To translate this page into different languages, click here!

Jesaja 43:21 - 44:23 offers

In Leviticus vinden we de beschrijving van de offers die voor Israël nodig zijn, om tot God te naderen. In Jesaja 43 lezen we hoe teleurstellend de offerdienst is geworden in de ogen van YHWH.

 

Jesaja 43:22 U hebt Mij echter niet aangeroepen, Jakob,

maar u hebt zich tegen Mij vermoeid, Israël.

23 U hebt Mij niet uw brandoffers gebracht van kleinvee

en met uw slachtoffers hebt u Mij niet geëerd.

Ik heb u Mij niet laten dienen met het graanoffer,

en Ik heb u niet vermoeid met wierook (vredeoffer).

24 U hebt voor Mij met geld geen kalmoes gekocht,

en met het vet van uw slachtoffers hebt u Mij niet verzadigd.

Integendeel, u bent Mij tot last geweest met uw zonden,

u hebt Mij vermoeid met uw ongerechtigheden.

 

In vers 23 is sprake van het ontbreken van drie soorten offers: het brandoffer (olah), het graanoffer (mincha) en de wierook duidt op het Vredeoffer (sh’lamim). In het woord “sh’lamim “ herkennen we het bekende woord “shalom”.  Het gaat hier om de vrijwillige offers die spontaan uit het hart komen. Blijkbaar bracht men wel de verplichte offers, maar aan de vrijwillige offers kun je de liefde en toewijding afmeten. Hoewel de offerdienst in schrille tegenstelling stond met de toewijding van het volk, gaat God toch verder met het volk. In het begin van het boek Jesaja wordt Israël al een “zondig volk” genoemd, “nageslacht van kwaaddoeners”, “kinderen die verderf aanrichten”. (1:4) De Allerhoogste kondigt ook een straf en oordeel aan:


Jesaja 43: 28 Daarom zal Ik de leiders van het heiligdom ontheiligen, Jakob prijsgeven aan de ban en Israël aan beschimpingen.

Het is het steeds terugkerend patroon: Israël dat zondigt, dat wordt gestraft en opgeroepen zich te bekeren en daarna een profetische blik van wat God voor ogen staat met dit volk. Meestal is dat een heenwijzing naar het komende Vrederijk, waarin God alles gaat herstellen.

In hoofdstuk 44 noemt God hen: “Mijn dienaar Jacob, Israël die ik verkozen heb wees maar niet bang. Je nageslacht zal vervuld worden met Mijn Heilige Geest”. En dan gebruikt God zelfs een soort “koosnaampje”  voor Israël  “Jesjurun”, dat zoiets als “rechtop” of “de oprechte” betekent.  

Het mag dan helemaal mis gegaan zijn met de offerdienst, uit een chiastische structuur die dit Schriftgedeelte bevat (maar die te groot is om deze hier te plaatsen) blijkt dat de centrale as van dit gedeelte Jesaja 43: 25 is

“Ik, Ik ben het Die uw overtredingen uitdelgt omwille van Mijzelf, en aan uw zonden denk Ik niet.”

Als God het heeft over nageslacht, valt me ook hoofdstuk 44 vers 5 op:

5 De een zal zeggen: Ik ben van de HEERE, een ander zal zich noemen met de naam Jakob, weer een ander zal met zijn hand schrijven: Van de HEERE, en de erenaam Israël aannemen.

Dit zou kunnen betekenen dat heidenen zich aansluiten bij Israël en daarom tot nageslacht gerekend worden.  Want wat is de reden dat je jezelf wel met die naam gaat noemen als je niet van Jakob bent? Waarom neemt een ander de erenaam Israël aan?  De reden staat er in deze tekst bij: hij schrijft "ik ben van YHWH" en dat is  de God van Israël! Dat is geloof en dan kan het niet anders dan dat je bij Hem en Zijn volk behoort. Hier gebeurt wat Romeinen 11 zegt: dat heidenen door het geloof in Yeshua worden geënt op de beloften voor Israël. En die naam Israël betekent dat we naar Elohim zijn genoemd! Wat een erenaam! 

Als ik je de vraag zou stellen wie het eerst die naam zou dragen dan zul je ongetwijfeld antwoorden: “dat was Jacob toch?” Maar als we Jesaja 49 zorgvuldig lezen  (in het bijzonder vers 3) ......

3 Hij heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Knecht, Israël, in Wie Ik Mij zal verheerlijken.

Het is deze Knecht Israël  die de andere knecht Jacob zal verlossen. Dus de oorsprong van die naam is Hij in wie God zich zal verheerlijken. Het volk Israël, zoals God dat voor ogen heeft, zal God samen met Zijn Verlosser verheerlijken.

Maar dan moeten we ons niet beroemen tegen de natuurlijke takken.....

Romeinen 11: 16 En als de eerstelingen heilig zijn, dan het deeg ook, en als de wortel heilig is, dan de takken ook. 17 Als nu enige van die takken afgerukt zijn, en u, die een wilde olijfboom bent, in hun plaats bent geënt en mede deel hebt gekregen aan de wortel en de vettigheid van de olijfboom, 18 beroem u dan niet tegenover de takken. En als u zich beroemt: U draagt de wortel niet, maar de wortel u.

Dat zien we ook al in vers 9 en 10 van Jesaja 43, waarbij Israël dan Gods getuige is en de heidenen die Waarheid erkennen:

9 en men (de heidenen) zal horen en zeggen: Het is de waarheid! 10 U bent Mijn getuigen, spreekt de HEERE,

In de hoofdstukken van Leviticus wordt bij de beschrijving van de offers steeds gezegd “en het (de zonde) zal hem vergeven worden”.  Maar hier biedt God vergeving buiten de gangbare offerdienst aan. Niet omdat Israël zo goed is, maar omdat God barmhartig en “gaarne vergevend” is. Niet omdat Israël offerde, maar omdat God Zichzelf offerde in Yeshua, de hoogste vorm van offerdienst, de hoogste vorm van liefde. God zegt dan ook duidelijk “omwille van Mijzelf”.  Dat vinden we ook in

Ezechiël 36:22 Zeg daarom tegen het huis van Israël: Zo zegt de Heere HEERE : Ik doe het niet om u, huis van Israël, maar om Mijn heilige Naam, die u ontheiligd hebt onder de heidenvolken waarheen u gegaan bent.

Ondanks de zonden die tussen God en Zijn volk instaan, spreekt God van een toekomst die Hij voor ogen ziet. Het zal gaan via oordeel en verdrukking en voor het overblijfsel met de kleine kudde uit de heidenen herstel van heel Israël. Dat zal openbaar worden als Gods Koninkrijk op aarde baan breekt. Dan zingen we, waar ons Bijbelgedeelte mee eindigt:

Ida