To translate this page into different languages, click here!

Exodus 14-17 Kwartels, Manna, Water uit de Rots, Amalek

In Exodus 16 lezen we over het manna. Daarover gaat het in de centrale as van de bijgevoegde chiastische structuur. Het volk Israël kreeg honger, maar zoals dat met mensen gaat, ze begonnen te mopperen en die arme Mozes en Aäron kregen de volle laag. Toch wisten deze beide wijze leiders dat het gemopper niet hen gold, maar Adonai. Israël moest nog zoveel leren. God wilde hen leren dat ze nu alles van Hem moesten verwachten. Hij stelde hen steeds op de proef.

Eerst kwamen ze in Mara, waar het water niet te drinken was, zo bitter was het. Maar toen Mozes op Gods aanwijzingen er een stuk hout in gooide, was het water heel goed drinkbaar. Wat een wonder…. en toen op naar de volgende pleisterplaats: Elim.

Ze waren inmiddels weer vertrokken uit die heerlijke oase met de naam “Elim”, waar twaalf waterbronnen waren en 70 palmbomen. Deze aantallen zijn bekende getallen in de bijbel. De twaalf waterbronnen spreken van de 12 stammen van het huis Israëls. De 70 palmbomen verwijzen naar de 70 volkeren. Die palmen waren mogelijk dadelpalmen, die zie je ook nu in de woestijn bij de Dode Zee. Een prachtige plek met water en schaduw en misschien wel dadels waarvan ze mochten genieten en waar God hen naartoe had geleid. Maar ze moesten weer verder.

En het volgende probleem doet zich voor…. gebrek aan eten.

Exodus 16:3 De Israëlieten zeiden tegen hen: Och, waren wij maar door de hand van de HEERE gestorven in het land Egypte, toen wij bij de vleespotten zaten en brood aten tot verzadiging toe! Want u hebt ons uitgeleid naar deze woestijn om heel deze gemeente van honger te laten sterven.
4. Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zie, Ik zal voor u brood uit de hemel laten regenen. Het volk moet eropuit gaan en de per dag benodigde hoeveelheid verzamelen, zodat Ik het op de proef kan stellen of het naar Mijn wet wandelt of niet.

Eerst komt er 's avonds een zwerm kwartels, zodat er vlees te eten is. Maar de volgende morgen ligt er het onbekende manna. De kwartels kwamen niet bij herhaling. Er is twee maal sprake van kwartels in de Bijbel. Beide keren dienden ze als voedsel voor de Israëlieten. In Numeri 11 lezen we dat de Israëlieten een oordeel over zich haalden omdat ze flauw werden van de manna en vlees wilden hebben. Toen kregen ze als straf kwartels.

En dan ligt daar de volgende morgen iets fijns, iets vlokkigs, fijn als de rijp op de aarde. En de mensen vragen; “wat is dat?” Dit was, zoals Mozes duidelijk maakte “brood uit de hemel”, het “manna”. Het manna is synoniem aan het Woord: Gods Woord.

Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van al het woord dat uit de mond van de HEERE komt. Deuteronomium 8:3

Deze tekst gebruikte Yeshua in de woestijn toen de duivel Hem wilde verleiden. (Matth. 4:4)

Brood is in de bijbel altijd meer dan alleen maar iets om te eten. Het verwijst naar het Levende Brood, die ook het Levende Woord is: Yeshua. Het manna spreekt eveneens van Yeshua, Hij is het “brood uit de hemel”. Beide, het Woord en het Brood, moet men tot zich nemen. Wie zich daarvan geen rekenschap geeft heeft geen deel aan Hem. Lees Johannes 6:48-59 daarover. De centrale tekst van dat gedeelte is:

Johannes 6:53 Jezus dan zei tegen hen: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als u het vlees van de Zoon des mensen niet eet en Zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in uzelf.

Het verzamelen en eten van het manna is ook aan regels, ja goddelijke regels gebonden.

Het manna mocht niet verzameld worden op de sabbat, maar wel gegeten worden. Men moest ervoor zorgen dat de één niet teveel en de ander niet te weinig ervan kreeg. Voorafgaand aan de sabbat moest een dubbele portie worden ingezameld, wat op andere dagen niet kon omdat het dan bedierf en stonk. Hoe kon de kruik met manna die in de tabernakel bewaard werd niet gaan stinken? Omdat YHWH daar woonde en die plaats vervuld was met Zijn heiligheid, die geen dood en verderf toelaat. Ook dat verwijst naar Yeshua, die in het graf geen ontbinding heeft gezien (Handelingen 2:27)

Maar in de centrale as gaat het behalve over het manna, over het houden van de sabbat. Ook hierin ging YHWH het volk op de proef stellen. We lezen in Exodus 16:

25 Toen zei Mozes: Eet dit vandaag, want vandaag is het de sabbat voor de HEERE. U zult het vandaag buiten niet vinden. 26 Zes dagen moet u het verzamelen, maar op de zevende dag is het sabbat. Dan zal het er niet zijn.

 

Het komt God heel precies met de sabbat. De Israëlieten moesten leren dat dit een heel belangrijk gebod was, waarmee je niet moest sjoemelen. En daaruit mogen ook wij lering trekken. Door de hele bijbel heen lees je dat God dit heel ernstig neemt.

Maar als we leren deze dag als een feestdag te beleven, te genieten van de rust die God geeft en dat je je gezin de aandacht kunt geven die zo nodig is, dan is de sabbat geen zware opdracht, maar zoals de bijbel dat zegt: een verlustiging voor God en mensen. 
Jesaja 58:13 Indien u uw voet van de sabbat terughoudt, ermee ophoudt om op Mijn heilige dag te doen wat u zelf wilt;
indien u de sabbat een verlustiging noemt, opdat de HEERE geheiligd wordt – die geëerd moet worden – indien u die eert door niet uw eigen wegen te volgen, niet uw eigen wensen zoekt of daarover een woord spreekt, 14. dan zult u vreugde scheppen in de HEERE, Ik zal u doen rijden op de hoogten van de aarde en Ik zal u voeden met het erfelijk bezit van uw vader Jakob, want de mond van de HEERE heeft gesproken.

Toen het volk in Rafidim kwam was er opnieuw trammelant. Er was geen water. Natuurlijk is dat heel moeilijk. Water om te drinken, om je te wassen, om dingen schoon te maken. Ik denk dat er in ons land ook demonstraties zouden komen. Maar dit was Gods volk dat moest leren op zijn God te vertrouwen. Ze gingen onder Zijn hoede. Deze situaties waren bedoeld om Hem te leren vertrouwen. En ook wij mogen lessen voor onszelf daaruit trekken. 
In deze situatie komt God Zijn volk weer tegemoet. Mozes moest weer met uitgestrekte hand en met dezelfde staf waarmee hij de Nijl sloeg in Gods autoriteit gaan staan. Er staat zelfs dat God bovenop de rots ging staan, waar Mozes op moest slaan om daaruit water te laten stromen. Hij, YHWH wordt zelf DE ROTS genoemd. 

Exodus 17:6 Zie, Ik zal daar vóór u op de rots bij de Horeb staan. Dan moet u op de rots slaan, en er zal water uitkomen, zodat het volk kan drinken. En Mozes deed dit voor de ogen van de oudsten van Israël.
Hier vereenzelvigt YHWH Zich dus met de rots. Als Mozes op de rots slaat, dan slaat hij dus eigenlijk... YHWH, die later als Yeshua op aarde kwam! In deze gebeurtenis zit een profetische lading. God neemt zelf de straf voor Israël op Zich.
Jesaja 53:4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, onze smarten heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, DOOR GOD GESLAGEN EN VERDRUKT.

Zacharia 13:7 Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE van de legermachten. SLA DIE HERDER en de schapen zullen overal verspreid worden. Maar Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden.

Wat hier wordt uitgebeeld heeft bovendien een profetie in zich die een belofte inhoudt voor de gelovige:

Johannes 4:14 maar wie drinkt van het water dat Ik hem zal geven, zal in eeuwigheid geen dorst meer krijgen. Maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem een bron worden van water dat opwelt tot in het eeuwige leven.

Johannes 7:37 En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep: Als iemand dorst heeft, laat hij tot Mij komen en drinken. 38. Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien.

Psalm 78:15 Hij spleet de rotsen doormidden in de woestijn en liet hen overvloedig drinken als uit diepe wateren.
16. Want Hij bracht stromen voort uit de rots en deed water neerstorten als rivieren.
We komen in dit hoofdstuk zowel het manna uit de hemel als het levende water uit de rots tegen: dit wijst zonder twijfel op de levende Christus. Hij is het brood uit de hemel en Hij is het levende water. Alles wijst op Hem!
Mozes geeft deze plek een bijzondere naam: Massa =plaats van verbittering en  Meriba = plaats van onenigheid of beproeving, omdat ze daar God uitgedaagd hadden door te zeggen: God heeft ons mooi in de steek gelaten. 


In het tweede gedeelte van Exodus 17 gaat het over de strijd met de Amalekieten. Een strijd die nog steeds gaande is. Niet zozeer met een volk dat die naam draagt, maar een deel van de mensheid waarin de geest van Amalek woont. 
Yeshua noemt hen in het boek Openbaring:

In de persoon van Haman, die afstamde van Amalek, zou het totale Joodse volk in het grote Perzische rijk worden uitgeroeid. God gebruikte de Joodse koningin Esther om dat te verhinderen. 

Openbaring 17:12 En de tien hoorns die u gezien hebt, zijn tien koningen, die het koningschap nog niet hebben ontvangen, maar die samen met het beest één uur koninklijke macht zullen ontvangen. 13. Dezen zijn eensgezind en zij zullen hun kracht en macht aan het beest overdragen. 14. Zij zullen oorlog voeren tegen het Lam, maar het Lam – want Heere der heren is Hij en Koning der koningen – zal hen overwinnen, en zij die samen met Hem zijn, geroepenen, uitverkorenen en gelovigen

Exodus 17:14-17 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek en prent het Jozua in dat Ik de herinnering aan Amalek van onder de hemel geheel zal uitwissen. 15. En Mozes bouwde een altaar en gaf het de naam: De HEERE is mijn Banier! 16. Hij zei: Voorzeker, de hand op de troon van de HEERE! De strijd van de HEERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!

Hun eensgezind optreden is kenmerkend voor de geest van Amalek. 

Ook hier in Rafidim is het weer de uitgestrekte arm van Mozes, met de staf in de hand die Gods autoriteit op de vijand legt.

Amalek had geen directe reden om Israël aan te vallen. Hun woongebied was ten zuiden van Kanaän. Het was een preventief optreden. Ze vielen Israël in de achterhoede aan, daar waar de zwakkeren, de ouderen en de kleine kinderen waren. Er moest een zware strijd gevoerd worden. De "grondtroepen" onder leiding van Jozua, en Mozes, Aäron en Hur voerden de strijd geestelijk op de top van de heuvel, met de uitgestrekte armen met staf van Mozes.

Deze bijzondere passage laat ons zien dat leven of dood voor Israël afhing van de gebeden van één man. Mozes bad zoals een gebed moet zijn. Hij was zich bewust van de strijd van Genesis 3:15 die zich hier voor zijn ogen afspeelde. Satan is er op uit om Israël te vernietigen. Om het Koninkrijk van God, het heilige Zaad, te saboteren. Eeuwige dood of eeuwig LEVEN!

Dit voorval in de woestijn was het begin van een eeuwenlange strijd tussen deze twee volkeren. Gedurende de tijd van de Richteren ondervond Israël steeds plunderingen en aanvallen veroorzaakt door Amalek. Ook Gideon streed tegen Amalek en overwon hen. God had Israël geboden dit volk te vernietigen. Eeuwen later zal Saul deze opdracht grotendeels uitvoeren (1 Samuël 15), maar niet zoals God dat wilde. 

1 Samuel 15:2-3 Zo zegt de HEERE van de legermachten: Ik heb acht geslagen op wat Amalek Israël aangedaan heeft, hoe hij zich tegen hem gekeerd heeft op de weg, toen hij uit Egypte kwam. 3. Ga nu heen, en versla Amalek, en sla alles wat hij heeft met de ban. Spaar hem niet, maar dood hen van man tot vrouw, van kind tot zuigeling, van rund tot schaap, en van kameel tot ezel.

Saul faalde in de opdracht die God hem had gegeven. Van de dieren doodde hij alleen het zwakke, maar het sterke liet hij leven als oorlogsbuit voor hemzelf en de zijnen. Het ergste was dat hij koning Agag, de aanvoerder van dit kwaad, spaarde. Een aantal jaren later verwoestten de Amalekieten Ziklag, een stad van David.

Exodus 17:10-16 Jozua deed zoals Mozes tegen hem gezegd had door de strijd aan te binden met Amalek. Mozes, Aäron en Hur klommen echter op de top van de heuvel. 11. En het gebeurde, als Mozes zijn hand ophief, dat Israël de overhand had, maar als hij zijn hand neerliet, dat Amalek de overhand had. 12. De handen van Mozes werden echter zwaar; daarom namen zij een steen en legden die onder hem, zodat hij erop kon gaan zitten. Aäron en Hur ondersteunden zijn handen, de een aan de ene en de ander aan de andere kant. Zo bleven zijn handen onbeweeglijk, totdat de zon onderging. 13. Zo overwon Jozua Amalek en zijn volk met de scherpte van het zwaard. 14. Toen zei de HEERE tegen Mozes: Schrijf dit ter gedachtenis in een boek en prent het Jozua in DAT IK DE HERINNERING AAN AMALEK VAN ONDER DE HEMEL GEHEEL ZAL UITWISSEN. 15. En Mozes bouwde een altaar en gaf het de naam: De HEERE is mijn Banier! 16. Hij zei: Voorzeker, de hand op de troon van de HEERE! De strijd van de HEERE zal tegen Amalek zijn, van generatie op generatie!

Helaas was Saul niet gehoorzaam aan God.
God zal uiteindelijk de herinnering aan Amalek van onder de hemel geheel uitwissen.

Ida