English & other languages: click here!

Zacharia 14:16-21 - Loofhuttenfeest

In deze dagen, waarin we het door God ingestelde Loofhuttenfeest vieren, beseffen we heel goed dat dit grote betekenis heeft voor de tijd die komt. Als we in Leviticus 23 lezen hoe aan dit feest gestalte zou moeten worden gegeven, dan begrijpen we dat we het feest niet dienovereenkomstig kunnen vieren. Er is geen tabernakel of tempel waar de voorgeschreven offers kunnen plaatsvinden.  Maar de beschreven offerdienst en het verblijf in loofhutten heeft ons nog heel veel te zeggen. 

Bovendien lezen we in Zacharia 14 dat het Loofhuttenfeest in zijn volle omvang terug zal komen, tijdens het komende Vrederijk.

 

De loofhutten zijn in de eerste plaats een herinnering aan de tijd dat het volk Israël door de woestijn trok, op weg naar het beloofde land. Maar ieder mens heeft een levensweg die bedoeld is om het Beloofde Land, het Koninkrijk van God binnen te gaan.

Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige’  (Hebreeën 13:14)

Dat beseften de Israëlieten die door de woestijn trokken en dat zal iemand die Gods Woord kent en gelooft zich ook realiseren.

Wie die toekomst voor ogen heeft zal niet meer de behoefte hebben om zich te nestelen in deze wereld, waarin satan de dienst uitmaakt.  Wie gelooft en zich heeft laten dopen in Yeshua, de Messias, is een ander Koninkrijk binnen gegaan, dat door Gods Geest rust op “goedheid, rechtvaardigheid en waarheid” (Efeze 5:9) Daarom willen we met een verblijf in de Loofhut zeggen: “we zijn op weg naar Gods Koninkrijk”.

Het Loofhuttenfeest is bij uitstek een feest voor de naties. Dat was zelfs al het geval bij de instelling ervan. Dat zien we aan de offerdienst zoals vermeld in Numeri 29. In dit hoofdstuk vinden we niet het woord “Loofhuttenfeest”, maar wel de vermelding van de “vijftiende van de zevende maand”, en dat is volgens de Bijbelse kalender het begin van het Loofhuttenfeest. Tijdens dit zevendaagse feest moest iedere dag een aantal stieren worden geslacht.

In Num. 29 vers 13 lezen we: “U moet dan als vuuroffer een brandoffer aanbieden, als een aangename geur voor YHWH: dertien jonge stieren.” In vers 17: “op de tweede dag: twaalf jonge stieren”, vers 20:” Vervolgens op de derde dag: elf jonge stieren”. Zo gaat het door, er moet iedere volgende dag één stier minder worden aangeboden. Totaal werden er daarom 70 stieren geofferd. Een rekensommetje laat dit zien: 13 + 12 + 11 + 10 + 9 + 8 + 7 = 70. 

Dat getal 70 wijst in de Bijbel op de volken. In Genesis 10 zien we een opsomming van het nageslacht van Noach, waar 70 personen genoemd worden die na de zondvloed de aarde gingen bewonen.

 “Dit waren de geslachten van de zonen van Noach, ingedeeld naar hun afstamming, met hun volken; van hen stammen de volken af die zich na de vloed over de aarde hebben verspreid.” Genesis 10:32

Hieruit kun je de conclusie trekken dat er tijdens het Loofhuttenfeest voor elk volk op aarde werd geofferd.  God heeft vanouds de hele aarde op het oog, maar Israël mocht en zal de priesterdienst daarvoor verrichten.

Dat wordt versterkt door hetgeen we hier in Zacharia 14 lezen.  In het komende Vrederijk wordt van alle overgebleven volken verwacht dat zij naar Jeruzalem komen om het Loofhuttenfeest te vieren. Doen ze dat niet, dan volgt er een straf. Ook in het Vrederijk gelden Gods regels. Juist dan zal iedereen moeten erkennen dat Gods geboden goed, rechtvaardig en waarheid zijn, tot welzijn van de volken. Dat moet geleerd worden.  De wet zal van Sion uitgaan, waar Yeshua als Koning regeert.

Openbaring 2: 27 En Hij zal hen hoeden met een ijzeren staf – zij zullen als kruiken van een pottenbakker verbrijzeld worden – zoals ook Ik die macht van Mijn Vader heb ontvangen.

Hier worden mensen vergeleken met “potten” gemaakt door een pottenbakker. Als een pot niet aan zijn doel beantwoordt staat het een pottenbakker vrij om die pot kapot te gooien. Zo is het ook bij de grote Pottenbakker. In Jeremia 18 lezen we daarover:


“Mislukte de pot die hij aan het maken was met de klei in de hand van de pottenbakker, dan maakte hij daarvan weer een andere pot, zoals het in de ogen van de pottenbakker goed was om te maken.”  (Jeremia 18:4)

Zolang de klei zacht en vormbaar is kan de Pottenbakker van een mislukte pot iets goeds maken. Maar als de pot hard is geworden is er maar één oplossing: kapot gooien. Zo is het ook met ons mensen in Gods hand. De potten die in Zach. 14:21 heilig worden genoemd staan symbool voor de mensen die gereinigd en gevormd YHWH komen dienen. En dan staat er ook achter: “dat er geen Kanaäniet meer zal zijn in het Huis van YHWH”.

Ida