Psalm 119 de langste Psalm

Psalm 119:1-8 alef א - Dag 1 omertelling
DE WET VAN ADONAI
Deze psalm heeft een alfabetstructuur, de zogeheten acrostichon; iedere groep van 8 regels begint met een volgende letter van het Hebreeuwse alfabet. In dit geval dus de A(lef) א. In het Hebreeuws begint ook het eerste woord van zo’n sectie met de letter die aan de beurt is. Het Hebreeuwse alfabet heeft 22 letters. De psalm heeft dus 22 strofen van 8 verzen, zodat de psalm 176 verzen heeft.
1 Welzalig zijn de oprechten van wandel,
die in de Tora van de HEERE gaan.
2 Welzalig wie Zijn getuigenissen in acht nemen,
die Hem met heel hun hart zoeken,
3 die ook geen onrecht bedrijven,
maar in Zijn wegen gaan.
4 HEERE, Ú hebt geboden
om Uw bevelen ten zeerste in acht te nemen.
5 Och, waren mijn wegen zo vast
om Uw verordeningen in acht te nemen!
6 Dan zou ik niet beschaamd worden,
als ik oog zou hebben voor al Uw geboden.
7 Ik zal U loven met een oprecht hart,
wanneer ik Uw rechtvaardige bepalingen geleerd heb.
8 Ik zal Uw verordeningen in acht nemen,
verlaat mij niet geheel en al.
In het eerste vers van deze psalm lezen we het woord “Tora”. In onze bijbels wordt het vertaald met wet of geboden, maar in het Hebreeuws staat er echt “Tora”, en dat staat op meerdere plaatsen in de psalm. De Tora verwijst naar de eerste vijf boeken van Mozes, waarin we allerlei geboden en inzettingen vinden. We denken vaak dat het moeilijk en zelfs onderdrukkend is om deze in ons leven toe te passen. Bovendien is ons geleerd dat deze onderwijzing (want dat betekent het woord Tora) heeft afgedaan.
De psalmdichter denkt daar heel anders over. Hij beseft dat Diegene die ons geschapen heeft ook het beste weet hoe wij in ons leven dienen te handelen. Trouwens ook Yeshua zegt dat er geen tittel of jota van de wet verloren gaat, zolang de hemel en aarde bestaan. Bovendien zegt Yeshua dat Zijn geboden niet zwaar zijn. Het houden ervan zal je tot zegen zijn.
De psalmdichter (waarschijnlijk David) gaat er van uit dat deze geboden heilzaam zijn voor degenen die God met hun hele hart zoeken! Je proeft ook een bepaalde onzekerheid in deze woorden. “Och was ik maar zo standvastig, dan zou ik me niet hoeven te schamen”. David weet dat hij niet volmaakt is. Maar hij wil graag gehoorzamen. In het bewustzijn van je onvolmaaktheid kun je wel eens roepen: “Verlaat mij niet…!” Als je God kent wil je niet meer zonder Hem. Verlaten zijn van God is diepe duisternis, het is de hel. Yeshua, de Levende Tora, riep aan het kruis: “Mijn God, Mijn God, waarom hebt U Mij verlaten?”
Dat was het dieptepunt in Zijn lijden. Al onze zonden en schuld drukten op Hem, de zonden die scheiding maken tussen God en ons, maakten scheiding tussen de Vader en de Zoon. Dat is in feite de dood. Maar daardoor werd het mogelijk dat God belooft aan wie Hem toebehoren: “Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten”. (Heb.13:5b)
Psalm 119:9-16 - Beth ב - Dag 2 omertelling
GEHOORZAAMHEID AAN DE WET VAN ADONAI
9 Waarmee houdt een jongeman zijn pad zuiver?
Als hij dat bewaart overeenkomstig Uw woord.
10 Ik zoek U met heel mijn hart,
laat mij van Uw geboden niet afdwalen.
11 Ik heb Uw belofte in mijn hart opgeborgen,
opdat ik tegen U niet zondig.
12 Geloofd zij U, HEERE,
leer mij Uw verordeningen.
13 Ik heb met mijn lippen verteld
al de bepalingen van Uw mond.
14 In de weg van Uw getuigenissen verblijd ik mij meer
dan in alle bezit.
15 Ik overdenk Uw bevelen
en heb oog voor Uw paden.
16 Ik verblijd mij in Uw verordeningen,
Uw woord vergeet ik niet.
Wat is het mooi als jonge mensen al vroeg beginnen om hun pad zuiver te houden. De psalm geeft ook aan hoe dat in zijn werk gaat. Er zijn enkele kenmerkende woorden in dit gedeelte. Het Woord van God/de verordeningen, het hart en de mond. Hij zoekt God met heel zijn hart en hij bewaart de beloftes in het hart. Hij overdenkt Gods Woord en dat geeft hem blijdschap. Hij spreekt er ook over. Het is hem veel meer waard dan alle stoffelijke zaken die de wereld biedt.
Is dit niet het beeld van Yeshua, de Levende Torah? Degene die de Torah volmaakt heeft vervuld, zelfs tot in de dood. Maar het is onze verantwoordelijkheid Hem daarin te volgen.
Ik moet dan ook aan Daniël denken, die als jonge man aan het hof van een heidense koning kwam. Als enige stond hij erop de spijswetten van Adonai te houden. Hij deed dat ook namens zijn vrienden Hananja, Misaël en Azarja. Hij durfde alleen te staan en tegen de stroom in te gaan, zelfs in het hof van een koning die kon beschikken over leven en dood. Het is het doel dat God aan een mensenleven verbonden heeft, om eerlijk en met een zuiver geweten in het leven te staan. De zogenaamde geboden en gedragsregels van regeringen, scholen, filosofen kunnen we als nietswaardig beschouwen in vergelijking met de enige Waarheid van Gods Woord. Omdat je weet dat als God vóór je is, wie zal dan tegen je zijn? Romeinen 8:31.
Maar ook als je niet zo’n goede start in je leven hebt kunnen maken, kun je dat vanaf dit moment wel gaan doen. Het begint bij het zoeken naar God met je hele hart (vs. 10a).
Psalm 119:17-24 gimel ג - Dag 3 omertelling
TEVREDENHEID IN DE WET VAN ADONAI
17 Wees goed voor Uw dienaar, dan zal ik leven
en Uw woord in acht nemen.
18 Ontsluit mijn ogen en laat mij aanschouwen
de wonderen van Uw Tora.
19 Ik ben een vreemdeling op de aarde,
verberg Uw geboden niet voor mij.
20 Mijn ziel wordt verteerd van verlangen
naar Uw bepalingen, te allen tijde.
21 U bestraft de vervloekte hoogmoedigen,
die van Uw geboden afdwalen.
22 Wentel smaad en verachting van mij af,
want ik heb Uw getuigenissen in acht genomen.

23 Zelfs toen vorsten op hun troon gezeten tegen mij spraken, overdacht Uw dienaar Uw verordeningen.
24 Ja, Uw getuigenissen zijn mijn bron van blijdschap, zij zijn mijn raadgevers.
In heel psalm 119 proef je de liefde van de psalmist voor Gods geboden. Die liefde komt voort uit liefde tot God. Het gaat zo ver dat hij verteert van verlangen naar Gods aanwijzingen, die hij als wonderen ziet. En dat zijn ze ook! Gods geboden getuigen van grote wijsheid en rechtvaardigheid in een wereld die aan haar eigen wijsheid ten onder gaat. Ja, en dan ervaar je dat je een vreemdeling bent onder de mensen. O zeker, menig christen zegt ook te geloven maar houdt zelf de regie over zijn leven en bepaalt zelf aan welke normen God en hijzelf moet voldoen. Dan kan er smalend gelachen worden om iemand die zo vol passie naar Gods Tora leeft. Dan kun je veracht worden. Maar dan vraagt de psalmist aan God: “Wentel smaad en verachting van mij af”, “Neem de smaad van mij weg God en herstel mijn vrede in U. Ik kom bij U om raad…!”
Gods Woord is een bron van blijdschap!
Psalm 119:25-32 daleth ד - Dag 4 omertelling
VASTBESLOTENHEID OM DE WET VAN ADONAI TE GEHOORZAMEN
25 Mijn ziel kleeft aan het stof;
maak mij levend overeenkomstig Uw woord.
26 Ik heb U mijn wegen verteld en U hebt mij verhoord;
leer mij Uw verordeningen.
27 Geef mij inzicht in de weg van Uw bevelen,
dan zal ik Uw wonderen overdenken.
28 Mijn ziel weent tranen van verdriet;
richt mij op overeenkomstig Uw woord.
29 Laat de weg van de leugen van mij wijken,
schenk mij genadig Uw Tora.
30 Ik heb de weg van de waarheid gekozen,
Uw bepalingen heb ik mij voor ogen gesteld.
31 Ik kleef vast aan Uw getuigenissen;
HEERE, beschaam mij niet.
32 Ik zal de weg van Uw geboden lopen,
wanneer U mijn hart verruimd hebt.
Dit gedeelte begint met te zeggen “mijn ziel kleeft aan het stof”. De psalmist is niet de enige die daar hinder van heeft. Door de zondeval is onze natuur op het aardse gericht, op datgene wat het oog ziet en op wat deze wereld biedt. En die gerichtheid is een geestelijke dood. Daarom klinkt de roep tot God: “Maak mij levend zoals U beloofd hebt in Uw Woord!”.
Er is een keuze nodig, een beslissing van je wil, om God, de Schepper van je leven te zoeken. Dat doet de schrijver van deze psalm dan ook. Hij heeft alles aan God verteld, zijn hart voor God opengelegd en niets achter gehouden. Daaraan kwamen tranen te pas. Hij realiseerde zich dat de levensweg waarop hij ging in feite een leugen was.
In plaats van voor de leugen koos hij nu voor de weg van de waarheid (vers 30). Wie kiest voor de waarheid van de Tora, kiest voor Yeshua die zelf de Waarheid is en die ook de Levende Tora is.
Wat is dat ook belangrijk in onze tijd. Heb je van harte gekozen voor Yeshua, die de Waarheid is? Heb je Zijn geboden voor ogen (vers 30)? Want in deze tijd zendt God, hen die de liefde voor de waarheid niet aangenomen hebben, een ‘geest der dwaling’ zodat ze de leugen geloven (2 Thess. 2:10 en 11).
Door de goede keuze kleeft je ziel niet meer aan het stof (de geest van de wereld), maar kleeft je hart zich bewust vast aan de Tora, aan de levende Tora, en het wordt “ruim” in je hart, net zo als de psalmdichter.
Psalm 119:33-40 He Dag 5 Omertelling
EEN GEBED OM INZICHT
33 HEERE, leer mij de weg van Uw verordeningen,
en ik zal die in acht nemen tot het einde toe.
34 Geef mij inzicht, dan zal ik Uw Tora in acht nemen;
ja, ik zal mij er met heel mijn hart aan houden.
35 Doe mij treden op het pad van Uw geboden,
want daarin vind ik vreugde.
36 Neig mijn hart naar Uw getuigenissen
en niet naar winstbejag.
37 Wend mijn ogen af, zodat zij niet zien wat nutteloos is;
maak mij levend door Uw wegen.
38 Bevestig Uw belofte aan Uw dienaar,
die Uw vreze is toegedaan.
39 Wend van mij af de smaad, waarvoor ik beducht ben,
want Uw bepalingen zijn goed.
40 Zie, ik verlang naar Uw bevelen,
maak mij levend door Uw gerechtigheid.
Wat kenmerkt de dichter van deze psalm? Dat hij zelf niets weet te hebben en alles van de HERE wil ontvangen. Als een leeg vat wil hij door God gevuld en vervuld worden van alles wat hij duidelijk inziet dat hij nodig heeft. Is dit ook ònze houding tegenover God, dan is dit gedeelte van Psalm 119 precies ook voor ons geschreven. Ook wij moeten alles uit Gods hand ontvangen.
In dit gedeelte vinden we tweemaal het gebed “maak mij levend”. Dat geeft aan dat wij van nature “geestelijk dood” zijn, hoewel we fysiek leven en actief zijn, gevoelens en emoties hebben en zelfs bijzonder intelligent kunnen zijn. En toch dood….?? Jazeker, in Gods ogen zijn wij geestelijk gestorven bij de zondeval. Er is scheiding gekomen tussen God en de mens vanwege de zonde. Daardoor zijn we geestelijk dood. De psychologie kent de begrippen lichaam en ziel. Maar de Bijbel voegt daar nog een dimensie aan toe: de geest.
1 Thess. 3: 23 En moge de God van de vrede Zelf u geheel en al heiligen, en mogen uw geheel oprechte GEEST, DE ZIEL en HET LICHAAM onberispelijk bewaard worden bij de komst van onze Heere Jezus Christus.
Hoe kan die geest dan tot leven gewekt worden? Deze psalm geeft ook tweemaal het antwoord daarop.
ONDERWIJS IN GODS WETTEN
Het is de gerechtigheid, de wegen van God die we vinden in de Tora en in de Levende Tora Yeshua! Omdat Yeshua de Tora volkomen heeft vervuld is het nodig één met Hem te zijn. Dan mogen we delen in Zijn LEVEN, waardoor de Tora geen geleerd rijtje geboden blijft, maar waarbij die in ons hart tot leven komt. Dan zullen we net als David in vers 34 zeggen: “ik zal me met heel mijn hart eraan houden!” Dan krijgen we het inzicht dat alleen geestelijk begrepen kan worden.
Krijg je daarvan de smaak te pakken, dan ga je die weg ten einde toe (v. 33). Inzicht om naar Gods wet te leven. Dan wil je niet maar met een stukje van je leven, maar met alles wat in je is God dienen (v. 34). De weg gaan die de HERE wijst. Dit is tegelijk een enorme vreugde voor jezelf (v. 35). Opening van je hart voor Gods wil, ook in je omgang met je naaste. Gevolg: je bent niet uit op vermeerdering van je bezit door je naaste te kort te doen (v. 36). Je wilt je alleen bezighouden met de dingen van God (v. 37).
Dat is LEVEN, daarmee begint ons eeuwig LEVEN in gemeenschap met God.
Psalm 119:41-48 WAV ו - Dag 6 omertelling
VERTROUWEN IN DE WET VAN ADONAI
41 Laat Uw blijken van goedertierenheid over mij komen, HEERE,
Uw heil overeenkomstig Uw belofte.
42 Dan heb ik hem die mij hoont iets te antwoorden,
want ik vertrouw op Uw woord.
43 Ontruk het woord van de waarheid niet geheel en al aan mijn mond,
want ik hoop op Uw bepalingen.
44 Dan zal ik steeds Uw Tora in acht nemen,
voor eeuwig en altijd.
45 Ik zal wandelen op ruime baan,
omdat ik Uw bevelen gezocht heb.
46 Ook zal ik voor koningen spreken over Uw getuigenissen
en mij niet schamen.
47 Ik verblijd mij in Uw geboden,
die ik liefheb.
48 Ik hef mijn handen op naar Uw geboden,
die ik liefheb, en overdenk Uw verordeningen.
We leren van dit gedeelte dat deze weg van Woord en Tora/Wet een zaak van Gods genade (goedertierenheid) is, waarin Hij trouw is aan Zijn Verbond en waarin Hij Zijn beloften vervult.
We hebben een antwoord op hen die ons bespotten en die kwaad over ons spreken, want we vertrouwen op Gods Woord dat in ons hart verankerd is.
De psalmdichter vraagt aan God om vrijmoedig over Zijn Woord te kunnen spreken, als we de gelegenheid krijgen of als dat nodig is. Dat we ons niet laten weerhouden door de weerstand die er om ons heen is.
De Woorden van de Tora, de woorden van Yeshua en van allen die vanuit deze Bron hebben geput, gesproken en geschreven, zijn volkomen te vertrouwen. Het zijn woorden van eeuwigheidswaarde. Als iemand uit God is zal hij ernaar luisteren.
We gebruiken geen vleiende woorden om iemand over te halen Zijn weg te volgen. Wie daarvoor kiest mist de weg van de Waarheid en laat zich bedriegen. Het is de methodiek van satan om mensen vriendelijk te verleiden, om hen tenslotte de dood in te jagen.
Wat mogen we zo, verzekerd van Gods Waarheid, in de wereld daarvoor uitkomen. We hoeven ons nergens voor te schamen. Zelfs voor koningen en andere belangrijke bestuurders en ambtenaren mogen we ons onbevreesd uitspreken als dit van ons gevraagd wordt.
In die weg hebben we geen twijfels en angsten in ons hart. Wat fijn dat God ons in Zijn Waarheid laat staan. Wij danken God daarvoor: U hebt ‘ruim baan’ in ons hart en in ons leven gegeven! Wat ben ik blij met Uw geboden die in mijn hart en gedachten zijn.
Psalm 119:49-56 Zayin ז - Dag 7 omertelling
GELOOF IN DE WET VAN ADONAI
49 Denk aan het woord gesproken tot Uw dienaar,
waarop U mij deed hopen.
50 Dit is mij tot troost in mijn ellende:
dat Uw belofte mij levend heeft gemaakt.
51 De hoogmoedigen hebben mij ten zeerste bespot,
toch ben ik van Uw Tora niet afgeweken.
52 Ik heb gedacht aan Uw oordelen van oude tijden af, HEERE,
en heb mij getroost.
53 Grote verontwaardiging heeft mij bevangen
vanwege de goddelozen, die Uw Tora verlaten.
54 Uw verordeningen zijn mijn gezangen geweest
op de plaats waar ik vreemdeling was.
55 HEERE, 's nachts heb ik aan Uw Naam gedacht
en ik heb Uw Tora in acht genomen.
56 Dat is aan mij gebeurd,
omdat ik Uw bevelen in acht genomen heb.
De psalmdichter pleit op grond wat God tot hem gesproken heeft. Die woorden maakten dat hij goede hoop en troost in moeilijkheden had. Gods beloften maakten dat hij leven kon. Hij las niet alleen daarover, maar heeft zich deze beloften ook eigen gemaakt, zichzelf daaraan herinnerd.
Zijn leven was ook echt niet gemakkelijk. Wat een ellende, spot en minachting had hij niet ervaren. Maar hij hield zich vast aan de woorden van de TORA, zonder daarvan af te wijken. Dat zouden meer mensen moeten doen.
God spreekt in de TORA over oordelen, zoals de Zondvloed en het oordeel over Sodom en Gomorra. Het geeft aan dat God Zijn Schepping niet overgeeft aan de satan. Hij maakt een eind aan het kwaad, ook aan het kwaad dat in onze tijd wordt bedreven. De mensen die in de tijd vlak voor de Zondvloed leefden, lachten Noach uit met zijn boot op het droge. En de a.s. schoonzoons van Lot dachten dat hun schoonpapa grappen maakte. Net zo als die spottende betweters in vers 51.
De psalmdichter is boos, verontwaardigd, over die goddelozen die Gods Tora veronachtzamen. Ach, wat is dat ook in onze tijd, juist onder veel kerkmensen, het geval. Men weet amper wat daarin geschreven is. Ja, Jezus, die wordt nog wel gepredikt, maar heel vaak ontdaan van Zijn wortels in de Tora. Daarom ontstaat er een verkeerd beeld van Hem, een soort afgodsbeeld in de gedachten. Iemand die geleefd heeft om jou en mij van alles te voorzien. Maar gelooft ieder echt dat Hij uit de dood is opgestaan, dat Hij de aarde oordeelt, degenen die in Hem geloven opwekt uit de dood, en straks als Koning de aarde gaat regeren?
Hopelijk ben je een gelovige die voor Hem uitkomt in een wereld die jou maar een vreemdeling vindt. Dan zing je uit je hart: “Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad”? Dan denk je ’s nachts in je bed aan Hem, de levende TORA, die ons liefheeft en die Zijn oordeel, maar ook Zijn Koninkrijk voorbereidt. Dan bid je tot Hem en prijs je Zijn heilige Naam! Dan zul je standhouden, net als de psalmdichter. Dan zullen we elkaar herkennen in Zijn gemeenschap.
De belofte dat YAHWEH het LEVEN in deze man heeft gegeven is gebeurd omdat hij Gods geboden steeds voor ogen heeft gehad. Dat LEVEN vanuit de TORA hebben we allemaal broodnodig.
Openbaring 14: 12 Hier zien we de volharding van de heiligen. Hier komen openbaar die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen.
Psalm 119:57-64 Chet ח - Dag 8 omertelling
TOEWIJDING AAN DE WET VAN ADONAI
57 De HEERE is mijn deel, ik heb gezegd
dat ik Uw woorden in acht zal nemen.
58 Ik heb met heel mijn hart getracht Uw aangezicht gunstig te stemmen;
wees mij genadig overeenkomstig Uw belofte.
59 Ik heb mijn wegen overdacht,
en mijn voeten gekeerd naar Uw getuigenissen.
60 Ik heb mij gehaast en niet geaarzeld
Uw geboden in acht te nemen.
61 Benden goddelozen hebben mij omringd,
toch heb ik Uw Tora niet vergeten.
62 Midden in de nacht sta ik op
om U te loven voor Uw rechtvaardige bepalingen.
63 Ik ben een metgezel van allen die U vrezen
en die Uw bevelen in acht nemen.
64 HEERE, de aarde is vol van Uw goedertierenheid;
leer mij Uw verordeningen
In vers 57 getuigt de dichter dat de HERE voor hem alles is in zijn leven van elke dag. Het gaat hem om de omgang met Yahweh en het metterdaad gehoorzamen aan wat God zegt. Zijn hele hart gaat de hele dag uit naar God (vs. 58,62). Dat hij God zijn deel noemt heeft te maken met de regeling dat de Israëlieten allen een erfdeel in het land kregen. Ze konden daar wonen en hun voedsel verbouwen. Maar dit gold niet voor de Levieten. Tot hen zegt God: Ik ben uw deel en erfelijk bezit, in het midden van de Israëlieten (Numeri 18:20b). Deze uitspraak laat zien dat hij vrede met God heeft en dat komt omdat hij Gods Woord in acht neemt. Hij leeft daarin en daarin ontvangt hij met blijdschap zijn erfdeel. Als God ons deel is dan zijn we helemaal tevreden en hoeven wij geen voldoening te zoeken in wereldse genoegens.
Verder lezen we dat de psalmdichter Gods aangezicht zoekt met zijn hele hart.
Daarom wikt en weegt hij goed welke weg hij zal gaan. Hij wil immers zo graag doen wat God zegt (vs. 59,60,64)!
In vers 59 lezen we “ik heb mijn wegen overdacht”. Wat is het goed om na te denken over wat je doet en van plan bent en dat dan te toetsen aan Gods Tora. Dat deed de psalmdichter ook. Dan ga je je gang bijstellen. De man “liep” zijn weg, maar “keerde” zijn voeten naar Gods Woord. Dat is dus bewust je richten op wat God van je verwacht. Het is heel belangrijk om dit voortdurend te doen. Een schip dat op koers vaart moet toch regelmatig bijsturen om op koers te blijven en zo is het in ons geloofsleven ook.
In dit gedeelte is er ook weer sprake van goddelozen die de psalmist omringen. Die goddelozen zijn heus niet altijd wat de Joden “heidenen” noemen. Ook binnen hun eigen volk waren gelovigen die het niet zo nauw namen met Gods geboden, maar wel offerden en naar de tempel gingen. Maar het was godsdienst waar het hart niet bij betrokken was. Juist zulke goddelozen kunnen het de oprecht gelovige moeilijk maken.
De duivel zal steeds weer proberen ons ook door middel van mensen die niet met God leven, onderuit te halen. Maar leven we vanuit de rijkdom van de Bijbel, dan worden we bewaard voor de valstrikken van de goddelozen (vs. 61).
Psalm 119:65-72 Tet ט - Dag 9 omertelling
DE WAARDE VAN DE WET VAN ADONAI.
65 U bent goed voor Uw dienaar geweest, HEERE,
overeenkomstig Uw woord.
66 Leer mij goed onderscheiden en kennen,
want ik heb in Uw geboden geloofd.
67 Voordat ik verdrukt werd, dwaalde ik,
maar nu neem ik Uw woord in acht.
68 U bent goed en U doet goed,
leer mij Uw verordeningen.
69 Hoogmoedigen hebben mij met leugens besmeurd,
maar ík neem Uw bevelen met heel mijn hart in acht.
70 Hun hart is zo ongevoelig als vet,
maar ík verblijd mij in Uw wet.
71 Het is goed voor mij dat ik verdrukt ben geweest,
opdat ik Uw verordeningen zou leren.
72 De Tora uit Uw mond is mij beter
dan duizenden stukken goud of zilver.
De psalmist begint dit deel van het lied, dat staat onder de Hebreeuwse letter ט ‘tet’, met een dankwoord aan YAHWEH. Hij had het goede van Hem ontvangen en wist zich gezegend. Hij voegt daaraan toe dat dit goede hem toebedeeld was overeenkomstig Gods Woord. Zouden wij dat ook zo kunnen zeggen? Zijn de goede dingen die we ontvangen ook werkelijk overeenkomstig Gods Woord? Hij heeft ons geschapen, tot Zijn dienst geroepen, Hij heeft ons uitverkoren en de schuld voor ons gedragen en betaald, Hij gaf ons Zijn Heilige Geest en Hij geeft ons de verwachting van een eeuwig leven als priesters en koningen in Zijn heerlijkheid. Dat is de manier waarop God Zijn dienaren zegent. De psalmist heeft deze gaven dankbaar omarmd en ervaren, ondanks moeilijkheden waar bijv. in vers 53, 61 en 67 sprake van is. Als mens zijn we veel meer geneigd om als zegen te beschouwen wat we in het horizontale vlak als prettig ervaren.
Daarom vervolgt de psalmist ook met het gebed: “Leer mij goed onderscheiden en kennen” en dat is dan ook het onderscheiden op grond van de geboden, zoals uit het vervolg van de tekst blijkt. Het probleem is dat de mens sinds de zondeval gericht is op ‘de boom van kennis van goed en kwaad’, de boom van satan en daarom niet meer kan onderscheiden tussen goed en kwaad. De geboden en instructies van God zijn onderdeel van de Levensboom. Die geboden latenen duidelijk zien wat Gods wil is en daardoor begrijpen we dat wat er tegenin gaat, het kwaad in deze wereld is.
Er was een tijd dat de psalmist ‘dwaalde’. Maar nu hij volgens Gods Woord leeft, lijdt hij verdrukking. Toch zal hij daarom niet schipperen met Gods geboden. De scheiding tussen de beide bomen (van goed en kwaad en de levensboom) brengt scheiding onder de mensen aan. Dat is de vijandschap van Genesis 3:15 die ons wereldse bestaan van deze tijd kenmerkt.
Hij blijft niettemin van harte getuigen dat God goed is en dat Zijn verordeningen goed zijn. Laten ze hem dan maar verdacht maken door middel van leugens, Gods Woord is in zijn hart en blijven in zijn hart. Daardoor heeft hij de vrede in zijn hart die alle verstand te boven gaat (Filippenzen 4:7), ook al “spreken ze liegende, allerlei kwaad van hem”. Yeshua zei in Mattheüs 5:11-13 dat je gelukkig bent als dit gebeurt. Dat is ook de getrouwe profeten overkomen.
De woorden in dit gedeelte van de psalm laten zien wat Gods wet in de psalmdichter heeft uitgewerkt. Dank zij tegenwerking en verdrukking is er geloofsmoed en vertrouwen gegroeid. Nu kan hij volmondig zeggen: U bent goed geweest voor mij YHWH! U bent goed en U doet goed.
Zo sluit hij dit gedeelte af met “de Tora uit Uw mond is mij beter dan duizenden stukken goud of zilver”. Het is deze Tora die God in ons hart legt en die zichtbaar werd in de Levende Tora: Yeshua de Messias, de Levensboom, die aan het kruis de dodelijke werking van satans leugenmachine heeft verslagen. Laten we Hem in Zijn kracht volgen, zodat de God van de Vrede de satan spoedig ook onder onze voeten kan verpletteren (Rom. 16:20).
Psalm 119:73-80 Yod י - Dag 10 omertelling
DE RECHTVAARDIGHEID VAN DE WET VAN ADONAI
73 Uw handen hebben mij gemaakt en bereid;
geef mij inzicht, zodat ik Uw geboden leer.
74 Wie U vrezen, zien mij en verblijden zich,
omdat ik op Uw woord gehoopt heb.
75 Ik weet, HEERE, dat Uw oordelen rechtvaardig zijn
en dat U mij in Uw trouw verdrukt hebt.
76 Laat toch Uw goedertierenheid er zijn om mij te troosten,
overeenkomstig Uw belofte aan Uw dienaar.
77 Laat Uw barmhartigheid over mij komen,
dan zal ik leven, want Uw Tora is mijn bron van blijdschap.
78 Laten de hoogmoedigen beschaamd worden, die mij neerdrukten
met leugen, maar ík overdenk Uw bevelen.
79 Laten zich tot mij keren wie U vrezen
en wie Uw getuigenissen kennen.
80 Laat mijn hart oprecht zijn in Uw verordeningen,
dan zal ik niet beschaamd worden.
Zoals je misschien weet begint ieder gedeelte van de lange psalm 119 met een opeenvolgende letter van het Hebreeuwse alfabet. Dit tiende gedeelte, wat we hier bespreken, begint met de letter yod (of ‘jota’). Het is de kleinste letter van het alfabet. Het lijkt op onze apostrof (aanhalingsteken), een kommaatje bovenaan de regel ('). Over dit tekentje heeft Yeshua het in de Bergrede:
Mattheüs 5:18 Want, voorwaar, Ik zeg u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota of één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles geschied is.
Vers 73 van Psalm 119 begint met Uw handen hebben mij gemaakt….. In het Hebreeuws is hand ‘ jad’ er staat dan ook jaddega ירִיךָ = Uw handen. Die eerste letter is de jod, die hier als jad wordt uitgesproken. Je ziet dat kleine tekentje aan de rechterkant van dat woord staan. Maar we zien ook dat Yeshua zegt dat die wet nog steeds geldig is, er zal nog niet het kleinste van vervallen, totdat alles geschied is. En alles is nog lang niet geschied, want we gaan naar de eeuwigheid toe.
De eerste zin van dit psalmdeel heeft alles te maken met wat Yeshua leerde.
De psalmist zegt: ”Uw handen hebben mij gemaakt en bereid; geef mij inzicht, zodat ik Uw geboden leer.” Hij vraagt of God hem wil helpen om Zijn geboden te leren, want hij erkent dat God hem heeft gemaakt en dat hij dan ook moet leren waarvoor God hem heeft gemaakt. Dat is geen vrije keus van de mens, het vloeit voort uit zijn oorsprong. God heeft de mens met een doel gemaakt en als het goed is wil die mens dan ook beantwoorden aan dat doel. Net zo natuurlijk als een kind zijn ouders accepteert.
De psalmist is zelfs gevormd, toebereid door het Woord van God. Het is een antwoord op de Schepping door God, zoals we dat in Genesis lezen. Gods handen hebben ons geschapen en Zijn handen werden aan het kruis doorboord om ons te redden.
In deze gevallen en aan satans heerschappij onderworpen wereld, kent de mens deze morele, uit liefde bedoelde toewijding aan Zijn Schepper vrijwel niet meer. Hij is het die ons het leven geeft, ons leven komt Hem toe. Hij alleen weet wat het beste voor ons is. Eens stelde YAHWEH een vraag aan de priesters die Hem minachtten:
Maleachi 1:6 Een zoon heeft eerbied voor zijn vader en een knecht voor zijn heer. Maar als Ik uw Vader ben, waar blijft dan de eerbied voor Mij? En als Ik uw Heer ben, waarom is er dan geen ontzag?’ vraagt de HEERE van de hemelse legers.
Deze natuurlijke claim op ons maakt ook duidelijk dat Hij ons nooit zal laten vallen als wij Hem als onze rechthebbende Schepper erkennen en Zijn wil willen doen. Als we de redding van onze zonden door het bloed van Yeshua in danbkbaarheid accepteren. We horen bij Hem!
In vers 74 leren we dat anderen aan ons zullen zien dat we Hem toebehoren. Het maakt ze blij als ze die houding van hoop op Gods Woord opmerken en dat zal een aanmoediging of bemoediging voor hen zijn. Zonder die hoop zou een rechtvaardig leven onmogelijk zijn.
In de verzen 75 t.m. 77 leren we dat de aandacht die de psalmist heeft voor het Woord van God hem vormen met een wijs en goddelijk perspectief zelfs in tijden van beproeving en lijden. Ook dan is de Tora een bron van innerlijke blijdschap.
Gods oordelen ondergaan is niet gemakkelijk, maar de psalmist weet dat ze rechtvaardig zijn en dat hij erdoor gevormd moet worden. Hij wordt er de mens van zoals God bedoelde en daarom kon hij verdrukking doorstaan. Hij zag Gods trouw daarin.
Zoals ook Job, David en Elia zulke perioden hebben gehad waarin ze verdrukt werden, en toch konden ze zeggen: “Uw oordelen zijn rechtvaardig en trouw”. Dan komt God ook met zijn troost en barmhartigheid. Deze gelovigen konden ne als deze psalmist in vers 71 en 75 zegt: ““het is goed dat God mij verdrukt heeft”.
Ze hebben gebeden om Zijn barmhartigheid en daarmee gestaan op de beloften van God in Zijn Woord. We mogen in het midden van onze beproevingen, onze ellende, God hierom vragen.
Laten de hoogmoedige verdrukkers maar beschaamd staan met hun leugens. De psalmist houdt zich aan wat God tot hem zegt in Zijn Woord. Dan ben je voor de wereld in feite onaantastbaar. Hij herkent degenen die God vrezen, die zullen naar hem toekomen.
Het gedeelte eindigt met een gebed: “Laat mijn hart oprecht zijn in Uw verordeningen, dan zal ik niet beschaamd worden.” Hieruit blijkt dat de psalmist weet dat hij de leiding van de Heilige Geest nodig zal hebben om standvastig te blijven. Dan zal hij zich niet hoeven te schamen.
Psalm 119:81-88 kaf כ - Dag 11 omertelling
DE WAARDE VAN DE WET VAN ADONAI
81 Mijn ziel is bezweken van verlangen naar Uw heil,
op Uw woord heb ik gehoopt.
82 Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw belofte,
terwijl ik zei: Wanneer zult U mij troosten?
83 Want ik ben geworden als een leren zak in de rook,
maar Uw verordeningen heb ik niet vergeten.
84 Hoeveel zijn de dagen van Uw dienaar?
Wanneer zult U gericht oefenen over mijn vervolgers?
85 De hoogmoedigen hebben kuilen voor mij gegraven
en dat is niet overeenkomstig Uw Tora.
86 Al Uw geboden zijn betrouwbaar;
met leugen vervolgen zij mij, help mij!
87 Zij hebben mij op de aarde bijna vernietigd,
maar ík heb Uw bevelen niet verlaten.
88 Maak mij levend overeenkomstig Uw goedertierenheid;
dan zal ik het getuigenis van Uw mond in acht nemen.
Wat een sterk verlangen kent de psalmist naar Gods heil. Dat verlangen ontstond door de druk van hoogmoedige mensen. Deze vijandige figuren stellen zich boven hem, ze willen zijn ondergang. Zijn ziel is niet bezweken, want God houdt zijn ziel in stand, maar het kan wel zo voelen als iemand je tot het uiterste vernedert en dwarszit. Toch heeft deze psalmdichter zich steeds vastgehouden aan Gods Woord, aan Zijn beloften. In zijn wanhoop zocht hij troost bij zijn God die hij met een oprecht hart dient (vers 7). Zo’n troost kon hij bijvoorbeeld vinden in Psalm 46, maar ook in de woorden van God: die barmhartigheid doet aan duizenden die Hem liefhebben (Exodus 20:5). Hij nam die woorden tot zich als een houvast in zijn nood. Paulus bemoedigt gelovigen in de geestelijke strijd later met deze woorden: “bekleed je met het borstharnas van geloof en liefde, en met de hoop op de zaligheid als helm.” (1 Thess. 5:8b). Het zijn niet alleen maar krachtige woorden uit een boek, nee, het is God zelf, die door zijn woordvoerders tot deze man, maar ook tot ons spreekt.
De dichter vergelijkt zijn leven met een leren zak in de rook. Een leren zak met wijn werd bovenin de tent, bij de tentopening, opgehangen. Door die opening trok de rook. De leren zak werd helemaal zwart, maar de inhoud werd waardevoller. Dat is een beeldspraak die ons wel wat te zeggen heeft. De tegenslagen en tegenwerkingen die we ondervinden worden door God gebruikt om ons te vormen naar Zijn beeld. Eerder in deze psalm (vs. 71) zegt deze zelfde man: 71 Het is goed (tov!) voor mij dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw verordeningen zou leren. De moeiten drijven ons – als het goed is – naar God en naar Zijn Woord. Iemand die opstandig is doet dat niet en zal zich als tegenstander van de gelovige gaan ontpoppen.
Hier is sprake van een tegenstander die kuilen voor hem graaft. Hij wil Gods dienaar daarin laten lopen en hem zo uitschakelen. Zoiets maakt je bang om je leven te leiden, want het gevaar kan overal opduiken. Op twee plaatsen in het eerste testament staat dat iemand die dat doet, zelf in die kuil zal vallen (Spreuken 26:27 en Prediker 10:8). In Jeremia 5:26 is sprake van mensen die een vernielende strik spannen en dan spreekt YAHWEH zelf in vers 29: “Zou ik vanwege deze dingen niet straffen, mijzelf wreken?”.
De psalmdichter voelt dat hij deze druk niet lang meer kan volhouden. Als hij God vraagt ‘hoelang zijn de dagen van uw dienaar’, dan betekent het dat hij het einde van zijn leven ziet naderen. Zo zwaar wordt hij vervolgd.
Toch blijft hij vertrouwen op Gods geboden. Maar hij roept vanuit zijn angstige hart tot Hem die alleen helpen kan: “HELP MIJ!!!” Ze hebben hem al bijna vernietigd. Hij gaat echt door het vuur van de beproeving. Zal hij die vuurproef doorstaan? Het voelt als sterven. Maar dan roept hij tot God:
“Maak mij levend overeenkomstig Uw goedertierenheid (= genade); dan zal ik het getuigenis van Uw mond in acht nemen.”
Het is een kreet uit de diepte van ellende: “Zie mij, red mij, verdedig mij, verlos mij en doe mij leven”. De dichter van de psalm is zwak en kwetsbaar geworden door alle vijandschap,hij vraagt God om acht te slaan op zijn ellende, zijn ellende ook te zien. Dit gedeelte lijkt te eindigen in een nachtmerrie, maar ‘als de nood het grootst is dan is de redding nabij’, dat geldt zeker voor de gelovige, zelfs door het sterven heen. God beproeft zijn gunstgenoten, maar laat ze innerlijk niet ten ondergaan. In het volgende deel spreekt de psalmdichter al weer veel meer vanuit een hersteld vertrouwen.
Het valt op dat de psalmist niet zozeer bidt voor afwezigheid van beproeving, maar dat zijn leven daardoor vernieuwd wordt en zijn geloof zal groeien. Zo zal Gods Woord in de duisternis zijn denken beheersen. Dit zal hem tot bemoediging zijn in alles wat hem overkomt.
Strijd
Hoe ziet uw leven eruit? Vol ups en downs? Zonneschijn en duisternis? De dichter van deze psalm kent heel wat dagen waarop hij het geweldig moeilijk heeft. Dagen zonder uitzicht. Dagen die hem méér dan ooit doen smachten naar Gods heil. Hij weet: alleen Gods inzettingen en beloften zijn mijn hoop. Maar nu is het zó donker dat het hem te veel dreigt te worden. Wanneer komt God hem toch weer troosten? Hij wil zo graag weer uitzicht krijgen (vs. 81,82).
Hij voelt zich als een leren zak in de rook (vs. 83a). In diepe rouw verkeert de dichter. Een leren zak met wijn werd bovenin de tent, bij de tentopening, opgehangen. Door die opening trok de rook. De leren zak werd helemaal zwart, maar de inhoud werd waardevoller. Dat is een beeldspraak die ons wel wat te zeggen heeft. De tegenslagen en tegenwerkingen die we ondervinden worden door God gebruikt om ons te vormen naar Zijn beeld. Eerder in deze psalm (vs. 71) zegt deze zelfde man: 71 Het is goed (tov!) voor mij dat ik verdrukt ben geweest, opdat ik Uw verordeningen zou leren. De moeiten drijven ons – als het goed is – naar God en naar Zijn Woord. Iemand die opstandig is doet dat niet en zal zich als tegenstander van de gelovige gaan ontpoppen. Dat kwam heel duidelijk naar voren tijdens het aardse leven van Yeshua:
Psalm 119:89-96 Lamed ל - Dag 12 omertelling
GELOOF IN DE WET VAN ADONAI
89 Voor eeuwig, HEERE,
staat Uw woord vast in de hemel.
90 Uw trouw duurt van generatie op generatie;
U hebt de aarde gegrondvest, zodat zij blijft staan.
91 Volgens Uw bepalingen blijven zij ook heden nog staan,
want zij alle zijn Uw dienaren.
92 Als Uw Tora niet mijn bron van blijdschap geweest was,
dan was ik in mijn ellende vergaan.
93 Ik zal Uw bevelen voor eeuwig niet vergeten,
want daardoor hebt U mij levend gemaakt.
94 Ik ben de Uwe, verlos mij,
want ik heb Uw bevelen gezocht.
95 Goddelozen hebben op mij geloerd om mij om te brengen;
ik let op Uw getuigenissen.
96 Aan alles, hoe volmaakt ook, heb ik een einde gezien;
maar alleen Uw gebod is onbegrensd.
Het twaalfde deel van deze psalm, gerangschikt onder de Hebreeuwse letter Lamed (de L) begint met de mededeling dat Gods Woord voor eeuwig is vastgelegd in de hemel. Dat is oneindig veel hoger en betrouwbaarder dan de cloudopslag van Microsoft. Als het oordeel over de aarde komt en er komen nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, dan zal alles wat in the clouds is opgeslagen dat strijdig is met het Woord van God, vernietigd worden. Ook de Quantum storage is niet voor de eeuwigheid vastgelegd. Maar wat van God is uitgegaan blijft tot in eeuwigheid. Het is buiten het bereik van mensen en alle theologische opleidingsinstituten. Niemand zal blijken in staat te zijn hieraan afbreuk te doen als God verschijnt.
In het elfde deel ondervond de psalmist juist zoveel weerstand vanwege tegenstanders van Gods Woord, hoewel het veelal religieuze personen waren. Het is hetzelfde van wat Yeshua ondervond van de farizeeën toen Hij op aarde was. Maar niettegenstaande al die tegenstand blijft Gods trouw al de generaties door. Hij is Dezelfde, Hij verandert niet. Hij is het Die vanaf het begin verkondigt wat het einde zal zijn (Jes. 46:10). Hij omvat alle tijden.
Paulus schreef in 2 Timotheüs 3:16 dat de woorden van heel de bijbel vanuit de hemel werden geïnspireerd. Het komt van God zelf! Zeker Hij gebruikte Zijn bereidwillige dienaren daarvoor, maar het is Zijn Woord, het zijn Zijn gedachten.
Wat Gods Woord zegt over de aarde is zo bemoedigend! Net zo als Gods Tora vast staat tot in eeuwigheid, staat de aarde vast. De aarde zal blijven bestaan in de vorm zoals God het bedoeld en geschapen heeft. De mensheid heeft er nu wel een rommeltje van gemaakt, maar God laat alle menselijke bedenksels vergaan door vuur (1 Kor. 3:13-15). De aarde wordt gereinigd door vuur. Alles wat Babel tot stand heeft gebracht zal verdwijnen. Alleen dat wat van Gods Woord en Geest, op grond van het fundament van Yeshua, tot stand is gebracht, zal blijven bestaan. God ziet de dingen die Hij geschapen heeft als Zijn dienaren. De aarde , die God heeft geschapen blijft in stand, want de elementen, als dienaren van God, gehoorzamen Zijn Woord.
Wat heeft de psalmist veel ellende doorstaan. In het vorige deel werden we erbij bepaald. Maar nu ziet hij Gods plan weer voor zich, het onveranderlijke raadsplan van God. Zonder dat Woord van God, de Tora, had hij het niet gered. Dan zou hij ten onder zijn gegaan. Maar de Tora gaf blijdschap, gaf doorzicht, gaf hoop, dat wil zeggen: zekerheid! God heeft hem levend gemaakt door Zijn Woord!
Vervolgens richt de psalmist zich tot YAHWEH zelf:
Ik ben van U HEERE, verlos mij, want ik heb Uw bevelen gezocht. Ik wil niets anders dan Uw wil doen. De Goddelozen, de religieuzen, hebben het op mij voorzien. Ze willen mijn dood. Maar ik let op wat U gezegd hebt in Uw Tora. O God, U koppelt Uw scheppende, wereldonderhoudende Woord aan Uw wet voor de mens.
Het leven van de Psalmist bestond uit het geestelijk verwerken van alles wat God bekend maakte en hij verheugde zich er bovenal in om Gods wet te gehoorzamen. Daarom kon hij ook zeggen: “ Aan alles, hoe volmaakt ook, heb ik een einde gezien; maar alleen Uw gebod is eeuwig en onbegrensd. “ De Bijbel is niet ouderwets of modern, maar EEUWIG, zoals YAHWEH van en tot eeuwigheid is.
Psalm 119:97-104 mem מ - Dag 13 omertelling
LIEFDE VOOR DE WET VAN ADONAI
97 Hoe lief heb ik Uw Tora!
Hij is heel de dag mijn overdenking.
98 Uw geboden maken mij wijzer dan mijn vijanden,
want zij zijn voor eeuwig bij mij.
99 Ik ben verstandiger dan al mijn leraren,
want Uw getuigenissen zijn mij tot overdenking.
100 Ik heb meer inzicht dan de ouderen,
omdat ik Uw bevelen in acht genomen heb.

101 Ik heb mijn voeten weerhouden van alle slechte paden, opdat ik mij aan Uw woord zal houden.
102 Ik ben niet afgeweken van Uw bepalingen, want Ú hebt mij onderwezen.
103 Hoe zoet zijn Uw woorden voor mijn gehemelte, zoeter dan honing voor mijn mond.
104 Door Uw bevelen krijg ik inzicht, daarom haat ik elk leugenpad.
De liefde voor de Tora heeft de psalmdichter ook al eerder uitgesproken in deze psalm. Hij begon er al mee in het eerste vers van de psalm:
Psalm 119:1 Welzalig zijn de oprechten van wandel, die in de TORA van de HEERE gaan.
We komen die liefde voor de Tora heel veel tegen in deze psalm. In vers 72 zei hij “de ‘Tora’ uit Uw mond is mij beter dan duizenden goud of zilver(stukken)…” De King James vertaling van vers 97 luidt: “O how love I Thy law! It is my meditation all the day.” Je proeft daarin de hartstochtelijke liefde van de psalmdichter, terwijl zoveel hedendaagse gelovigen onder ons een afkeer hebben van dat woord. Toch geeft dat woord het karakter van onze HEER YESHUA weer. Hij is de Tora die tot Leven is geworden (Joh. 1:4). In Hem kwam de uitwerking van de TORA tot stand en dat bracht het LEVEN tot in eeuwigheid. Het is goed om dat met de psalmdichter dag en nacht te overdenken.
Het komt vaak voor dat huwelijkspartners veel voor elkaar voelen, maar dat toch de één de ander ander wil veranderen naar zijn inzichten. Meestal leidt dat tot verwijdering van elkaar. Zo kan het ook met gelovigen gaan ten opzichte van de Bijbel. Ze willen de Bijbel aanpassen aan hun eigen gedachten, aan hun kerkelijke achtergrond, aan de cultuur of aan de familie waarvan ze deel uitmaken. Ook dat maakt dat er iets tussen God en jou in komt te staan en dat is zonde. Laten we met de psalmdichter zeggen: “O, wat houd ik van Uw Tora, wat houd ik van Uw Tora die Levend werd in Yeshua!”. En van Wie je houdt, aan Hem denk je voortdurend, dag en nacht.
De psalmist had veel vijanden. Ze keken minachtend op hem neer. Ze vonden zichzelf zo boven het gewone volk verheven, zo wijs en zo belangrijk! Maar de psalmist wist dat hij een wijsheid had die eeuwigheidswaarde heeft. Een wijsheid die van de Allerhoogste God komt en die door de Heilige Geest in Zijn hart verankerd was. Een wijsheid die gevormd is door de getuigenissen van God die hij dag en nacht overdacht. Ook ouderen denken vaak dat ze meer wijsheid hebben. Dat kan, als ze zich hebben laten onderwijzen door de Tora, door het hele Woord van God. Zo zou het moeten zijn! Maar ook veel ouderen hebben zich niet gestoord aan de Tora. Ze kennen daarom het hart van God niet. Hetzelfde geldt voor hen die de psalmist denken te moeten corrigeren.
De schrijver van deze psalm heeft de Tora niet alleen gelezen, hij heeft er ook naar gehandeld. Hij wilde alleen de weg gaan die God hem wijst. Hij had een afkeer van zondige of zelfgekozen wegen. Voor hem was het belangrijk om zich in alles aan Gods aanwijzingen te houden.
En dan zegt hij: “Hoe zoet zijn Uw woorden voor mijn gehemelte, zoeter dan honing voor mijn mond.” Kunnen wij dat met hem zeggen? Hoeveel weerstand is er nog in onze harten? Maar als we dat onderkennen kunnen we het aan God voorleggen en om de hulp van de Heilige Geest vragen”. Het is een kwestie van kiezen en liefhebben, van het belijden van lauwheid.
Dan zal God ook in ons inzicht geven in Zijn geboden, verbonden aan de Levensboom die stond in de Hof van Eden. Dan hebben we onderscheid tussen goed en kwaad, wat die andere boom ons wil aanprijzen. Dan zullen we de vruchten van de goede boom voortbrengen en het leugenpad met een grondige afkeer haten. Tot eer van YAHWEH onze God, die in Yeshua naar ons toegekomen is om ons te reinigen en in alle waarheid te leiden.
Psalm 119:105-112 noen נ - Dag 14 omertelling
LICHT UIT DE WET VAN ADONAI
105 Uw woord is een lamp voor mijn voet
en een licht op mijn pad.
106 Ik heb gezworen, en ik zal het gestand doen:
ik zal Uw rechtvaardige bepalingen in acht nemen.
107 Ik ben ten zeerste verdrukt;
HEERE, maak mij levend overeenkomstig Uw woord.
108 Aanvaard toch, HEERE, de vrijwillige gaven van mijn mond,
en leer mij Uw bepalingen.
109 Mijn leven is voortdurend in gevaar,
toch vergeet ik Uw Tora niet.
110 De goddelozen hebben voor mij een strik gezet,
toch ben ik van Uw bevelen niet afgedwaald.
111 Uw getuigenissen heb ik voor eeuwig in erfelijk bezit genomen,
want zij zijn de vreugde van mijn hart.
112 Ik heb mijn hart geneigd om overeenkomstig Uw verordeningen te handelen,
voor eeuwig, tot het einde toe.
“ Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad”, met deze bekende tekst begint het 14e deel van Psalm 119. De psalmdichter zegt hiermee dat hij het pad van het LEVEN bewandelt en dat het Woord van God duidelijk maakt waar hij zijn voeten moet zetten. Hij wil zijn levensweg niet gaan zonder de leiding van Gods Woord. In het donker kun je niet altijd de hoogteverschillen en kuilen zien. Er zijn ook vijanden die onze voetstappen in de gaten houden en ons willen doen vallen (Psalm 56:7). Gods lamp, dat is de Heilige Geest, laat ons zien waarlangs onze weg moet gaan. We worden stap voor stap bij onze voet bijgelicht door de lamp van Gods Woord. We zien het hele traject niet, maar God overziet de levensloop. Zijn inzicht is altijd hoger dan wat wij vanuit ons geweten willen ondernemen. In Spreuken 3:5–6 vinden we deze raad: “Vertrouw op de Heer met heel je hart, en steun op je eigen inzicht niet. Ken Hem in al je wegen, dan zal Hij je paden rechtmaken. “
De psalmdichter is vastberaden in zijn levensweg. Hij heeft zelfs een belofte als eed uitgesproken dat hij de rechtvaardige verordeningen in acht zal nemen. Hij voegt eraan toe dat hij die belofte na zal komen. Dus het is een dubbele belofte. Hij bevestigt wat hij heeft beloofd, hij zal gehoorzamen aan wat God gebiedt. We horen hier opnieuw van de verdrukking waarmee de psalmist te maken heeft. En dat is niet vreemd voor een gelovige, want die staat in de strijd die over de wereld gaande is. Het is altijd weer die strijd die in Gen. 3:15 door God werd aangekondigd. Hij voelt zijn zwakheid daarin, een voorbode van geestelijk falen in zijn toewijding en vraagt God daarom: “maak mij levend overeenkomstig Uw Woord”. Hij leerde daarmee niet te vertrouwen op zijn eigen ‘kunnen’, maar te vertrouwen op de Heilige Geest die door Gods Woord spreekt.
Als de psalmist Yahweh vraagt om zijn vrijwillige gaven te accepteren bedoelt hij hiermee dat hij de woorden van zijn mond als een offer op Gods altaar legt. Dat waren vrijwillige offers om zijn liefde en toewijding aan God te tonen. God vraagt hier geen offers volgens de wet maar de vrijwillige offers uit de mond van de gelovige (Hosea 14:3; Hebr. 13:15). Dat zijn de offers waarin God behagen heeft.
Opnieuw meldt de psalmist dat zijn leven steeds in gevaar is, maar hij zoekt houvast in de Tora. . De goddelozen hebben voor hem een strik gezet. Ze willen hem doen struikelen, ze willen hem doen zondigen, ze verdragen zijn toewijding aan God niet. Het zijn niet alleen lichamelijke bedreigingen maar vooral geestelijke aanvallen, door satan bedoeld om je van God los te maken. Maar de psalmist is trouw gebleven aan zijn God: JAHWEH!
Gods Woord, zijn wet is en blijft voortdurend zijn deel, zijn erfenis en de vreugde van zijn hart, voor eeuwig! Wat een getuigenis! Ondanks de moeiten en vijandschap bleef zijn relatie met God en Zijn Tora sterk!
Hij besluit met Ik heb mijn hart geneigd om Uw voorschriften te doen, voor eeuwig, bij elke stap. De psalmist verheugde zich in Gods Woord, maar het ook de vreugde van zijn hart. Hij heeft geen hemelse beloning in gedachten, of een verwachte goedkeuring “welgedaan, goede en trouwe dienaar” (Math. 25:23). Natuurlijk is het heerlijk als God dat tegen je zou zeggen. Maar bij de psalmdichter gaat het hier om zijn eeuwige erfenis: Gods Woord, de Tora zelf. Het gaat om YAHWEH zelf, die hij kent uit Zijn Woord, in éénheid met Yeshua die toen nog niet geopenbaard was.
Psalm 119:113-120 Samech ס - Dag 15 omertelling
VEILIGHEID IN DE WET VAN ADONAI
113 Ik haat de halfhartigen,
maar Uw Tora heb ik lief.
114 U bent mijn schuilplaats en mijn schild,
op Uw woord heb ik gehoopt.
115 Ga weg van mij, kwaaddoeners,
zodat ik de geboden van mijn God in acht zal nemen.
116 Ondersteun mij overeenkomstig Uw belofte, dan zal ik leven;
laat mij in mijn hoop niet beschaamd worden.
117 Ondersteun mij, dan ben ik verlost
en vermaak ik mij voortdurend in Uw verordeningen.
118 U verwerpt allen die van Uw verordeningen afdwalen,
want hun bedrog is leugen.
119 U doet alle goddelozen van de aarde weg als schuim,
daarom heb ik Uw getuigenissen lief.
120 Het haar van mijn lichaam is te berge gerezen uit grote vrees voor U,
ik heb gevreesd voor Uw oordelen.
Deze psalm begint hier met een tegenstelling. Haat ten opzichte van de lafhartigen, maar liefde voor de Tora van God. ‘Het Boek’ vertaalt de tekst als volgt: “Ik heb een hekel aan aarzelende mensen, maar houd zielsveel van uw wet.” De psalmist ergert zich aan mensen die geen keuze maken, die met alle richtingen meepraten. Ze nemen geen standpunt in, omdat ze niet toegewijd zijn aan wat YAHWEH hen in de Tora wil leren. Het ontbreekt hen aan de wil om God met hun hele hart te dienen. Ze willen God èn de wereld behagen en de zonde niet loslaten. De wet van God is echter vast en zeker.
Dan kan de psalmist ook in de naam en de kracht van YAHWEH zeggen: “Ga weg van mij, kwaaddoeners, want ik zal de geboden van God gehoorzamen” . Het is de beste manier om afstand te nemen van kwaaddoeners, zoals Jozef indertijd wegvluchtte voor de vrouw van Potifar (Gen.39:12). Zoals Yeshua de satan wegstuurde toen hij Hem verleidde voor hem te knielen: “Ga weg van Mij, satan” (Lukas 4:8). Kwaaddoeners behoorden niet tot de vrienden van de psalmist. Het is een keuze om de geboden van God te gehoorzamen, in plaats van een schijnheilige vriendschap te onderhouden.
De psalmist herkent die neiging ook wel in zijn eigen leven, maar daarmee gaat hij naar zijn schuilplaats, daar waar God bescherming biedt. Binnen zijn relatie met God zoekt hij veiligheid en bescherming. Hij verwacht en ontvangt de kracht om standvastig te kunnen zijn. Yeshua zei ook: “Blijf in Mij, want zonder Mij kun je niets doen” (Joh. 15:5). Hij weet en vertrouwt dat God hem niet beschaamd laat staan. Dan vraagt hij God om Zijn ondersteuning die Hij ook beloofd heeft (Psalm 37:17; Jes. 41:10). God zal hem staande houden overeenkomstig Zijn Woord.
Hij vraagt dat opnieuw in vers 117. Het betekent verlossing van satans verleidingen en opnieuw het beleven van de vreugde die hij heeft in Gods geboden. De psalmist zegt: als U mij staande houdt
HEER, dan zal het goed met me gaan.
De mensen die van God afdwalen worden door God verworpen. Zij zijn bedrieglijk, leugenachtig. De psalmist erkent het rechtvaardig oordeel van God. Hij verwijst in vers 118 naar Gods Woord in de wetgeving, in vers 119 naar Gods Woord als de getuigenissen en in vers 120 verwijst hij naar Gods woord als het rechtvaardig oordeel. Alles verwijst naar het geschreven Woord van God!
God gebruikt Zijn Woord als een meetlat voor zijn oordeel. Zonde zou niet toegerekend worden als er geen wet is (Rom. 5:13). Hij verwerpt hen dan ook die van Zijn Woord afwijken. Het verwerpen is nodig om de mensheid te zuiveren. Hij zal de aarde reinigen van de kwaaddoeners door vuur. Als zilver gezuiverd wordt komt er bij verhitting bovenop de vloeistof een laag schuim, waarin zich de onzuiverheden van het zilver bevinden. Dat schuim wordt weggeworpen, zodat het pure glanzende zilver overblijft. Het is de bedoeling dat wij glanzend en zuiver de glorie van God weerspiegelen, net zoals de zilversmid zijn eigen spiegelbeeld herkent in zijn werkstuk. Het zilver wordt prachtig in het vuur, maar het schuim (de zonde) dat bovenop drijft maakte het zilver dof, het kan zelfs roest veroorzaken. Zo schadelijk is de zonde in ons leven. Zo worden de goddelozen uit de samenleving weggedaan als schuim. De psalmist houdt van Gods Woord om het rechtvaardig oordeel over de goddelozen.
Uit het laatste vers blijkt dat de psalmdichter van zichzelf weet dat hij niet volmaakt is. Hij betrekt het oordeel niet alleen op anderen, hij weet dat ook hij zelf door het oordeel moet, om rein en puur te worden. Het oordeel begint bij het huis van God (het oordeel onder gelovigen: 1 Kor 3:13-15). Hij vreest het oordeel en daarom vlucht hij naar God , van wie hij weet dat Hij barmhartig en vergevend is. Hij vraagt van God hetzelfde als wij zouden doen op grond van het offer van Yeshua, die volkomen één is met God, Zijn Vader.
Psalm 119:121-128 ain ע - Dag 16 omertelling
GEHOORZAAMHEID AAN DE WET VAN ADONAI.
121 Ik heb recht en gerechtigheid gedaan;
geef mij niet over aan mijn onderdrukkers.
122 Wees borg voor het welzijn van Uw dienaar;
laat de hoogmoedigen mij niet onderdrukken.
123 Mijn ogen zijn bezweken van verlangen naar Uw heil
en naar de belofte van Uw rechtvaardigheid.
124 Doe met Uw dienaar overeenkomstig Uw goedertierenheid,
en leer mij Uw verordeningen.
125 Ik ben Uw dienaar; geef mij inzicht,
dan zal ik Uw getuigenissen kennen.
126 Het is tijd voor de HEERE om te handelen,
want zij hebben Uw Tora verbroken.
127 Daarom heb ik Uw geboden lief, meer dan goud,
ja, meer dan zuiver goud.
128 Daarom heb ik al Uw bevelen in alles voor recht gehouden,
maar elk leugenpad heb ik gehaat.
De psalmdichter verklaart hier dat zijn leven op recht en gerechtigheid was gebaseerd. Dit betekent niet dat hij zonder zonde was. Maar zijn levensinstelling ten opzichte van zijn Schepper, was totaal anders dan die van zijn onderdrukkers. Zijn leven was aan God toegewijd. Er was een groot verschil.. De psalmist vraagt God om hem niet over te geven aan die hoogmoedige goddelozen. Hij vraagt God om hem te beschermen tegen die onderdrukkers, om voor hem op te komen. Als hij vraagt of God borg voor hem wil zijn, dan is dat hetzelfde als wat de Hebreeën-schrijver ons over Yeshua zegt in hoofdstuk 7:22.
In het vorige deel ergerde de psalmist zich aan degenen die niet resoluut ervoor kozen om Gods geboden te houden. Ze vonden de geboden waardeloos en leeg.
WAAR KOMT HET UITEINDELIJK OP AAN?
Mankeert er iets aan iemands gezondheid, dan lijkt gezond zijn bijna het allerbelangrijkste dat er bestaat. In geval van armoede daarentegen lijkt geld hebben alles. Dat ligt voor de hand en is te
begrijpen. Maar we moeten altijd blijven beseffen dat het tijdelijke dingen zijn en dat de blijvende dingen daar ver boven uitgaan.
2 Corinthiërs 4:17-18
17 Want de kortstondige lichtheid van onze verdrukking bewerkt voor ons een uitermate uitnemend, eeuwig gewicht van heerlijkheid; 18 daar wij ons oog niet richten op de dingen die men ziet, maar op
de dingen die men niet ziet; want de dingen die men ziet, zijn tijdelijk, maar de dingen die men niet ziet, zijn eeuwig.
De psalmist wordt vervolgd (v. 121b, 122b). In die vervolging is hij helemaal gefixeerd op dat ene: de uitvoering van Gods oordeel over zijn vijanden (v. 123,126). Daarmee komt zijn geloof wel behoorlijk
onder druk te staan. Hij wil namelijk actie zien en tot nu toe blijft een daadwerkelijke ingreep van Gods kant uit (v. 123). Dat geeft ontmoediging, zoals je zelf ongetwijfeld uit eigen ervaring weet. Want gelovend afwachten is vaak veel en veel moeilijker dan getuige zijn van een duidelijk ingrijpen van Boven. Maar soms wordt het wel van ons gevraagd.
Psalm 27:14 Wacht op den HEERE, zijt sterk, en Hij zal uw hart versterken, ja, wacht op den HEERE.
Toch is er hier allerminst sprake van een passief afwachten. Hoewel de dichter in het nauw zit, wil hij vèrder. Verder op de weg van de eeuwige dingen. Daarom vraagt hij om goddelijke instructie (v.
124,125). Er is een bereidheid om te leren. Om meer inzicht in Gods Woord en zijn principes te krijgen.
Colossenzen 1:9-10 Daarom houden ook wij, van de dag af dat wij ervan gehoord hebben, niet op voor u te bidden en te vragen, dat u vervuld mag worden met de kennis van zijn wil, in alle wijsheid en geestelijk inzicht,10 om de Heer waardig te wandelen tot al zijn welbehagen, terwijl u in alle goed werk vrucht draagt en opgroeit door de kennis van God. Want het Woord, dàt is blijvend. En het kennen van de HERE en van zijn richtlijnen is eveneens eeuwigdurend.
De verzen 127 en 128 leren ons de psalmist kennen in wat hij liefheeft en haat. Gods Woord heeft hij lief. Dat is hem méér waard dan geld.
Psalm 19:8-12
8 De wet des HEEREN is volmaakt, bekerende de ziel; de getuigenis des HEEREN is gewis, den slechten wijsheid gevende.9 De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het hart; het gebod des HEEREN is zuiver, verlichtende de ogen. 10 De vreze des HEEREN is rein, bestaande tot in
eeuwigheid, de rechten des HEEREN zijn waarheid, samen zijn zij rechtvaardig. 11 Zij zijn begeerlijker dan goud, ja, dan veel fijn goud; en zoeter dan honig en honigzeem. 12 Ook wordt Uw knecht door dezelve klaarlijk vermaand; in het houden van die is grote loon.
De consequentie is dan dat hij de leugen haat. Sta,je er weleens bij stil dat je door de mensen gekend wordt door wat je liefhebt of haat? Ons aardse leven is een leerschool voor ons leven in Zijn Koninkrijk) Daarom is het nodig om ons aardse leven in het juiste perspectief te zien. Wat hier en nu gebeurt, is niet absoluut, voor altijd vast. Het heeft een plaats in een groter geheel. Verwaarloos dus niet dat wat blijft!
Mattheüs 6:19 Verzamel geen schatten voor u op de aarde, waar mot en roest ze verderven, en waar dieven inbreken en stelen; 20. maar verzamel schatten voor u in de hemel, waar geen mot of roest ze verderft, en waar dieven niet inbreken of stelen;.
Psalm 119:129-136 Pe פ - Dag 17 omertelling
VERLANGEN OM DE WET VAN ADONAI TE GEHOORZAMEN
129 Uw getuigenissen zijn wonderen,
daarom zal mijn ziel die in acht nemen.
130 Het opengaan van Uw woorden geeft licht,
het schenkt eenvoudigen inzicht.
131 Ik sper mijn mond open en hijg,
want ik verlang naar Uw geboden.
132 Wend U tot mij en wees mij genadig,
overeenkomstig het recht voor wie Uw Naam liefhebben.
133 Laat mijn voetstappen vaststaan in Uw woord,
laat geen enkel onrecht over mij heersen.
134 Verlos mij van de onderdrukking door mensen,
dan zal ik Uw bevelen in acht nemen.
135 Doe Uw aangezicht lichten over Uw dienaar,
en leer mij Uw verordeningen.
136 Beken vol water stromen uit mijn ogen neer,
omdat men Uw Tora niet in acht neemt.
Gods betrouwbare Woord
Het Woord van God is zó zuiver en goed, dat het waard is het ter harte te nemen (v. 129). Dat wil zeggen: waard het te lezen en te overdenken, waard het te geloven en het je eigen te maken. Waard je leven ernaar te richten. In de psalm wordt gezegd dat Gods getuigenissen wonderen zijn! En dat zijn het ook! Ze zijn door YAHWEH letterlijk aan Mozes bekend gemaakt. Dat is de grote waarde van de Tora.
De woorden geven licht. Dat betekent dat we iets van Gods karakter en Zijn doel met ons gaan begrijpen. Als we ze in acht nemen en gter harte nemen dan kan Gods Heilige Geest ze ook in herinnering brengen wanneer dat nodig is. Dan is er licht op ons levenspad, zelfs als het duister om ons heen is.
Zelfs onverstandigen zullen door het openen van de Bijbel inzicht en wijsheid verkrijgen. De voorwaarde is niet een goed verstand, maar de bereidheid om door God Zelf geleerd te worden (v. 130). God heeft het geloof niet tot een zaak van intellect gemaakt. Je eigen wijsheid kan zelfs een blokkade vormen, dan ben je met recht ‘eigenwijs’ te noemen.
Dat vraagt wel de toewijding van je hart. De psalmist verlangt oprecht naar meer kennis, naar diepgang in zijn omgang met God (v. 131). Hij neemt geen genoegen met oppervlakkig lezen en kennen. Geen enkele gelovige zou daar genoegen mee mogen nemen! De psalmist hijgt van verlangen naar Gods Woord, zoals een dorstig hert naar de frisse waterstromen. Hij doet zijn mond wijd open, hij stelt zijn hart wijd open om te ontvangen waarnaar hij verlangt.
Dan komt de dichter tot een nederig gebed. Om Gods gunst, Gods glimlach over hem (v. 132). Zonder Gods genade kan geen mens leven. Maar we kunnen ook niet verder als de HERE niet in ons werkt door overwinning over onze innerlijke vijandschap te geven en leiding op onze levensweg (v. 133). Hij vraagt om vaste voetstappen in het geloof. In een chiastische structuur is dit de kern van deze psalm. De psalmist wil graag vastberaden zijn levensweg gaan, maar weet dat hij dat niet in eigen kracht kan. Paulus zegt in 1 Kor. 6:12 ik zal mij niet onder de macht van ook maar iets laten brengen. De psalmist begrijpt heel goed dat de zonde heerschappij over de mens kan hebben. Dat er dan ongerechtigheid in zijn leven zal zijn. Daar wil hij vrij van zijn en hij wil met vaste gang de weg van gerechtigheid gaan. Dit is een gebed naar Gods wil. Maar dat houdt dan van onze kant in dat we ons vasthouden aan Gods geboden.
De psalmdichter bidt ook voor de situatie rondom hem (v. 134). Dat de vijanden-van-buitenaf hem met rust zullen laten. Zijn vraag ‘verlos mij van de onderdrukking van de mens’, stelt hij niet om het zelf gemakkelijk te hebben, maar zodat ik God op de juiste manier kan gehoorzamen. En tot slot weer de vraag om aanvaarding (v. 135). Van het begin tot het einde, ja altijd hebben we Gods genadige genegenheid nodig. Zijn genegenheid, die Hij ons door en in Christus getoond heeft! Zoals in het Aäronitisch gebed: “doe Uw aangezicht over ons lichten en zij ons genadig de HERE verheffe zijn aangezicht over ons en geve ons vrede.” (Numeri 6:24-27)
Wat kan de psalmdichter een groot verdriet hebben over de velen die de Tora veronachtzamen. Wat is dat ook in onze tijd een heel groot tekort onder vele gelovigen. Het wordt in de kerk vrijwel niet meer geleerd. Men leest de Tora niet. De Tora zal de meetlat zijn bij het oordeel van Yeshua de Messias. Moeten dan al die mensen verloren gaan? Zowel van de Joden als van de christenen? Zegt de Bijbel niet in Openbaring:
Openbaring 12:17 En de draak werd boos op de vrouw, en ging heen om oorlog te voeren tegen de overigen van haar nageslacht, die de geboden van God in acht nemen en het getuigenis van Jezus Christus hebben.
Openbaring 22:14 Zalig zijn zij die Zijn geboden doen, zodat zij recht mogen hebben op de Boom des levens, en opdat zij door de poorten de stad mogen binnengaan.
Als we dat beseffen dan kunnen we met de psalmdichter huilen.
Psalm 119:137-144 tzade צ - Dag 18 omertelling
DE RECHTVAARDIGEID VAN DE WET VAN ADONAI
137 U bent rechtvaardig, HEERE,
en al Uw oordelen zijn juist.
138 U hebt in Uw getuigenissen gerechtigheid uitgevaardigd
en grote trouw.
139 Mijn ijver heeft mij verteerd,
want mijn tegenstanders hebben Uw woorden vergeten.
140 Uw woord is zeer gelouterd,
Uw dienaar heeft het lief.
141 Ik ben klein en veracht,
maar Uw bevelen heb ik niet vergeten.
142 Uw gerechtigheid is een gerechtigheid voor eeuwig
en Uw Tora is waarachtig.
143 Benauwdheid en nood hebben mij getroffen,
maar Uw geboden zijn mijn bron van blijdschap.
144 Uw rechtvaardige getuigenissen zijn voor eeuwig;
geef mij inzicht, dan zal ik leven.
In de poëtische indeling van deze psalm in 22 delen, met ieder deel één van de 22 letters van het Hebreeuwse alfabet, gaat het hier om de letter tzade צ. Het Hebreeuwse woord דָרֶךְ tzadek (rechtvaardig) begint met deze letter. In dit gedeelte zal het dan ook steeds over rechtvaardigheid gaan. Ieder vers in dit gedeelte begint in het Hebreeuws met deze letter.
Gods oordeel is rechtvaardig en juist. Zo begint dit deel van de psalm. Dat beangstigt de psalmist niet. Het ‘rechtvaardige karakter’ van God komt tot uitdrukking in Gods Woord èn in Zijn oordeel. Het is een zuivere openbaring van Gods karakter. Het geschreven woord van God weerspiegelt zowel Zijn rechtvaardige karakter, als het feit dat Hij zeer betrouwbaar is. Hij laat daarmee zien wie Hij is. Niets in Hem is in tegenspraak met wat Hij van Zichzelf openbaart in Zijn Woord. Hij is groter dan wat Hij ons via woorden bekend kan maken, maar hij is niet anders dan wat Hij door dat Woord bekend maakt. Dat wat Hij doet komt overeen met wat Hij zegt, Hij is uiterst betrouwbaar. Het geeft de Psalmist zekerheid dat hem recht verschaft wordt als tegenstanders het hem moeilijk maken. Juist de geboden van God worden in onze wereld aangevallen.
Gods getuigenissen zijn waarheid. Daar mogen we niets aan af of toe doen; ”
Vers 139 wordt in Het Boek weergegeven met: “Ik word beheerst door het verlangen U te dienen,
temeer omdat mijn vijanden U in de steek laten.” Het feit dat de vijanden van de psalmdichter zich niet aan God gelegen laten, maakt dat de psalmdichter zich juist met grote ijver zich aan Gods woorden houdt. Gods Woord moet eer ontvangen, temeer als anderen dat laten zitten. Zijn houding naar Gods geboden was niet passief gehoorzaam, maar vertoonde grote gedrevenheid uit liefde voor Zijn rechtvaardige God. Het liet geestkracht en voortvarendheid zien als antwoord op de lauwheid en
tegenstand van anderen. We zien ook in onze tijd dat mensen warm lopen voor de gekste dingen, maar het meest waardevolle dat God ons bekend maakt, laten liggen.
Gods Woord is gezuiverd zegt de psalmdichter. Dat wil zeggen dat het beproefd, gezuiverd en verfijnd is, zoals goud in de oven. Er zit geen verontreiniging in, geen misleiding in, zoals je dat in menselijke geschriften tegen komt. Het Woord van God is puur, volkomen betrouwbaar! De documenten zijn door bekwame mensen met uiterste precisie overgeschreven en bewaard. De HEERE waakt over Zijn Woord! De rollen die in 1947 bij de Dode Zee in de rotskloven gevonden zijn bevestigen de juistheid van het onder strenge voorwaarden kopiëren van Gods Woord geurende vele eeuwen. Daarom kan de psalmist met een gerust hart zeggen dat Gods Woord zeer gelouterd is en dat hij het liefheeft. Laten we YAHWEH liefhebben die ons dit Woord ten leven gaf.
Als we ontdekken dat Gods Woord zo zuiver is, dan is het ook een houvast als je getroffen wordt door moeite en nood. (vers 143)
God is het zo waard om van Hem te houden, Hem te vertrouwen, maar ook om over Hem na te denken. Hij heeft ons het verstand gegeven om daarmee Hem te leren kennen en te eren.
‘Uw geboden zijn mijn verlustiging’ (v. 143b). Die blijdschap over Gods Woord zien in heel Psalm 119.
En die woorden zijn ook nog voor eeuwig! Alles is hier vergankelijk. Op veel wat we kopen zit een uiterste houdbaarheidsdatum. Maar Gods Woord is voor eeuwig, en Gods wet is waarheid, want Gods karakter ligt vast. Hij verandert niet.
De psalmist voelt zich klein en onbeduidend, maar geliefd door Zijn Schepper. Hij weet zich rijk door Gods getuigenissen die voor hem eeuwig LEVEN betekenen in de volmaakte gemeenschap met Zijn God.
Psalm 119:145-152 Qof ק -Dag 19 omertelling
GEBED OM BEVRIJDING
145 Ik heb met heel mijn hart geroepen; verhoor mij, HEERE, ik zal Uw verordeningen in acht nemen.
146 Ik heb U aangeroepen, verlos mij; dan zal ik mij aan Uw getuigenissen houden.
147 Ik ben de morgenschemering voor geweest en heb om hulp geroepen; op Uw woord heb ik gehoopt.
148 Mijn ogen zijn de nachtwaken voor geweest om Uw woord te overdenken.
149 Hoor mijn stem overeenkomstig Uw goedertierenheid;
HEERE, maak mij levend overeenkomstig Uw recht.
150 Wie schandelijk gedrag najagen, komen naderbij;
zij zijn ver van Uw Tora verwijderd.

151 Maar U, HEERE, bent nabij, en al Uw geboden zijn waarachtig.
152 Al vanouds weet ik van Uw getuigenissen, ja, U hebt ze voor eeuwig gegrondvest.
Dit gedeelte heeft in het leesrooster de titel “Gebed om bevrijding” gekregen. Onlangs hadden wij ook weer bevrijdingsfeest. Ogenschijnlijk staat dat los van de bevrijding waarover deze psalm spreekt. Toch kunnen we wel raakvlakken met de geestelijke oorlogsvoering ontdekken. In de Tweede Wereldoorlog leerden we als bevolking wat onderdrukking inhoudt. Degenen die naar de vijand overliepen hadden niet zoveel moeite met de bezetting.
Wie tot Gods Koninkrijk behoort ervaart wel degelijk de druk van het rijk van de duisternis, dat onder leiding van de satan mensen aan de regels van zijn rijk wil onderwerpen. Wie dit niet als druk ervaart mag zich wel eens afvragen of hij mogelijk “met de vijand heult”. Dan denk ik aan vers 150 van deze psalm. Degenen die zich schandelijk gedragen zijn ver van Gods Tora verwijderd. En zo is het ook. Waar de Tora geen bepalende rol speelt vervalt men in een leven van schandelijk gedrag. Overlopers in de WOII werden na de oorlog bestraft. Dat gebeurt ook op het geestelijk vlak, want God zal recht verschaffen. Hij heeft het hulpgeroep gehoord van degenen die verdrukt worden, zoals Hij ook het hulpgeroep gehoord heeft van de talloze Joden die in de Holocaust zijn vermoord. Hij zal hen levend maken naar Gods recht. (vers 149)
Psalm 119:153-160 Resh ר - Dag 20 omertelling
SMEEKBEDE OM VERLOSSING
153 Zie mijn ellende aan en red mij,
want Uw Tora heb ik niet vergeten.
154 Voer mijn rechtszaak en verlos mij;
maak mij levend overeenkomstig Uw belofte.
155 Het heil is ver van de goddelozen,
want zij zoeken Uw verordeningen niet.
156 Uw barmhartigheid is groot, HEERE;
maak mij levend overeenkomstig Uw bepalingen.
157 Mijn vervolgers en tegenstanders zijn met velen,
maar van Uw getuigenissen wijk ik niet af.
158 Ik zag hen die trouweloos handelen, en ik walgde,
omdat zij zich niet aan Uw woord hielden.
159 Zie toch hoe ik Uw bevelen liefheb;
HEERE, maak mij levend overeenkomstig Uw goedertierenheid.
160 Vanaf het begin is Uw woord waarachtig,
al Uw rechtvaardige bepalingen zijn voor eeuwig.
NIET HOPELOOS!
Het is leerzaam om te zien hoe de dichter van Psalm 119 zijn eigen lot beschouwt. Regelmatig vinden we in deze psalm aanduidingen van de trieste situatie waarin hij zich bevindt. Ook hier: ‘Zie mijn ellende … ’(v. 153). Hij hoeft niet eens te vertellen wat er met hem aan de hand is: ‘Zie…’ het is toch duidelijk zichtbaar!
David schrijft veel psalmen, maar zit ook midden in het leven. Hij heeft dagelijks te maken met de mensen om zich heen, van wie sommigen zijn vijanden of tegenstanders zijn. Daardoor voelt hij zich ellendig. Maar hij roept het uit tot God! Vaak drijven zulke conflictsituaties de mensen weg van God. Maar de oprechte gelovige wordt daardoor juist naar God toe gedreven.
We zien dat hij, ondanks alles, in staat is de HEERE te loven en te prijzen. Vers 156 :’Uw barmhartigheid is groot, o HEERE … ’ En in vers 160 staat: ‘Heel Uw woord is de waarheid, al Uw rechtvaardige verordeningen zijn voor eeuwig.’
Maar het merkwaardigste is de manier waarop hij kijkt naar de mensen-zonder-de-HEERE. Zij leven zonder Tora, zonder heil. Het heil is zover bij hun vandaan. Want zij zoeken God en zijn Woord niet (v. 155). Hij voelt afschuw voor de afvalligen, omdat ze God noch gebod in acht nemen (v. 158).
In een andere psalm zegt David van hen:
Psalm 14:1 van David, voor de koorleider.
De dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God.
Zij handelen verderfelijk, bedrijven gruwelijke daden;
er is niemand die goeddoet.
Je zou haast denken dat de psalmist medelijden met hen heeft, ondanks zijn eigen ellendige situatie. Hij weet dat goddeloosheid nooit gezegend kan worden. Dat houdt hem in zijn moeite staande. Hij, de ellendige, heeft medelijden met de mensen die zijn ellende van een afstandje bekijken, want hij heeft iets wat zij niet hebben: zij missen Gods barmhartigheid, Gods heil.
Dat heeft de dichter wel. Hij heeft Gods belofte, de belofte van leven. Driemaal pleit hij daarop (v. 154,156,159). Hij is niet hopeloos! Want zijn hoop is gericht op zijn God, die ook onze God is.
Die hoop stelt hem in staat om ondanks alles om zich heen te kijken en te zien: er is hoop! Met God in je leven hoef je nooit de moed op te geven. Nooit! Want de HEERE is eeuwig en Hij geeft de belofte van leven-tot-in-eeuwigheid.
Johannes 17:3 En dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waarachtige God, en Jezus Christus die U hebt gezonden.
Psalm 119:161-168 sin/shin ש - Dag 21 omertelling
TOEWIJDING AAN DE WET VAN ADONAI
161 Vorsten hebben mij zonder reden vervolgd,
maar voor Uw Woord heeft mijn hart diep ontzag gehad.
162 Ik ben verblijd over Uw belofte,
als iemand die een grote buit vindt.
163 Ik haat de leugen en heb er een afschuw van,
maar Uw Tora heb ik lief.
164 Ik loof U zevenmaal op een dag
om Uw rechtvaardige bepalingen.
165 Wie Uw Tora liefhebben, hebben diepe vrede;
voor hen ligt er geen struikelblok.
166 Ik hoop op Uw heil, HEERE,
en doe Uw geboden.
167 Mijn ziel neemt Uw getuigenissen in acht,
want ik heb ze zeer lief.
168 Ik neem Uw bevelen en getuigenissen in acht,
want al mijn wegen liggen voor U open.
Het bijzondere van dit deel, het deel Shin ש, is dat er geen enkel gebed of verzoek aan God in gevonden wordt. De psalmist spreekt tot God, heeft problemen, maar is niet in paniek. Hij vindt zijn rust in God en in Zijn Tora, die hij liefheeft.
In de openingstekst van dit deel lezen we dat ‘vorsten’, dat zijn koningen, en andere hooggeplaatste machthebbers, de psalmdichter zonder reden vervolgd hebben. Ook onder lagere autoriteiten komen deze beproevingen heel vaak voor. Dat is niet zo vreemd in een wereld waarin de zonde heerst. Psalm 2:2 en 3, trouwens die hele psalm is daar heel duidelijk over. Ook - en vooral – Yeshua getuigt dat de vervolging die Hij ondervindt, de vervulling is van deze tekst (Joh. 15:24-25). Maar als iets ten volle door Yeshua vervuld is, betekent dat niet dat het nu voorbij is. Zijn volgelingen ondervinden hetzelfde lot: “ Als zij Mij vervolgd hebben, zullen zij ook u vervolgen” (Joh. 15:20).
Mocht David de auteur van deze psalm zijn, dan slaat dat ook heel duidelijk op wat hij heeft ondervonden. Deze beproevingen hebben de psalmist in geen enkel opzicht in zijn vertrouwen op Gods Woord geschaad, integendeel. Hij heeft er een diep ontzag voor. Niet alleen als het goed gaat, maar ook als het moeilijk is. Het is zo droevig als ‘christenen’ geen belangstelling hebben voor Gods Tora. Ze kunnen het dan wel veel over Jezus hebben, die hen zoveel succes geeft en wonderen laat zien, maar dan is het niet de Jezus van de Bijbel, die het Levende Woord is. Satan heeft ook een evangelie en de gelijkenis met het evangelie van Jezus Christus is oppervlakkig gezien niet erg verschillend. Velen zijn erdoor misleid, omdat ze de Schriften van Mozes hebben verwaarloosd. Yeshua zei: “Maar als u de Schriften van Mozes niet gelooft, hoe zult u dan Mijn woorden geloven?” Joh. 5:47.
De beloftes in de Bijbel worden door de psalmist beschouwd als een waardevolle buit. Als in de Bijbelse oorlogen gestreden werd uit verdediging of op Gods bevel, dan was de buit in veel gevallen voor Israël. Zo kunnen ook wij een buit van grote waarde ontvangen als we geestelijk oorlog voeren en in Gods strijd staan. Maar laten we nooit onze kerkstrijd verwarren met de oorlogen van de HEERE. Het moet om Zijn strijd gaan tegen Zijn vijanden (Psalm 92:9,10).
De psalmist heefteen afkeer van alles wat leugen is. Maar de Waarheid, die hij kent uit de Tora, heeft hij hartelijk lief. Wel zeven keer op een dag (misschien wel vaker) prijst hij God erom. Het prijzen van God is zijn natuur geworden. Hij dankt God dat Hij zich als de Gever van rechtvaardige bepalingen aan ons heeft geopenbaard.
Wie de Tora liefhebben, hebben grote vrede zegt het Woord. Voor vrede staat hier shalom in het Hebreeuws. Dat is meer dan geen vijandschap, geen oorlog. Het woord ‘Shalom שָׁלוֹם ‘ houdt ‘welzijn’ in: vrede in ieder opzicht. Zij zullen niet struikelen, want ze putten hun wijsheid van de Levensboom. Ze kunnen onderscheiden wat goed en wat kwaad is. Ze zijn standvastig.
Het je houden aan de geboden en je heil, je redding van dood en zonden, is in de verzen 166 en 167 een getuigenis van het Bijbels principe dat genade en wet elkaar in evenwicht houden. Het geloof in Gods redding is geloof in genade. In het Hebreeuws staat er לִישׁוּעָתְךָ lishoe-atega = op Uw heil, het woord voor heil is Yeshua ישׁוּעָ. Hij is onze redding, ons heil. Dat is duidelijk te herkennen in de tekst. En het houden van de wet is geen kwestie van: moeten , maar van: DE WET LIEFHEBBEN, omdat we zo Gods wil en karakter kunnen onderscheiden en we Zijn rechtvaardigheid zien. Dan kunnen al onze wegen voor God openliggen. We hoeven niets voor Hem te verbergen. Hij kent onze diepste gedachten en Hij mag ze kennen. We houden niets voor Hem verborgen, zoals we in de berijmde psalm 139 zingen:
Wat mij ten diepste houdt bewogen
't Ligt alles open voor Uw ogen …….
Psalm 119:169-176 Tav ת - Dag 22 omertelling
EEN GEBED OM HULP
169 Laat mijn roepen naderen voor Uw aangezicht, HEERE;
geef mij inzicht overeenkomstig Uw woord.
170 Laat mijn smeken voor Uw aangezicht komen;
red mij overeenkomstig Uw belofte.
171 Mijn lippen vloeien over van lofzang,
want U leert mij Uw verordeningen.
172 Mijn tong zal Uw woorden bezingen,
want al Uw geboden zijn rechtvaardig.
173 Laat Uw hand mij te hulp komen,
want ik heb Uw bevelen uitgekozen.
174 HEERE, ik verlang naar Uw heil;
Uw Tora is mijn bron van blijdschap.
175 Laat mijn ziel leven, dan zal hij U loven;
laat Uw bepalingen mij helpen.
176 Ik heb gedwaald als een verloren schaap;
zoek Uw dienaar, want Uw geboden heb ik niet vergeten.
EIND GOED, AL GOED
In het oorspronkelijke Hebreeuws van deze psalm begint elk deel van acht verzen met één van de letters van het Hebreeuwse alfabet, in de juiste volgorde. In dit laatste deel vat de dichter nog eenmaal samen wat hij met deze psalm heeft willen zeggen.
Hij heeft geroepen tot God, gesmeekt om door Hem gehoord te worden. Maar niet zomaar. Hij heeft een basis, een vaste grond onder de voeten, namelijk: Gods Woord, Gods belofte (v. 169,170).
Wat houdt die belofte in? Vers 171b zegt: de HERE zal Zijn inzettingen leren, dat wil zeggen: God zal leiding geven, aanwijzingen om met Hem te leven.
Daarom zal de psalmdichter met zijn tong Gods woorden bekend maken. Bijvoorbeeld de verordeningen die hij van God gehoord had. Gods geboden zijn gerechtigheid! Ze zijn rechtvaardig, eerlijk en standvastig. Dat is een waardevolle belofte! Dat moet niet verkondigd worden met holle frasen, algemeenheden, waarbij breed wordt gesproken, maar weinig wordt gezegd. Die rechtvaardigheid van God mag troostrijk gebracht worden tot hen die onrechtvaardig lijden. Maar hij moet ook hen die onrechtvaardig zijn in de omgang met de naasten daarop ronduit aanspreken. Hij zal de Heer prijzen met zijn lippen voor zijn gerechtigheid. De HEERE mag op Zijn beloften aangesproken worden en Hij zal die dan ook vervullen.
2 Corinthiërs 1:20-22
20 Want hoeveel beloften van God er ook zijn, in Hem is het ja; daarom is ook door Hem het Amen, tot heerlijkheid van God door ons. 21 Hij nu die ons met u bevestigt in Christus en ons heeft gezalfd, is God, 22 die ons ook verzegeld en het onderpand van de Geest in onze harten gegeven heeft.
Maar dat is niet alles. Ook de hulp van de HEERE is nodig. Hulp, door zijn Woord (v. 173b, 175b), maar ook door zijn persoonlijke bijstand, zoals we die kennen in het werk van de Heilige Geest (v. 173a). De psalmist zegt: Laat Uw hand (de Heilige Geest: Gods hand) mij te hulp komen. Zijn Geest maakt je van harte bereid om voor de HEERE te leven (v. 173).
In vers 174 spreekt de dichter zijn verlangen uit naar Gods heil. Het Hebreeuwse woord voor heil, houdt, net zo als in het vorige deel (de qof), de naam Yeshua ישׁוּעָ in. Feitelijk verlangt de dichter naar zijn Verlosser Yeshua. Opnieuw spreekt hij uit dat de Tora een bron van blijdschap is voor degenen die God liefhebben.
De dichter is een echt schaap, dat soms zijn eigen weg wilde gaan. Maar de Opperherder heeft hem gezocht en teruggebracht in de kudde onder Zijn veilige beheer. Geldt dat niet voor ons allemaal? We gingen allemaal verkeerde wegen. Soms onbewust, maar ook in ongehoorzaamheid. Hebben we in ons kerkelijk verleden niet veelal de geboden van God verwaarloosd en ons laten wijsmaken dat het alleen voor het oude volk Israël was? Alle lof en eer aan de God van Israël die Zijn kinderen wil redden van hun verkeerde wegen in Zijn Zoon, de Herder Yeshua de Messias, die God is! Die ook zijn dienaar, de psalmdichter heeft gered van de eeuwige dood, zoals ieder zich kan laten redden en brengen in Zijn liefde en rechtvaardigheid.
