To translate this website in different languages click here.

Genesis 20 en 21 - Abraham, Abimelech, Izak en Ismaël

Abraham opnieuw bij Abimelech

In het boek Genesis komt het driemaal voor dat koning Abimelech een vrouw wilde inpikken, die hem niet toekwam. Als er een mooie vrouw in zijn gebied kwam moest hij die hebben en als ze getrouwd was zou de man gedood worden. Dat was kennelijk de gewoonte in dat land.

Abraham bleek daarop te zijn voorbereid, want die afspraak had hij voordat hij op reis ging, al gemaakt met Sara:

Genesis 20:13 En het gebeurde, toen God mij vanuit het huis van mijn vader liet rondzwerven, dat ik tegen haar zei: Dit is de goedertierenheid die je mij moet bewijzen: in elke plaats waar wij komen, zeg daar van mij: Hij is mijn broer.

Het was blijkbaar de enige manier voor Abraham om niet gedood te worden.  Hij droeg het Beloofde Zaad.  In beide opties zou hij zijn vrouw kwijt zijn, als God niet had ingegrepen. Het was opnieuw een aanval van satan om het Beloofde Zaad (Genesis 3:15) te vernietigen. We zien ook nergens dat God Abraham erom veroordeelde. Hij kreeg Sara terug en werd bovendien overladen met geschenken.  God strafte wel die koning met onvruchtbaarheid in zijn huishouding. Alleen Abraham zou de koning van de doodstraf kunnen redden door zijn gebed. Eenzelfde situatie zien we later bij Izak. Dit wordt beschreven in Genesis 26:7.

Wat in Genesis driemaal  gebeurde had bovendien een profetische betekenis. Bekijk het schema met thematische beelden eens nauwkeurig en je ziet duidelijk een patroon van wat Israël later zou overkomen. 

HOOFDSTUK 21 DE GEBOORTE VAN IZAK

Precies over een jaar. zoals God aan Abraham en Sara verteld had werd Izak geboren.  De naam Izak betekent: “hij lacht”. Nu, zijn beide ouders hadden ook gelachten toen de zwangerschap door God werd aangekondigd.  Het mag een lach van blijdschap zijn, omdat het verlossingsplan voor de wereld door dit kindje voortgang zal hebben. En Sara vindt data iedereen mag meelachen.

Abraham was inmiddels honderd jaar. Hij besneed zijn zoon Izak op de achtste dag. Dit was de eerste besnijdenis van een pasgeborene, waarna er nog vele zouden volgen.  Het was de voortzetting van het verbond met Abraham waarover we in hoofdstuk 17 lazen:

Genesis 17:7 Ik zal Mijn verbond maken tussen Mij, u en uw nageslacht na u, al hun generaties door, tot een eeuwig verbond, om voor u tot een God te zijn, en voor uw nageslacht na u. 8. Ik zal aan u en uw nageslacht na u het land waar u vreemdeling bent, heel het land Kanaän, als eeuwig bezit geven. Ik zal hun tot een God zijn.

We zien in het gezin van Abraham een tweespalt ontstaan, die verregaande consequenties heeft tot in onze tijd. Ismaël bespot zijn broertje Izak en lacht hem uit. Sara kan dat niet verdragen. Mogelijk had deze spot  te maken met de status van erfgenaam van de oudste zoon, want Sara noemt als reden dat Ismaël niet met Izak mag erven. Ze wil dat Abraham zijn zoon Ismaël samen met zijn moeder de deur uitzet. Abraham vindt dat het niet kan. Tenslotte is Ismaël zijn zoon met wie hij een normale vader-kind relatie heeft opgebouwd.  

Dan spreekt God...

Genesis 21:12 Maar God zei tegen Abraham: Laat deze zaak met betrekking tot de jongen en uw slavin niet kwalijk zijn in uw ogen. Bij alles wat Sara u zegt, luister naar haar stem, want alleen het nageslacht van Izak zal uw Zaad genoemd worden.

In de HSV staat in plaats van Zaad het woord “nageslacht”.  Maar hier wordt Yeshua bedoeld! De Hebreeuwse grondtekst van “zal genoemd worden”, duidt op enkelvoud. Dus hier is Galaten 3:16 van toepassing:

Nu werden aan Abraham de beloften gedaan en aan zijn zaad. Hij zegt niet: en aan zijn zaden, in het meervoud, maar in het enkelvoud: en aan uw zaad, dat wil zeggen: aan Christus. Galaten 3:16 NBG51

Abraham moet, hoe pijnlijk ook, zijn zoon Ismaël loslaten.  De zoon die uit menselijke overwegingen ter wereld kwam, was niet het beloofde Zaad waarmee God de wereld wilde redden. Onze daden die niet uit God zijn hebben geen eeuwigheidswaarde. Toch krijgt Abraham een belofte mee voor deze zoon, dat uit hem een groot volk zal voortkomen. Abraham is gehoorzaam aan Gods stem en doet wat Sara heeft voorgesteld: hij zendt  de moeder en Izak weg. Hij doet dat vroeg in de morgen en gaf hen brood en water mee.

 

Het is heel verdrietig. Wat moet Hagar zich afgewezen voelen. Zij die zich eerst verheven voelde boven Sara. Ze is 'gebruikt' om een zoon te verwekken en nu wordt ze met die zoon weggestuurd de brandende woestijn in.

Water is van levensbelang in de woestijn. Toen dat water op was had Ismaël geen kracht meer, zodanig dat Hagar zag dat hij zou sterven.  Jammer dat ze bij hem wegliep omdat ze het sterven niet kon aanzien. Maar dan is er de stem van de Engel van God (met een hoofdletter, d.w.z. Yeshua vóór zijn vleeswording).

Genesis 21:17. Toen hoorde God de stem van de jongen en de Engel van God riep tot Hagar vanuit de hemel en zei tegen haar: Wat is er met u, Hagar? Wees niet bevreesd, want God heeft naar de stem van de jongen, die daar ligt, geluisterd. 18. Sta op, til de jongen overeind en houd hem met uw hand goed vast, want Ik zal hem tot een groot volk maken.

Blijkbaar had Ismaël God om hulp geroepen. Zijn naam betekent “God hoort”. En God heeft hem gehoord en verhoord. Vervolgens zag Hagar een waterput die ze daarvoor niet gezien had en ze kon de waterzak vullen en Ismaël kreeg weer nieuwe kracht.  Dit doet denken aan het levende water en de gebeurtenis bij de put Lachai-Roï, waarbij ze God noemde als Degene die naar haar omziet. (Gen. 16:14) Ismaël werd stamvader van 12 Arabische nomadenstammen (Gen. 25:12 v). Hij werd een boogschutter en woonde in de woestijn Paran.

WATERPUT BERSHEBA

Vanaf vers 22 komt Abimelech de koning van het Filistijnse Gerar weer in beeld. Zijn naam betekent “Vader is koning”.  Deze koning had goed begrepen wie de God van Abraham was. Abraham kwam dus in Bersheba. Bersheba kan worden vertaald als 'put van zeven' of  'put van de eed' omdat Abraham en Abimelech daar een eed zwoeren.  

Abraham had daar al een waterput gegraven die de dienaren van de koning van hem hadden afgepikt. Zij moesten dus wel met elkaar een bondgenootschap aangaan om het recht op water te regelen.  In zo’n woestijngebied is water de allerbelangrijkste levensbehoefte. Als bewijs voor die afspraak gaf Abraham aan de koning zeven ooilammeren van het kleinvee. Bersheba is tegenwoordig een belangrijke stad in Israël en  buiten de hoofdpoort  van die antieke stad bevindt zich een bron en een tamarisk. In het stadswapen van het huidige Bersheba staan de woorden uit vers 33 van dit hoofdstuk:  "En Abraham plantte een tamarisk in Bersheba"

Ida