English & other languages: click here!

Naar hoofdstuk - inleiding - 1 - 2/3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23 - 24 - 25 - 26 - 27 - 28 - 28/29 - 29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48

Ezechiël 32 KLAAGLIED OVER FARAO EN EGYPTE

Farao als een leeuw of een zeemonster. (Ezechiël 32:1-2)

 

Dit hoofdstuk is de laatste in de serie door Yahweh uitgesproken oordelen, hier in de vorm van een klaagzang.  Het was het Woord van God dat tot Ezechiël kwam in het jaar 585 v.Chr.  Het was bijna twee maanden geleden dat Ezechiël bericht had gekregen dat Jeruzalem was gevallen. (Ezechiël 33:21) Ezechiël  was steeds heel precies in het dateren van wat hij schreef.

In Ezechiël 32:1-16 betreft de klaagzang de farao van Egypte, maar het land en het volk worden ook hierin betrokken.  De tweede klaagzang lezen we in Ezechiël 32:17-32. Omdat de maand niet opnieuw genoemd wordt lijkt het voor de hand te liggen dat er tussen beide klaagzangen een periode zit van twee weken (zie vers 1 en 17).

Het was God die opdracht gaf voor het schrijven van dit klaaglied. Hier wordt de farao met een leeuw vergeleken dat een niet ongebruikelijk beeld is voor heersers. Bovendien werden de farao’s daardoor met de  zonnegod Horus, of Ra, geïdentificeerd. Naast het beeld van een leeuw wordt de farao ook uitgebeeld als een zeemonster, een krokodil of een draak, Dat hebben we eerder gezien, bijvoorbeeld in Ezechiël 29:3.

Ezechiël 32:2 Mensenkind, hef een klaaglied aan over de farao, de koning van Egypte, en zeg tegen hem: U leek onder de heidenvolken op een jonge leeuw; en u was als een zeemonster in de zeeën, u barstte los in uw rivieren, bracht het water met uw voeten in beroering en maakte hun rivieren troebel.

Dit is natuurlijk beeldspraak, het verwijst naar de Nijldelta met zijn vruchtbare armen. De Nijl waarvan de farao, die zichzelf als god van de Nijl zag, zei dat hij die Nijl zelf gemaakt had. We zien hierin ook duidelijk het beeld van de farao die Israël achterna ging in de Rietzee, toen de wielen van de wagens vast kwamen te zitten in de modder en het water daar overheen spoelde. (Exodus 14:25) (wielen die overigens later door archeologen zijn gevonden). Het beeld slaat ook op de razernij waarmee hij de volken in beroering bracht en aan zich onderwierp.

Ongetwijfeld had de farao, nadat hij hoorde over de val van Jeruzalem zichzelf groter en machtiger gevoeld, zoals ook de koning van Tyrus voordelen zag in de val van Jeruzalem. (Ezechiël 26:2) De trotse Egyptische heerser beschouwde zichzelf dan wel als een  koninklijke leeuw, maar voor God is hij slechts een zeemonster dat  in een net wordt gevangen. Het oordeel van YHWH komt over deze vorst en je proeft daarin Zijn heilige verontwaardiging.....

DERTIEN IK-ZAL PROFETIEËN (Ezechiël 32:3-14)

 

In Ezechiël 32:3-14 wordt dertien maal door God gezegd:  IK ZAL......  We zien dat het oordeel over Egypte zijn uiteindelijke vervulling krijgt in het oordeel van de laatste dagen....

IK ZAL Mijn net over u uitspreiden door een menigte van vele volken.

IK ZAL u achterlaten op het land,

IK ZAL alle vogels en dieren van u laten eten.  Dit verwijst naar het aas dat door de gieren gegeten wordt (Mattheüs 24:28) en Openbaring 19:17-18 En ik zag één engel dicht bij de zon staan, en hij riep met luide stem naar alle vogels die hoog aan de hemel vlogen: Kom en verzamel u voor het avondmaal van de grote God, om te eten vlees van koningen, en vlees van oversten over duizend, en vlees van machtigen, en vlees van paarden en van hen die daarop zitten, en vlees van alle vrijen en van slaven, kleinen en groten.

IK ZAL  uw vlees op de bergen leggen en de dalen vullen met uw resten.   

IK ZAL het land met uw wegstromende bloed doordrenken Dit herinnert ons aan de eerste plaag die in de dagen van Mozes over Egypte kwam ( Exodus 7:19 ).

Openbaring 8:8-9 En de tweede engel blies op de bazuin, en er werd iets als een grote berg, die van vuur brandde, in de zee geworpen. En het derde deel van de zee werd bloed.  En het derde deel van de schepselen in de zee, die leven hadden, stierf. En het derde deel van de schepen verging.

Openbaring 14:20 En de wijnpersbak werd getreden buiten de stad, en er kwam bloed uit de wijnpersbak, tot aan de tomen van de paarden, zestienhonderd stadiën ver.

IK ZAL de hemel bedekken wanneer Ik u uitblus, zijn sterren zal Ik in het zwart hullen.

IK ZAL zon, maan en hemellichten verduisteren

Openbaring 8:12 De vierde engel blies op de bazuin, en het derde deel van de zon werd getroffen, en het derde deel van de maan en het derde deel van de sterren, zodat het derde deel daarvan verduisterd werd, en zodat de dag voor een derde deel niet licht werd, en de nacht evenmin.

IK ZAL duisternis over uw land brengen. Dit herinnert ons aan de negende plaag die over Egypte kwam in de dagen van Mozes: duisternis gedurende drie dagen over het hele land ( Exodus 10:21-29).

Openbaring 9:2 En hij opende de put van de afgrond, en er steeg rook op uit de put als rook van een grote oven. En de zon en de lucht werden verduisterd door de rook van de put.

IK ZAL het hart van veel volken tot toorn verwekken. Mattheüs 24:7 Want het ene volk zal tegen het andere volk opstaan, en het ene koninkrijk tegen het andere koninkrijk;

IK ZAL maken dat vele volken en koningen zich over u ontzetten. Zij zullen vrezen voor hun leven.  Als Gods oordeel over  het machtige Egypte kon komen, zou het ook tot hen kunnen komen.

Openbaring 18:15 De kooplieden van deze waren, die door haar rijk zijn geworden, zullen huilend en treurend op grote afstand blijven staan uit vrees voor haar pijniging,

IK ZAL uw menigte neervellen met het zwaard van helden. 

Ezechiël 9:5-6 Maar tegen die andere mannen zei Hij ten aanhoren van mij: Trek achter Hem aan door de stad, en dood! Ontzie niemand en heb geen medelijden.  Dood ouderen, jongemannen en meisjes, kleine kinderen en vrouwen, om hen te gronde te richten. Raak echter niemand aan op wie het merkteken is. Begin vanuit Mijn heiligdom. Toen begonnen zij bij de oudere mannen die zich vóór het huis bevonden.

IK ZAL al zijn dieren bij de grote wateren ombrengen.

Ezechiël 32:14 IK ZAL hun wateren laten bezinken, hun rivieren als olie doen stromen, spreekt de Heere HEERE.

Wat betreft de laatstgenoemde tekst lees ik In sommige commentaren dat dit betekent dat de wateren weer schoon en fris gaan stromen. Maar de tekst staat nog als laatste bij de oordelen vermeld. Olie, zoals wij die kopen is helder en  vloeibaar, maar toch nog heel anders dan fris water. Olie die zo uit de aardbodem komt is dik, zwart en stroperig. Daarom denk ik dat dit een vergelijking is met vuil, modderig water. Water vermengd met het afval (bezinksel) van alle schade die er is aangericht. Het Hebreeuwse woord voor bezinken is שָׁקַע shaqa (Strong 8257) dat ook gebruikt wordt in

Amos 9:5b omdat het in zijn geheel stijgen zal als de Nijl, en wegzinken (shaqa) als de rivier van Egypte; 

Het woord shaqa kan ook gewoon met “zinken” vertaald worden.

De Leidse vertaling lijkt me daarom beter:

Dan zal ik hun wateren doen zakken, hun stromen traag als olie doen vlieten, spreekt de Heere God.

Omdat het hier een profetie betreft heb ik ook gezocht naar de situatie van de Nijldelta in deze tijd.

IK ZAL Mijn net over u uitspreiden door een menigte van vele volken.

IK ZAL u achterlaten op het land

Voor God is hij slechts een zeemonster dat  in een net wordt gevangen.

Ook al dacht hij dat hij de Nijl had gemaakt. 

Zo eindigen hier de oordelen uitgesproken over Egypte. Als God zo alle rampen en slagen op Egypte heeft doen neerkomen dan zal het doel bereikt zijn wat Yahweh wil bereiken: de allesomvattende erkenning van Zijn Wezen, Zijn Heiligheid, Rechtvaardigheid en Goddelijkheid:

Dan zullen zij weten dat Ik YAHWEH ben.

Egypte naar de onderwereld gestuurd …. (Ezechiël 32:17-21)

Ezechiël 32:16 noemde het voorgaande opnieuw een klaaglied. In dit gedeelte loopt het uit op een heel triest begrafenislied. Het zal gezongen worden door de dochters uit de heidenvolken. Het is in het midden-oosten een gewoonte om klaagvrouwen in te huren.  (Jeremia 9:17-20)

Hoewel deze beschrijving poëtisch is zien we in het Oude Testament beschreven, dat de ziel van de mens na zijn dood, nog steeds bewust voortleeft in de Sheol.

In de gelijkenis die Yeshua vertelde over de rijke man en de arme Lazarus wordt ook een gesprek verondersteld tussen degenen die zich in het dodenrijk bevinden. Lukas 16:19-23

De inwoners van Sheol slapen niet maar zijn volledig bij bewustzijn. Ze zijn zich bewust van elkaar en hun voormalige posities.

De doden worden toegesproken. “Denk je nog dat je zo geweldig bent? Vooruit daal neer in de onderste delen van de aarde, de sheol! Tussen de onbesnedenen.

Deze wijze van begraven vormt een diepe vernedering voor de Egyptenaren, die zich vaak lieten balsemen, zodat ze er van buiten nog mooi uitzagen. Alles wat glorie, eer en eigenwaarde betekende is afgenomen.

De machtige helden die ze hadden overwonnen zullen hen spottend toespreken vanuit het midden van het dodenrijk. Ze zullen de pijn en schande van Egypte opmerken, de schande om samen met de onbesnedenen te liggen, gedood door het zwaard.

 

Egypte wordt in het dodenrijk bij andere naties gevoegd

(Ezechiël 32:22-30)

  

In Genesis 10:8-11 lezen we over Nimrod de zoon van Cusj die in vers 11 ineens Assur  (Hebreeuws Ashoer) wordt genoemd. Nimrod  was de tweede zoon van Sem, dus de kleinzoon van Noach. Dit is een aanwijzing dat Nimrod de stichter is van Assyrië.

ASSUR

Ezechiël 32:22 Daar is Assyrië(Ashoer) met heel zijn menigte, rondom hem liggen zijn graven. Zij zijn allen gesneuveld, gevallen door het zwaard.
Dus je kunt je indenken dat in dat dodenrijk degenen die door het zwaard gedood zijn rondom Nimrod liggen.

"Ze zijn allemaal gevallen door het zwaard. Die machtige tegenstanders, die Assyriërs, die zich ook zo hoogmoedig gedroegen en zich groter wisten dan jij Egypte……”

 

ELAM

Vervolgens horen we de naam van de oudste zoon van Noach:  Elam. Hij staat aan het hoof van het rijk Elam dat nu in Perzië (Susan) aan de Perzische Golf  ligt. 

Ezechiël 32:24. Daar is Elam met heel zijn menigte rondom zijn graf. Zij zijn allen gesneuveld, gevallen door het zwaard, zij die als onbesnedenen zijn neergedaald naar de onderste plaatsen van de aarde, zij die schrik teweegbrachten in het land van de levenden. Nu dragen zij hun schande met hen die in de kuil zijn neergedaald.

De Elamieten worden onbesnedenen genoemd en liggen ook begraven rondom hun stamvader.

 

MESACH-TUBAL

Ezechiël 32:26. Daar is Mesech-Tubal met heel zijn menigte, rondom hem liggen zijn graven. Zij zijn allen onbesneden, dodelijk verwond door het zwaard, want zij brachten in het land van de levenden schrik voor hen teweeg.

Een niet met zekerheid te traceren volk, waarvan we hier lezen dat ze een schrikbewind voerden en daarom niet tot de helden gerekend werden die met het zwaard onder hun hoofd begraven werden.

EGYPTE

Nu komt er een vers tussendoor bedoeld als profetie voor Egypte dat hen duidelijk maakt: hier komen jullie ook terecht:

Ezechiël 32:28 Ook zelf zult u te midden van de onbesnedenen gebroken neerliggen bij de gesneuvelden door het zwaard.

EDOM

Ezechiël 32:29 Daar is Edom, zijn koningen en al zijn vorsten, die met hun macht gelegd zijn bij hen die vielen door het zwaard. Die liggen zelf bij de onbesnedenen en bij hen die in de kuil zijn neergedaald.

Dit is het nageslacht van Ezau. Edom had koningen, vorsten en stamhoofden. Als nageslacht van Izak zou dit een volk kunnen zijn dat besneden is, maar bij de onbesnedenen begraven is. Edom was het broedervolk van Israël, maar de verhouding was het tegenovergestelde van broederlijk. Edom‘s haat tegen Israël zal op hun eigen hoofd neerkomen. Obadja 1:15

DE VORSTEN VAN HET NOORDEN – SIDONIËRS

Hier gaat het om kleinere vorstendommen uit Noord-Syrië, Phoenicië en Sidon. Ze waren de schrik voor Israël omdat ze menigmaal terreur over hen uitoefenden. Het was beschamend voor Egypte dat ze het lot van al die kleinere onbesneden machten moesten delen.

HET OORDEEL OVER EGYPTE DAT OVER DE AARDE ZAL KOMEN  (Ezechiël 32:30-32)

Hier wordt over “troost” voor de farao gesproken, maar dan wel “een hele schrale troost”.  Hij is niet alleen in zijn vernedering, maar deelt het onderaardse labyrint met vele anderen, al zijn die ook onbesneden. Wat een ironie: hij die zichzelf als god beschouwde komt in het gezelschap van andere diep vernederde machten en koninkrijkjes.

 

Bij al deze oordeelsprofetieën missen we Israël en Babel. Het is Babel die de oordelen juist moet uitvoeren. De geschiedenis gaat verder met Babel als hoofd van de volken en Israël als toekomstig hoofd van de volken, dan zal het niet meer de staart van de volken zijn. Deuteronomium 28:13.

 

Eerst moet de maat van de zonde tot volheid komen. Dan zal de hele aarde geoordeeld worden.  Het is Babel of Israël, het is de god van Babel of de God van Israël. Voor die keus staan we allemaal. Het gevolg is: het rijk van de dood of het Koninkrijk van God.  En tussen die rijken is de uitgestoken hand van Yeshua, die de Weg, de Waarheid en het Leven is.

Met dit hoofdstuk wordt een vermoeiende en deprimerende reeks van oordeelsprofetieën afgesloten.

 

Ida