GOD (ELOHIM) EN ZIJN VOLK (1)
English & other languages: click here!

Omertelling dag 30
Psalm 78:1-16
Een onderwijzing van Asaf.
Mijn volk, neem mijn onderricht ter ore,
neig uw oor tot de woorden van mijn mond.
2. Ik wil mijn mond met spreuken opendoen
en van aloude verborgenheden doen overvloeien,
3. die wij gehoord hebben en weten
en onze vaders ons verteld hebben.
4. Wij zullen ze niet verbergen voor hun kinderen,
maar aan de volgende generatie
de loffelijke daden van de HEERE vertellen,
Zijn kracht en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft.
5. Want Hij heeft een getuigenis ingesteld in Jakob,
een wet vastgesteld in Israël;
die heeft Hij onze vaderen geboden
om ze hun kinderen bekend te maken,
6. opdat de volgende generatie ze zal kennen,
de kinderen die geboren zullen worden,
en zij opstaan en ze weer aan hun kinderen vertellen;
7. zodat zij hun hoop op God stellen
en Gods daden niet vergeten,
maar Zijn geboden in acht nemen,
8. en niet worden als hun vaderen:
een opstandige en ongehoorzame generatie,
een generatie die zijn hart niet richtte op God
en van wie de geest niet trouw was aan God.
9. De zonen van Efraïm, gewapende boogschutters,
keerden om op de dag van de strijd.
10. Zij namen Gods verbond niet in acht
en weigerden te wandelen in Zijn wet.
11. Zij vergaten Zijn daden
en Zijn wonderen, die Hij hun had laten zien.
12. Voor de ogen van hun vaderen had Hij wonderen gedaan
in het land Egypte, in het gebied van Zoan.
13. Hij spleet de zee doormidden en deed hen erdoor gaan,
de wateren deed Hij rechtop staan als een dam.
14. Hij leidde hen overdag met een wolk,
de hele nacht met een lichtend vuur.
15. Hij spleet de rotsen doormidden in de woestijn
en liet hen overvloedig drinken als uit diepe wateren.
16. Want Hij bracht stromen voort uit de rots
en deed water neerstorten als rivieren.
Deze psalm is een leerdicht (v. 1,2) een lied vol instructies, die aan de hand van voorbeelden uit het verleden wordt aangereikt. Dit is de eerste geschiedkundige psalm uit het Psalmboek. Nadrukkelijk wordt ons gezegd dat wat geschied is, de geschiedenis, heel belangrijk is (v. 3,4). God wil dat we lering trekken uit het verleden. Met als hoofddoel: doorvertellen wat Hij gedaan heeft, opdat óók volgende generaties op Hem hun vertrouwen stellen (v. 5-7). Alleen dan is er toekomst. Aan de ene kant waarschuwt de geschiedenis ons om niet ontrouw te zijn. Aan de andere kant worden we bemoedigd door Gods trouwe genade.
De psalm begint met de vermelding van de schrijver/dichter Asaf. Deze man was door Koning David aangesteld als hoofd van de zangers (1 Kron. 15:17). In 1 Kron. 6:39-43 lezen we dat hij een Leviet was. De bijbel noemt Asaf (en zijn zonen) profeten. (1 Kronieken 25:1:1-7. Vgl. 2 Kronieken 29:30). De psalmen die hij schreef hebben meestal een onderwijzend karakter.
Asaf roept allereerst op om “het oor te neigen”, d.w.z, mensen, luister goed: het is belangrijk wat ik vertel. In het Hebreeuws staat er “shema”, d.w.z. “hoor!”, want Asaf gaat spreken over de grote daden die God verricht heeft voor Zijn volk.
Yeshua/Jezus verwijst naar vers 2 van deze psalm, als Hij gelijkenissen vertelt aan de scharen die Hem volgden: opdat vervuld zou worden wat gesproken is door de profeet, toen hij zei: Ik zal Mijn mond opendoen met spreuken (of gelijkenissen); Ik zal over dingen spreken die verborgen waren vanaf de grondlegging van de wereld. (Matt. 13:35)
Nu brengt Asaf geen heilsfeiten in herinnering die verborgen waren, tenzij deze niet door de ouders en grootouders waren doorverteld aan de kinderen. Het doorvertellen is eveneens een gebod van God. (Exodus 10:2) Deut. 4:9 Alleen, wees op uw hoede en neem uzelf zeer in acht! Anders vergeet u de dingen die uw ogen gezien hebben, en anders wijken ze uit uw hart alle dagen van uw leven. U moet ze uw kinderen en uw kleinkinderen bekendmaken:
Asaf wekt het volk dan ook op dat te doen. Hoe meer ouders, maar ook grootouders, hun kinderen onderwijzen, des te beter is het; dominees en onderwijzers waren nooit bedoeld als vervanging van de taak van een vader en moeder.
Ook wij, in onze tijd, mogen ons buigen over de bijzondere daden die God aan Zijn volk verricht heeft, toen Hij ze uit Egypte leidde. Ook wij moesten ons slavenhuis “Babel” verlaten waar we gewend waren geraakt aan een zondig leven met wereldse normen, geboden en pleziertjes en een God die ergens veraf een rol speelde. Als we zien hoe God handelde, hoe heilig Hij is en hoe mooi Zijn verlossingsplan in elkaar zit, dan kunnen wij ook met vol vertrouwen onze hoop op Yahweh stellen.
Deze psalm benadrukt de kracht en de wonderbare werken van God – niet de kracht of de wonderbare werken van Zijn volk. Deze psalm is opmerkelijk eerlijk over de tekortkomingen van Gods volk.
Psalm 78:5-8
5. Want Hij heeft een getuigenis ingesteld in Jakob, een wet vastgesteld in Israël; die heeft Hij onze vaderen geboden om ze hun kinderen bekend te maken, 6. opdat de volgende generatie ze zal kennen, de kinderen die geboren zullen worden, en zij opstaan en ze weer aan hun kinderen vertellen; 7. zodat zij hun hoop op God stellen en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden in acht nemen, 8. en niet worden als hun vaderen: een opstandige en ongehoorzame generatie, een generatie die zijn hart niet richtte op God en van wie de geest niet trouw was aan God.

Het vertellen aan de kinderen kan heel goed op een natuurlijke, speelse wijze plaatsvinden. Het is een onderdeel van de omgang met elkaar in ons dagelijks leven.
Deut. 6:7 U moet ze uw kinderen inprenten en erover spreken, als u in uw huis zit en als u over de weg gaat, als u neerligt en als u opstaat.
Maar als we vergeten wat God deed en verzuimen onze kinderen te onderwijzen, misschien omdat het overschaduwd wordt door wat we zelf zo belangrijk en noodzakelijk vinden, dan hebben we ook geen boodschap meer aan zijn geboden. Op die manier werd Israël een opstandige en ongehoorzame generatie. Onze kinderen moeten niet alleen worden onderwezen, ze moeten ook worden geleerd hun kinderen te onderwijzen, zodat het woord en het werk van God door de generaties heen zullen voortduren.

Deze dingen zijn volgens de Bijbel beschreven tot een waarschuwing voor ons. (1 Korinthe 10:11) Het staat er met het christendom heus niet beter voor. Is ons hart echt gericht op God?
Asaf heeft het niet in de eerste plaats over wat er gedaan moet worden, maar hij heeft het over het hart en de geest van de mens. Als dat voortdurend in verbinding staat en gericht is op God, dan komt het met de daden ook wel goed.
Psalm 78:9-11
9. De zonen van Efraïm, gewapende boogschutters, keerden om op de dag van de strijd.
10. Zij namen Gods verbond niet in acht en weigerden te wandelen in Zijn wet.
11. Zij vergaten Zijn daden en Zijn wonderen, die Hij hun had laten zien.
De stam van Efraïm was een van de grotere stammen van Israël, en soms noemt God de 10 stammen van Israël " Efraïm.”. Waarschijnlijk heeft dit te maken met de gebeurtenissen opgeschreven in 2 Kronieken 25:7-10. Dat ze “weigerden te wandelen in Gods wet” zien we helaas ook in veel kerken. Men zegt niet ronduit “dat willen we niet”, maar er is al generaties lang door de leiders een vals motief geïntroduceerd: “de wet is afgeschaft”. Zo’n argument klinkt minder rebels, maar is wel ingegeven door de grote rebel, de tegenstander van God.
Psalm 78:12-16
12. Voor de ogen van hun vaderen had Hij wonderen gedaan in het land Egypte, in het gebied van Zoan.
13. Hij spleet de zee doormidden en deed hen erdoor gaan, de wateren deed Hij rechtop staan als een dam.
14. Hij leidde hen overdag met een wolk, de hele nacht met een lichtend vuur.
15. Hij spleet de rotsen doormidden in de woestijn en liet hen overvloedig drinken als uit diepe wateren.
16. Want Hij bracht stromen voort uit de rots en deed water neerstorten als rivieren.
Asaf herinnert aan Gods wonderen. Hij noemt de stad Zoan in Egypte waar Mozes zijn wonderen deed. Die naam komen we eerder niet tegen in de Tora. Men veronderstelt dat dit Raämses was dat in de Nijldelta ligt. (Raamses was de stad die de Israëlieten hielpen bouwen: Exodus 1:11 ) Asaf noemt de splitsing van de zee, de wolk en de vuurkolom waarin God het volk begeleidde. Hij verhaalt hoe God op wonderlijke wijze zorgde voor voedsel en water.
Dit deel van psalm 78 is een dringende oproep om voortdurend de grote daden van God te gedenken erover te spreken en ervan te getuigen. Die oproep was er niet voor het eerst in de tijd van koning David. God had het volk er al veel eerder op gewezen:
Asaf spreekt tot het volk Israël. Het psalmgedeelte is niet bedoeld voor de gelovigen uit de heidenen om te oordelen dat het volk Israël toch wel heel slecht was. Het was een oproep in “eigen huis”. Asaf wilde zijn eigen volksgenoten aansporen om God lief te hebben en te gehoorzamen. Zo moeten ook wij dat doen ten opzichte van onze medegelovigen.
In het vervolg van deze psalm zien we een gebrek aan vertrouwen in God. Asaf gaat terug naar de tijd van de uittocht door de woestijn. Israël moest nog veel leren. Een slavenvolk dat zojuist was bevrijd leerde God kennen. Tijdens hun vierhonderd jarig verblijf in Egypte was hun denken heidens ontwikkeld. Bij de Sinaï waren ze officieel een theocratische natie geworden met wetten door God zelf gegeven.
We lezen in bovenvermeld psalmgedeelte drie keer het woordje ”zou”. Zou God een tafel kunnen aanrichten, zou Hij wel brood kunnen geven, zou Hij wel voor vlees kunnen zorgen?
Natuurlijk zou God daarvoor kunnen zorgen. Hij kan alles wat Hij wil, maar Hij wil niet alles wat Hij kan. De wil staat bovenaan, dat is met de mens ook het geval. God dienen en gehoorzamen heeft alles met de wil te maken. Yeshua zei vlak voor zijn terechtstelling over het volk: gij hebt niet gewild.

Jur en Ida