English & other languages: click here!

Naar hoofdstuk - inleiding - 1 - 2/3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 28/29 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48

Ezechiël 45 - Verdeling land - Offers

HET HEILIG GEBIED

Ezechiël 45:1 Wanneer u het land als erfelijk bezit toewijst, moet u de HEERE een heilig deel van het land als hefoffer brengen: de lengte moet vijfentwintigduizend el zijn en de breedte tienduizend. Dat zal, heel het gebied rond, heilig zijn.

Gedeelte van het land voor de priesters

Net zo als we lezen in Jozua 13:6 e.v. wordt het land Israël verdeeld onder de stammen. Maar allereerst wordt er een speciaal “heilig gebied” afgezonderd voor Yahweh, wat hier het “hefoffer” wordt genoemd.

In de NBV noemt men het “Het heilig domein” en in de Statenvertaling “de heilige heffing”, Hebreeuws  תְּרוּמָה  “tₑroemah”, een offer of bijdrage voor heilig gebruik, meestal ten gunste van de tempeldienst/priesters. Zie Ex. 30:13-16; Ex. 35:21-29. Het gaat om een heel groot vierkant gebied, waarvan de afmetingen  25.000 el bij 25.000 el zijn. Als we 50cm voor een el rekenen is dit dus ongeveer 12.500 meter (12 à 13 km in het vierkant).

De Levieten hoeven dan niet meer,  zoals in het eerste testament, verspreid te wonen in Israël.  (Jozua 21:41).



In het middendeel  (zie tekening) een gebied van 5 km breed en 12½ km lang. We zien we in het centrum daarvan een vierkantje, waarmee het tempelcomplex van  plm. 1½ km in het vierkant wordt aangeduid.  Om de tempel heen komt het woongebied van de Zadokieten.

Het bovenste deel met dezelfde afmetingen,  is het woongebied met weidegronden van de Levieten.  

De term “hefoffer” komen we vaker  tegen in het eerste testament. Het waren de hef- en beweegoffers in de tijd van de Tabernakel en de eerste en tweede Tempel.(Exodus 29:27-28; Leviticus 7:30, Leviticus 14:12  Leviticus 27-29; Leviticus 23:11; Leviticus 23:20) Een hefoffer was een offer dat door opheffing, namelijk opwaarts en neerwaarts, aan Yahweh werd aangeboden. Het kon offervlees zijn, of het waren delen van andere offers. Deze werden hier door God bestemd voor het onderhoud van de priesters.

Het deel voor het hele huis van Israël.

Ezechiël 45:6 U moet als bezit van de stad een deel van vijfduizend breed en van vijfentwintigduizend lang geven, dicht bij het heilige hefoffer. Het zal bestemd zijn voor heel het huis van Israël.

Vervolgens worden de maten van de stad Jeruzalem aangegeven. Deze stad grenst aan het “heilige domein” met als centrum de tempel. Jeruzalem is een grote stad die nu 4 of 5 keer zo groot is als de oude stad van Jeruzalem in Israël. De grens loopt ten noorden evenwijdig aan het “heilig hefoffer” (heilig domein). De maten zijn 12½ km lang en 2½ km breed. Die stad is bestemd voor alle stammen van Israël. (Eze 45:6)

HET DEEL VOOR DE VORST

Ezechiël 45:7-8 En voor de vorst zal het gebied bestemd zijn aan de ene kant en aan de andere kant van het heilige hefoffer en van het bezit van de stad, vóór aan het heilige hefoffer en vóór aan het bezit van de stad, aan de westzijde naar het westen, en aan de oostzijde naar het oosten. De lengte komt overeen met een van de delen, van de westgrens tot de oostgrens. 8. Dat deel van het land zal voor hem bestemd zijn als grondbezit in Israël. Dan zullen Mijn vorsten Mijn volk niet meer uitbuiten, maar zij zullen het land aan het huis van Israël geven, aan hun stammen.

Aan weerszijden van het “heilig hefoffer” (het heilig domein) en van de stad wordt grond apart gezet voor de “vorst”,  waarvan we al in de  studie van hoofdstuk 44 hebben vastgesteld dat dit David is, op grond van Ezechiël 37:24-25. Het grondgebied voor de vorst is door Yahweh vastgesteld. De vorsten van Israël  hadden zich schuldig gemaakt aan uitbuiting en roof. Denk aan Achab en Izebel die het land van Naboth begeerden. (1 Koningen 21;  Numeri 36:7-9)

Jesaja 5:8 Wee hun die huis aan huis trekken, veld aan veld voegen, tot er geen plaats meer over is, en alleen u in het midden van het land gevestigd bent.

Micha 2:2 Zij begeren akkers en roven die, en huizen, en nemen die af. Zo onderdrukken zij de man en zijn huis, de mens en zijn erfelijk bezit.

Jesaja  spreekt het „wee” uit over mensen die huis aan huis voegen en akker aan akker, tot er geen plaats meer over is. Dit is ook een heel actueel „wee” voor onze tijd waarin zo velen proberen groot te worden. Kijk maar in het zakenleven, hoe men streeft om door middel van fuseren steeds meer grip op alles en allen te krijgen. ‘Anders gaan we er aan’ is het gangbare excuus. Maar het “wee” van Jesaja wil zeggen dat degenen die over lijken gaan, inderdaad “er aan gaan”.

In het Vrederijk zal voor deze praktijk geen plaats zijn. Het huis van Israël zal het land terug krijgen wat hun ontnomen is.


Een oproep tot gerechtigheid en eerlijkheid. 

Ezechiël 45:9. Zo zegt de Heere HEERE: Laat het u genoeg zijn, vorsten van Israël! Doe geweld en verwoesting weg en doe recht en gerechtigheid. Hef uw afpersingen van Mijn volk op, spreekt de Heere HEERE. 10. U moet een zuivere weegschaal, een zuivere efa en een zuivere bath hebben. 11. De efa en de bath moeten een vaste inhoudsmaat hebben, zodat een bath een tiende van een homer bevat, en ook een efa een tiende deel van een homer. De maat ervan moet volgens de homer zijn. 12. De sikkel zal twintig gera waard zijn. De pond zal voor u twintig sikkel plus vijfentwintig sikkel plus vijftien sikkel waard zijn.

Zo af en toe wordt in het visioen teruggegrepen naar de situatie tijdens het leven van Ezechiël. Zo ook hier.  De laatste koningen van Juda : Joachaz (Sallum), Jojakim (Eljakim), Jojachin (Jochonja) en Zedekia (Mattanja), vier koningen binnen 23 jaar, hadden er “een potje van gemaakt”.  Terugkijkende op de goddeloze praktijken van deze koningen bepaalt God hoe het anders moet gaan in het Vredrijk. Met en onder die koningen ging het ook helemaal verkeerd met de handel. Afpersingen, knoeien met het gewicht en met inhoudsmaten.  De Bijbel legt vele malen de nadruk op een “eerlijke weegschaal”. ( Leviticus 19:35-36; Spreuken 11:1; Spreuken 16:11; Spreuken 20:10; Spreuken 20:23; Micha 6:10-11) In de archeologie zijn veel oude Joodse gewichten gevonden met dezelfde maatnaam, waarvan er geen 2 hetzelfde gewicht hebben.

Eze 45:12 heeft velen hoofdbrekens bezorgd. De omschrijving in de Septuagint (oude Griekse vertaling door Joden in ballingschap) is beter te begrijpen: “en de 5 shekels zullen er vijf zijn, en de 10 shekels zullen er tien zijn en de maneh zal 50 shekels bevatten.”

De standaardeenheid van gewicht is de sikkel (shekel). Eén shekel zal gelijk zijn aan twintig gerahs, en vijftig shekels zullen gelijk zijn aan één maneh.

Net zo als er met gewichten gefraudeerd wordt, is dat het geval met geldeenheden.
Maar in het Vrederijk zullen  er vaste inhoudsmaten en lengtematen komen en ook het geld zal waard zijn wat het waard is. Geen inflatie meer.  

De offers van de vorst

Ezechiël 45:13-17  Dit is het hefoffer dat u de vorst moet brengen: een zesde van een efa van een homer tarwe, en u moet een zesde van een efa van een homer gerst geven. 14. Wat de verordening van de olie betreft, per bath olie: een tiende van een bath uit een kor – dat is een homer van tien bath, want tien bath is een homer. 15. Verder één lam van elke tweehonderd uit het kleinvee, uit het waterrijke land van Israël, als graanoffer, als brandoffer, en als dankoffers, om verzoening voor hen te doen, spreekt de Heere HEERE. 16. Dit hefoffer voor de vorst in Israël zal gelden voor heel de bevolking van het land. 17. Op de vorst rust de taak te zorgen voor de brandoffers, het graanoffer en het plengoffer op de feesten, op nieuwemaansdagen en op de sabbatten: op alle feestdagen van het huis van Israël. Hij moet zorgen voor het zondoffer, het graanoffer, het brandoffer en de dankoffers om verzoening te doen voor het huis van Israël.

We zien hier een opsomming van verschillende zaken die geofferd moeten worden. Israël moet dat brengen aan de vorst. Je zou het als een soort belasting kunnen zien, maar wel een belasting die door de vorst aan Yahweh wordt opgedragen. De priesters bereiden dan deze aangeboden offers.  Eze 46:2

Het volk heeft dus de verantwoordelijkheid om bij te dragen aan de instandhouding van de dienst van aanbidding aan God. Het beheren van de bijdragen van het volk behoort blijkbaar tot  de taken van de vorst.

Ook hier zien we weer dat de Bijbelse feesten gevierd worden in het Vrederijk. De vorst zorgt voor de bijbehorende offers. Dan staat erbij “om verzoening te doen voor het huis van Israël.” De jonge stier die op het brandofferaltaar in zijn geheel  opgaat.

Leviticus 1:4 Daarna moet hij zijn hand op de kop van het brandoffer leggen, zodat het hem ten goede zal komen door verzoening voor hem te bewerken.

Die “hij” zal nu de vorst zijn die namens het volk om verzoening vraagt. Deze vorst, die als David profeteerde van Yeshua de Messias, heeft eens geschreven:


Psalm 40:7-9

U hebt geen vreugde gevonden in slachtoffer en graanoffer,

U hebt Mijn oren doorboord;

brandoffer en zondoffer hebt U niet geëist.Toen zei Ik: Zie, Ik kom,

in de boekrol is over Mij geschreven.

Ik vind er vreugde in, Mijn God, om Uw welbehagen te doen;

Uw wet draag Ik diep in Mijn binnenste.

 

Lev. 1:9b de priester moet dat alles op het altaar in rook laten opgaan. Het is een brandoffer, een vuuroffer, een aangename geur voor de HEERE.

Het ziet terug naar het offer van Yeshua, die Zijn aardse lichaam op het altaar legde, wat een lieflijke geur is voor de Vader:

 …..en Zichzelf voor ons heeft overgegeven als een offergave en slachtoffer, tot een aangename geur voor God.  (Efeze 5:2)

 

Verzoening voor zonden in onwetendheid begaan.

Ezechiël 45:18 Zo zegt de Heere HEERE: In de eerste maand, op de eerste van de maand, moet u een jonge stier zonder enig gebrek – het jong van een rund – nemen. Zo moet u het heiligdom van zonde reinigen. 19. Dan moet de priester een deel van het bloed van het zondoffer nemen en het op de deurposten van het huis strijken, op de vier hoeken van de omgang van het altaar en op de deurposten van de poorten van de binnenste voorhof. 20. Hetzelfde moet u doen op de zevende van de maand vanwege iemand die zonder opzet zondigt of vanwege iemand die onwetend zondigt. Zo moet u verzoening doen voor het huis.

“In de eerste maand, op de eerste dag van de maand……” dat is de Bijbelse nieuwjaarsdag!

Exodus 12:2 Deze maand (de maand Abib waarin Pesach valt) zal voor u het begin van de maanden zijn. Hij zal voor u de eerste zijn van de maanden van het jaar.

Het was de datum dat de tabernakel werd opgebouwd!

Exodus 40:2 Op de eerste dag van de eerste maand moet u de tabernakel, de tent van ontmoeting, opbouwen.

Exodus 40:17. En het gebeurde in de eerste maand, in het tweede jaar, op de eerste dag van de maand, dat de tabernakel opgebouwd werd.

De eerste Abib is waarschijnlijk ook de datum dat de tempel Yeshua werd opgericht….. namelijk Zijn geboorte.

De jonge stier – zonder enig gebrek - die geofferd moet worden op die dag, verwijst opnieuw naar Hem. Hij die Zijn hemelse leven had opgegeven voor de redding van de mensen, had ook Zijn aardse leven op het altaar gelegd, tot een aangename geur van Zijn Vader. Zijn bloed was tot reiniging van de zonden en nu moet de tempel  van zonde gereinigd worden met bloed.  De priester moet het strijken op de deurposten van het huis, op de vier hoeken van de omgang van het altaar en op de deurposten van de poorten van de binnenste voorhof.

Van de eerste dag van de eerste maand lezen we eveneens in:
Genesis 8:13 En het was in het zeshonderdeerste jaar, in de eerste maand, op de eerste dag van die maand, dat het water van boven de aarde opgedroogd was. Toen nam Noach het luik van de ark weg en keek naar buiten, en zie, de aardbodem was opgedroogd.

Dat was de dag dat de gereinigde aarde tevoorschijn kwam na het verschrikkelijke oordeel van de zondvloed.

Die reiniging moet ook op de eerste dag van de zevende maand plaatsvinden. En dat was vanouds het Bazuinenfeest (1 Tishri) dat inmiddels vervuld is. Dat zijn dan beide dagen die te maken hebben met de komst van Yeshua, de eerste keer als kindje in de kribbe (zie deze Jaïr powerpoint) en de tweede keer als overwinnende Koning die de strijd aanbindt tegen alles wat zich verbonden heeft met de antichrist. Het bazuingeschal roept op tot de strijd (Jozua 6:5). De geboorte van Yeshua valt dan in feite onder de al eerder vervulde voorjaarsfeesten. 

Tot slot zegt Eze 45:20 dat de reiniging van het huis gedaan wordt: vanwege iemand die zonder opzet zondigt of vanwege iemand die onwetend zondigt. En dan bewerkt dat “verzoening van het huis”, want de dienaren van het huis, de priesters zijn nog  zondig. Ook Psalm 19 is een psalm van David.
Psalm 19:13-14a Wie zou al zijn afdwalingen opmerken?
Reinig mij van verborgen afdwalingen.
Weerhoud Uw dienaar ook van hoogmoed.

HET PESACH OFFER

Ezechiël 45:21 In de eerste maand, op de veertiende dag van de maand, zal voor u het Pascha zijn, een feest van zeven dagen: men moet dan ongezuurde broden eten. 22. Dan moet de vorst op die dag voor zichzelf en voor de hele bevolking van het land voor een jonge stier als zondoffer zorgen. 23. En op de zeven dagen van het feest moet hij elke dag gedurende de zeven dagen voor een brandoffer voor de HEERE zorgen, van zeven jonge stieren en zeven rammen, zonder enig gebrek, en elke dag een zondoffer van een geitenbok. 24. Verder moet hij voor een graanoffer zorgen, een efa per jonge stier, een efa per ram en een hin olie per efa. 25. In de zevende maand, op de vijftiende dag van de maand, moet hij op het feest gedurende zeven dagen hetzelfde doen, zoals het zondoffer, zoals het brandoffer, zoals het graanoffer en zoals de olie.

 

Uit deze teksten blijkt dat de Bijbelse feesten de basis blijven voor het verstaan van de profetie. We zien Pesach, het feest van de ongezuurde broden, de datum van het inmiddels vervulde Bazuinenfeest en het Loofhuttenfeest de revue passeren. Met Pesach zullen ze opnieuw gedenken hoe het volk Israël uit de slavernij van Egypte verlost werd.
Met de offers en feesten moet ook de vorst weer zijn rol vervullen die Yahweh hem heeft toebedeeld. Hij moet het zondoffer verzorgen voor het hele volk en ook voor hemzelf.  Dit is een duidelijke aanwijzing dat deze Vorst niet de Messias is. Die zou voor zichzelf geen zondoffer hoeven brengen.  Hij moet gedurende Pesach op de 15e van de maand Abib, maar ook op de 15e van de maand Tishri (het Loofhuttenfeest) elke dag gedurende de zeven dagen voor een brandoffer voor de HEERE zorgen, van zeven jonge stieren en zeven rammen, zonder enig gebrek, en elke dag een zondoffer van een geitenbok. Ez. 45:23

Dus op elk van de 7 feestdagen worden er 7 stieren en 7 rammen als brandoffer geofferd. Ez. 45:23 (Pesach). Dit wordt herhaald in de zevende maand (= Tishri loofhuttenfeest) volgens Ezechiël 45:25. 

Het reinigen van het heiligdom en van het volk werd in het eerste testament gedaan op 10 Tishri: de Grote Verzoendag. Hier horen we niets meer over de Grote Verzoendag, waarop die reiniging in het eerste testament moest plaatsvinden (Lev. 16:29-34).  De reiniging is, zoals we gezien hebben verplaatst naar de 1e van de 1e en naar de 1e van de zevende maand. De Grote Verzoendag is door Yeshua vervuld, toen Hij als hemelse Hogepriester uit het hemelse heiligdom kwam. Maar deze Israëlieten, de Levieten en de Zadokieten in Gods Koninkrijk kunnen nog altijd delen in het heil dat Hij gebracht heeft.

Ida