English: click here!

Naar hoofdstuk - inleiding - 1 - 2/3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 28/29 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48

Ezechiël 43 inwijding Tempel door Gods Heerlijkheid

Het opmeten van de tempel is klaar. Maar “de Man” wil Ezechiël nog meer laten zien. Ze bevonden zich nog buiten de muur die was opgemeten, op het onheilige grondgebied. Niet dat er iets mis was met dat grondgebied, maar het behoorde (nog) niet tot het voor God afgezonderde terrein.

Ezechiël werd naar de Oostenpoort geleid.  Negentien jaar geleden had Ezechiël in een visioen ook bij de Oostenpoort van de tweede tempel gestaan.  Toen moest hij de oordelen aankondigen over Jeruzalem en de tempel.  Toen heeft hij gezien hoe de heerlijkheid van God de afgodische tempel door de Oostenpoort verliet.

Ezechiël 43:2-3 En zie, de heerlijkheid van de God van Israël kwam uit de richting van het oosten, en Zijn geluid was als het bruisen van machtige wateren, en de aarde werd verlicht vanwege Zijn heerlijkheid. 3. En de aanblik van het visioen dat ik zag, was als het visioen dat ik gezien had, toen ik kwam om de stad te gronde te richten. Het waren visioenen als het visioen dat ik aan de rivier de Kebar gezien had. Toen wierp ik mij met het gezicht ter aarde.

En nu..... nu ziet Ezechiël iets wat in de toekomst gaat gebeuren! Gods heerlijkheid keert terug door de Oostenpoort.

De aarde stond ineens in een onvergankelijk Licht! Ezechiël boog zich in aanbidding neer.

Ezechiël hoorde het geluid van machtige wateren. Hij herkende wat er gebeurt. Hij associeerde het onmiddellijk met het visioen dat hij zag toen hij zich aan de Babylonische rivier de Kebar bevond.  Eze 1; Eze 3:23; Eze 10:15-22.

Bijzonder dat YAHWEH met Ezechiël spreekt “terwijl de Man” – dat is de Zoon van God, Yeshua in Zijn hemelse staat, Die ook YAHWEH is – naast hem staat. Dit lijkt wel op wat in Psalm 110 beschreven is: “De HEERE heeft tot mijn Heere  gesproken: Zit aan Mijn rechterhand.

De heerlijkheid van God wordt vaak “de Shechina” genoemd. Een naam die niet uit de Bijbel maar uit de Talmoed afkomstig is. De Bijbel zelf spreekt over “de Heerlijkheid van van God van Israël”. כְּבוֹד אֱלֹהֵי יִשְׂרָאֵל  Kevod Elohi Yisrael. Toen Mozes klaar was met het maken van de Tabernakel, kwam “de Heerlijkheid van de Heer” Kevod Adonai. (Exodus 40:33). Ook de tempel van Salomo werd in werking gesteld doordat Gods heerlijkheid daarin kwam wonen. (1 Kon. 8:10,11; 2 Kron. 5:13-14; 2 Kron. 7:1-3.) 

Na het gebed van Salomo in de tempel gebeurde dit:

2 Kronieken 7:3 Toen alle Israëlieten het vuur en de heerlijkheid van de HEERE over het huis zagen neerkomen, knielden zij met hun gezichten ter aarde, op de vloer, bogen zich neer en loofden de HEERE DAT HIJ GOED IS, WANT ZIJN GOEDERTIERENHEID IS VOOR EEUWIG.  ֹדוֹת לַיהוָה כִּי טוֹב, כִּי לְעוֹלָם חַסְדּוֹ Hodot l’Adonai ki tov, ki  le’olam gasdo.

Deze tekst kennen velen van ons als een prachtig loflied.  Het wordt ook herhaalde malen gezongen in Psalm 136.

Toen na 70 jaar ballingschap de tempel werd gebouwd en ingewijd, was daar geen manifestatie van de heerlijkheid van God. Daarom kan dit nooit de vervulling zijn van de profetie van Ezechiël, zoals sommigen het willen doen voorkomen.

Als die tempel van Ezra/Zerubbabel in gebruik wordt genomen, profeteert Haggaï , ziende op het verdriet van zijn volksgenoten omdat dit huis niet te vergelijken is met de tempel van Salomo (Haggaï 2:4):
Haggaï 2:10 De heerlijkheid van dit toekomstige huis zal groter zijn dan die van het eerste, zegt de HEERE van de legermachten. In deze plaats zal Ik vrede geven, spreekt de HEERE van de legermachten.

Met dat toekomstige huis, dat grotere heerlijkheid heeft,  wordt de tempel bedoeld zoals beschreven door Ezechiël.

 

DIT IS DE PLAATS VAN MIJN TROON

Ezechiël 43:5-7 Toen hief de Geest mij op en bracht mij in de binnenste voorhof. En zie, de heerlijkheid van de HEERE had het huis vervuld. 6. Daarop hoorde ik Iemand uit het huis met mij spreken, terwijl de Man naast mij bleef staan, 7. en Hij zei tegen mij: Mensenkind, dit is de plaats van Mijn troon en de plaats van Mijn voetzolen, waar Ik voor eeuwig wonen zal onder de Israëlieten. Zij die van het huis van Israël zijn, zullen Mijn heilige Naam niet meer verontreinigen, zij en hun koningen, met hun hoererij en met de dode lichamen van hun koningen op hun offerhoogten.

Bijzonder om te lezen dat de Geest Ezechiël ophief en hem bracht naar de binnenste voorhof. Daar waar het brandofferaltaar staat. Hij kon het huis van YAHWEH inkijken en zag dat het helemaal vervuld was met de heerlijkheid en de aanwezigheid van YAHWEH. Dan krijgt Ezechiël te horen dat dit de eeuwige woonplaats zal zijn van God, temidden van het volk Israël.

Dan brengt God de zonden van Zijn volk weer ter sprake, maar nu als in de toekomst overwonnen zonden, want ze zullen niet meer plaatsvinden. Ezechiël had in het visioen gezien hoezeer er door Israël afgoderij gepleegd werd in de tempel. Daarom kon dit ook niet meer de woonplaats zijn van YAHWEH.


Ook toen werd Ezechiël in de geest gevoerd naar de ingang van de voorhof, waar hij een gat in de muur ontdekte. In opdracht van God moest Ezechiël door die muur heen breken om een andere ingang te ontdekken.  Diep verstopt was men bezig met het verafgoden van allerlei onrein kruipend gedierte in reliëf afgebeeld op de muur. Ook werden er “stinkgoden” genoemd, een benaming die diepe afkeer uitdrukt.  (Eze 8:8 ev)  en de vrouwen die de Babylonische afgod Tammuz aan het bewenen waren. Dat gebeurde allemaal in het heiligdom: het Huis van God.

Met de lijken van koningen werd ook afgoderij bedreven op offerhoogten. Er waren 14 koningen van Juda die op de zuidelijke heuvel, de stad van David, begraven werden, dichtbij de tempel en het koninklijke paleis. (2 Koningen 21:18 26). Ook koning Herodes gedroeg zich als buurman van de tempel, door zijn burcht Antonia naast de tempel te bouwen. Zo kwam drempel naast drempel.  Dat was nog nadat Ezechiël leefde.  Hier spreekt YAHWEH die de tijden overstijgt, Die was, Die is, en die komt!      Vanaf het Vrederijk zal het anders gaan: 

“Ezechiël 43:9 Nu zullen zij hun hoererij en de dode lichamen van hun koningen ver van Mij houden, zodat Ik voor eeuwig onder hen wonen zal.

In het nieuwe tempelcomplex is geen aparte “voorhof der heidenen” meer,  zoals toegevoegd was bij de tempel van Herodes/Salomo.

Het had allemaal te maken met een gebrek aan onderwijs over het onderscheid tussen heilig en onheilig, tussen rein en onrein. (Eze 44:23) Hierdoor was er geen heilig gebied afgebakend rondom de tempel, zoals nu wel gebeurd is bij de toekomstige tempel in het Vrederijk.
Tijdens die prachtige manifestatie van de heerlijkheid van YAHWEH horen we niets meer van "de Man". Ze zijn ECHAD = één!

HET ALTAAR EN DE INWIJDING ERVAN  

(Ezechiël 43:10-27)

Uit alles blijkt dat de tempeldienst, de offerdienst in het Vrederijk wordt hersteld. God gaat met Israël verder waar ze zijn blijven steken.
Maleachi 3:4 Dan zal het graanoffer van Juda en Jeruzalem voor de HEERE aangenaam zijn, zoals in de dagen van oude tijden af, zoals in vroegere jaren.

Er vinden dan ook dagelijkse zondoffers en reinigingsoffers plaats ter inwijding van de tempel. Net zo als in Exodus 29:14 en Ex. 29:36 bij de inwijding van de tabernakel gebeurde. De stieren werden niet op het brandofferaltaar verbrand, maar op een plaats buiten het heiligdom.   

We zien in deze inwijdingsvoorschriften het principe van de "achtste dag" naar voren komen. De 8 is in de Bijbel het getal van het "behoud". Denk maar aan Noach, die met 8 zielen behouden werd uit het verkeerde geslacht. Er zijn veel voorbeelden in de Bijbel die naar de achtste dag verwijzen. Na de 7 dagen van inwijding van zowel de priesters als het altaar begint daarna de offerdienst van brand- en dankoffers. Dan staat er in die tekst "de achtste dag en daarna". Dat is in de Bijbel steeds een verwijzing naar de eeuwigheid: de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en het hemels Jeruzalem dat op aarde neerdaalt. 

Ezechiël 43:26-27 Zeven dagen moet men voor het altaar verzoening doen, het reinigen en inwijden. 27. Wanneer zij dan deze dagen voltooid hebben, zal het op de achtste dag en daarna gebeuren, dat de priesters op het altaar uw brandoffers en uw dankoffers zullen bereiden. Dan zal Ik een welgevallen aan u hebben, spreekt de Heere HEERE.

Ezechiël krijgt al deze beelden in de eerste plaats voor de Joden die samen met hem als ballingen bij de rivier de Kebar (het Babylonische Tel Aviv) verblijven. De bedoeling was nu juist om hen tot berouw te bewegen, zodat er weer een verlangen zou ontstaan om weer omgang met God te kunnen hebben. Door alle zonden die ze hadden begaan was die omgang met God onmogelijk geworden. Alles moest zo precies uitgemeten en beschreven worden, opdat ze bij het zien van Gods plan voor de toekomst zich ervan bewust zouden worden hoezeer ze waren afgedwaald. Ze zouden beseffen hoe groot hun overtredingen waren geweest.

Ezechiël 43:11 Als zij zich dan schamen vanwege alles wat zij gedaan hebben, maak hun dan bekend de vorm van het huis, de inrichting ervan, de uitgangen ervan en de ingangen ervan, ja, alle vormen ervan, met alle bijbehorende verordeningen, alle bijbehorende vormen en alle bijbehorende wetten, en schrijf dat voor hun ogen op, zodat zij heel de vorm ervan met alle bijbehorende verordeningen in acht nemen en die houden.

In Ezechiël 43 zit een kleine chiastische structuur die hiernaast is vermeld. We zien daarin hoe Israël zich schaamt als het zich realiseert hoe men het eigen hart gevolgd heeft.

EN LATEN ZIJ HET ONTWERP METEN

(de centrale as)

Dit was ook de reden van het visioen. De boodschap van de Nieuwe Tempel in het Vrederijk moet Israël laten zien hoe dwaas zij gehandeld hebben. Het nameten van het plan door God geopenbaard zal hen met andere ogen naar zichzelf doen kijken,  Hoe zij vertrouwd hebben op de valse profetie van mensen die hen naar de mond praatten.  Hoe ze mee gingen in wat de meerderheid deed en waarin de valse profeten hen voorgingen. Hoe Ezechiëls ware profetie werd genegeerd.  Tegelijk is de reden van het visioen dat Israël weer moed kan vatten met het oog op de toekomende dingen.
Na de beschrijving van de heerlijkheid van de God van Israël en de belofte van Zijn blijvende aanwezigheid, gaat Ezechiël terug naar het beschrijven van de offerplaats. Zoals elk echt altaar van Yahweh, wijst dit altaar naar het kruis en het volbrachte werk van Yeshua de Messias aan het kruis.

Als we de afmetingen van het brandofferaltaar van de tabernakel, zoals vermeld in Exodus 30:2 ( = 5 x 5 en 3 el hoog),  vergelijken met de afmetingen van het brandofferaltaar in Ezechiël 43:17 (14 x 14 el) dan is er een groot verschil. Maar op zo’n brandofferaltaar moest een hele stier geofferd kunnen worden.  In de woestijn moest een stier buiten het kamp geofferd worden. (Exodus 29:14; Lev. 8:17) Deze offers wezen vooruit naar Yeshua die buiten de legerplaats geleden heeft.  (Hebr. 13:12)

 In de Hebreeuwse tekst van Ezechiël 43:15 wordt de naam van het brandofferaltaar in de toekomstige tempel  הַרְאֵל "harel" genoemd. Het woord Harel is een samenvoeging van ‘har’ = berg en ‘el’ = God.  

De naam betekent dus ‘de berg van God’. De psalmen bezingen de heilige berg  Sion, de berg van God, waarnaar Hij verlangde.

Psalm 132:13-14

Want de HEERE heeft Sion verkozen,
Hij heeft het begeerd tot Zijn woongebied.
Dit is, zei Hij, Mijn rustplaats tot in eeuwigheid,
hier zal Ik wonen, want naar haar heb Ik verlangd.

 

Psalm 24:3-4

Wie zal de berg van de HEERE beklimmen?
Wie zal staan in Zijn heilige plaats?
 Wie rein is van handen en zuiver van hart,
wie zijn ziel niet opheft tot wat vals is, en niet bedrieglijk zweert.

 

Als we Jesaja 2 lezen moeten deze verzen ongetwijfeld op de berg Sion slaan die ook bekend zal zijn  "in het laatste der dagen", dus in onze tijd, maar  deze berg van het huis van YHWH zal worden verheven boven de heuvels.

 

Jesaja 2:2-3

Het zal in het laatste der dagen geschieden
dat de berg van het huis van de HEERE vast zal staan
als de hoogste van de bergen,
en dat hij verheven zal worden boven de heuvels,
en dat alle heidenvolken ernaartoe zullen stromen.
Vele volken zullen gaan en zeggen:
Kom, laten wij opgaan naar de berg van de HEERE,
naar het huis van de God van Jakob;
dan zal Hij ons onderwijzen aangaande Zijn wegen,
en zullen wij Zijn paden bewandelen.
Want uit Sion zal de wet uitgaan,
en het woord van de HEERE uit Jeruzalem.

  Hetzelfde lezen we in Micha 4:1-3

Zowel in Exodus als in Ezechiël wordt de inwijding van deze altaren beschreven.

De offers die in deze tempel gebracht worden wijzen niet vooruit, maar wijzen terug naar het offer van Yeshua. De dierenoffers zijn ook anders dan in het eerste testament.

Het dagelijks offer vond in het eerste testament ’s morgens en ’s avonds plaats. Eén éénjarig lam ’s ochtends, het andere werd in de avondschemering bereid, of zoals de Bijbel zegt "tussen twee avonden"

In het Vrederijk is er wel een dagelijks brandoffer dat door de HEERE ingesteld is tot een liefelijke reuk. Numeri 28:3-6,  Ezechiël 46:13-15.

Bijzonder is ook dat Eze 43:17 vermeldt: "En de trappen ervan zijn gericht naar het oosten." In de wet van Mozes werd specifiek bevolen dat ergeen trappen zijn die naar het altaar leiden (Exodus 20:26).  

Ook de hoeveelheden zijn veranderd. Het dagelijks offer bestaat uit één lam in plaats van twee lammeren. Er is geen middagoffer meer. Het is een altoosdurend offer, d.w.z. zolang de tempel er is. Om 3 uur werd de keel van het lam van het avondoffer doorgesneden. Yeshua stierf om 3 uur. Er is dan geen avondoffer meer, omdat Yeshua om die tijd gestorven is. De brandoffers tussen twee avonden wezen vroeger vooruit. Maar de andere offers bepalen straks de mensen erbij dat ze nooit moeten vergeten dat Yeshua voor hun zonden gestorven is.

Het offeren betekent daarom niet een stap terug; het werk dat Yeshua haMashiach op het kruis volbracht heeft, vormt de grondslag voor de zegeningen voor allen die God liefhebben. (Psalm 22:23 e.v.)

Opmerkelijk is dat er bij de toekomstige tempel van Ezechiël geen sprake is van een hogepriester. En we begrijpen natuurlijk dat Yeshua, die Hogepriester voor eeuwig is, de uiteindelijke verzoening bewerkt. (Psalm 110:4, Hebreeën 5:6 en Hebreeën 7:17).

De mens mag dat nooit vergeten. Als de uiteindelijke volheid aanbreekt na de duizend jaar, is er geen offer meer nodig.

Ida