Parasha Tetzaveh

Torah Exodus 27:20-30:10

Exodus 27:20-21 De Olie voor het licht.

De zuivere olie was het symbool van de Heilige Geest.

Exodus 27:20-21 De Olie voor het licht.

De zuivere olie was het symbool van de Heilige Geest.

Tetzaveh תְּצַוֶּה

(= gij zult bevelen)

Exodus 27:20 – 30:10

Ezechiël 43:10-27

Hebreeën 13:10-16


Exodus 28 De priesterkleding
De priesterkleding van Aäron en zijn zonen: ‘tot een prachtig sieraad’ waren het symbool van de heerlijkheid en schoonheid van Christus, onze Hogepriester naar de orde van Melchizedek.

vers 6-14. De Efod was een soort voorschoot die gedragen werd onder het borstschild van de hogepriester.
vers 15-29. Het borstschild was rijk versierd met twaalf kostbare stenen. Op elk was een van de namen van de twaalf stammen van Israël gegraveerd.

vers 30. Urim en Tummin. Ze stelden de leiding van de Heilige Geest voor.

vers 31-35. Het opperkleed van de efod. De gouden belletjes op de zomen van het opperkleed betekenden dat God de priesterdienst goedkeurde. Wanneer het volk de belletjes hoorde rinkelen, wist het dat de hogepriester als hij in het heiligdom was en naar buiten kwam, nog leefde, en dat God het offer had aangenomen,

Exodus 29 De priesterwijding

vers 1-4. Het wassen van de priesters wees op de wedergeboorte (Joh, 3:5; Titus 3:5). Aäron en zijn zonen moesten zich steeds wassen omdat zij zondaars waren (handen en voeten)
vers 5-25. De kleding en de zalving. Voor de inwijding van de priesters waren diverse offers nodig, ook een speciale zalving. Het bloed van de offerdieren moest o.a. gesprenkeld worden, vers 8-25.
vers 26-46. Speciaal voedsel voor de priesters. Dit was bedoeld voor hen,

vers 26-37, die het volk vertegenwoordigden voor God tijdens het offeren in de dagelijkse eredienst, vers 38-46

Exodus 30 Een offerplaats voor het reukwerk
vers 1-10 het reukofferaltaat was gemaakt van accaciahout en was een el in het vierkant en twee el hoog, en was met goud overtrokken. Het had twee hoornen en draagstokken, en stond in het heilige voor het voorhangsel, Hierop moest Aäron tweemaal per dag reukwerk offeren, vers 7-8. Het reukwerk symboliseerde het gebed dat als een welriekende geur opstijgt naar de hemel (Openbaring 5:8; 8:3)

HAFTARAH: Profeten. Ezechiël 43:10-27
Ezechiël ziet de terugkeer van Gods heerlijkheid om in het komende koninkrijk intrek te nemen in het Heilige der Heiligen van de tempel. De tempel is het centrum van goddelijk bestuur, 7 (vgl. Jes. 2:2-3)


Ezechiël 43:18-27. Bestendiging van de offerdiensten.

 

BRIT CHADASHAH  Nieuwe Testament

Hebreeën 13:10-16 houdt verband met Exodus 29:14 
Exodus 29:14 Maar het vlees van de jonge stier, zijn huid en zijn mest moet u buiten het kamp met vuur verbranden: het is een zondoffer.

Hebreeën 13:10 Wij hebben een Altaar waarvan zij die in de tabernakel dienen, niet bevoegd zijn te eten.
11. Want van de dieren waarvan het bloed als verzoening voor de zonde door de hogepriester het heiligdom werd binnengedragen, werden de lichamen buiten de legerplaats verbrand.
12. Daarom heeft ook Jezus, om door Zijn eigen bloed het volk te heiligen, buiten de poort geleden.
13. Laten wij dan naar Hem uitgaan buiten de legerplaats en Zijn smaad dragen.

 In beide gedeelten zien we de functie van de Hogepriester

Hebreeën 13:10-14. Geloof uitgedrukt in afscheiding van het Judaïsme

Jur & Ida