei het al bij het weerzien van zijn broers: “God heeft mij vóór jullie uit gezonden, om voor jullie een overblijfsel veilig te stellen op aarde, en jullie door een grote uitredding in leven te houden.” Gen. 45:7

 

Met ons gelovigen uit de heidenen is het niet anders gesteld. Ook daar zal het een rest zijn die behouden wordt. Maar die wordt toegevoegd aan Israël. We mogen medeburgers en huisgenoten van hen zijn, één in Yeshua HaMashiach.  Net zo als de kinderen van Gomer, die geen echte kinderen van Hosea waren, maar toch als zijn eigen kinderen werden aangenomen.

Er is vrouwenzaad en slangenzaad:
Genesis 3:15 En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar Zaad; datzelve zal u den kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen.

Het vrouwenzaad is Yeshua (Gal.3:16). Iedereen die zich aan Hem door Zijn bloed verbonden weet is, hoewel afkomstig van het slangenzaad, nu in Christus behorend tot het vrouwenzaad en wordt door de Vader als Zijn kind aangenomen.

Hosea 1:10 Toch zal het aantal Israëlieten zijn als het zand van de zee, dat niet gemeten en niet geteld kan worden. En het zal gebeuren dat in de plaats waar tegen hen gezegd is: U bent niet Mijn volk, tegen hen gezegd zal worden: Kinderen van de levende God.

Hoewel Hosea zijn woorden in eerste instantie op Israël van toepassing bracht, neemt Paulus de vrijheid dit ook op de heidenen te betrekken. Gods ontferming geldt voor Jood en heiden.

En zo zal heel Israël zalig worden. (Rom. 11:26)