English: click here!

Jesaja 49:14-51:3 vertroosting van Sion, de Knecht van YHWH

Parasja Ekev Haftara: Jesaja 49:14-51:3

Jesaja 49 De Knecht van de HERE, de terugkeer

Jesaja 49:3 En Hij heeft tot Mij gezegd: Gij zijt Mijn Knecht, Israël, door Welken Ik verheerlijkt zal worden.

Vers 1-7: De Knecht van de HERE

Vers 8-13: Het volk bevrijd en op weg naar hun land

Vers 14-18: Verzekering dat de HERE hen niet vergeet

Vers 19-21: Verwondering over ruimte en nageslacht

Vers 22,23: Wie de HERE verwachten, worden niet beschaamd

Vers 24-26: De HERE Redder en Verlosser

 

Jesaja 50:4 De Heere HEERE gaf Mij een tong van een die onderwijs ontving, zodat Ik weet met de vermoeide een woord op de juiste tijd te spreken. Hij wekt Mij elke morgen, Hij wekt Mij het oor, zodat Ik hoor als zij die onderwijs ontvangen.


Er is een hernieuwde verbinding van Israël als de knecht  van de HERE met Yeshua in diezelfde verhouding. Israël kan niet in die verhouding staan als knecht tot de HERE los van de vereenzelviging met Yeshua als hun Messias op grond van zijn verzoenend en verlossend werk op Golgotha.

Dit hoofdstuk heeft twee onderwerpen:

I. het getuigenis van de knecht van de HERE over wie Hij is (vers 1-13)

II. de vertroostende belofte voor het wanhopige Sion (vers 14-26).

In Jesaja 50:4 zien we Yeshua als de afhankelijke Knecht, Die gehoorzaam is tot de dood, ja, tot de kruisdood (Filippenzen 2:7-8). Dat staat in tegenstelling tot het volk waarin niemand gehoorzaam is, waarin niemand is die luistert (vers 2). Nu wordt het volk opgeroepen om het voorbeeld van deze volmaakte Knecht na te volgen en naar Hem te luisteren.

Hoort naar Mij, huis van Jakob en geheel het overblijfsel van het huis Israël, die door Mij gedragen zijt van moeders lijf aan, opgenomen van de moederschoot af. (Jesaja 46:3)

Hoort naar Mij, gij trotsen van hart, die ver van gerechtigheid zijt. (Jesaja 46:12)

 

Vers 14-18: Verzekering dat de HERE hen niet vergeet

Als Jesaja het over Israël heeft noemt Hij hen met de naam Sion. In het Hebreeuws spreekt men het uit als Tziyyon. Het heeft  waarschijnlijk de betekenis ‘citadel, fort’. Het is de naam van de Tempelberg in Jeruzalem, later ook aanduiding van Jeruzalem zelf en allegorisch voor 'hemelse stad’, "de stad van de levende God". (Hebreeën 12,22).

Maar Sion klaagt over zijn omstandigheden. Er is zoveel lijden, er zijn zoveel moeiten. Waar is Yahweh hun God? Hij is hen vergeten.

Maar dan mag Jesaja hen troosten met de woorden van God en vergelijkt hij de band die er is tussen Yahweh en Zijn volk, als de liefde van een moeder voor haar kindje.  Dat een moeder haar zuigeling vergeet, kun je je moeilijk voorstellen; dat Yahweh Zijn volk vergeet, is volledig ondenkbaar. Hij heeft hen in beide handpalmen gegraveerd. En dan volgen er beloften die in het komende Vrederijk hun volledige vervulling zullen krijgen.       

Vers 19-21: Verwondering over ruimte en nageslacht

Hun nageslacht zal  uit alle richtingen van de wereld naar hen toe komen. Dat is al wel begonnen, maar het zal nog veel grootser en veel mooier worden. Het geslacht van oude tijden zal het nageslacht van de wereldgeschiedenis zien. En samen zullen ze de Bruid vormen.  Wat een blijdschap!
Ze dachten dat ze hun kinderen kwijt waren en nu komen er zoveel naar hen toe. Hoe kan dat?  Waar waren die kinderen dan? En wie heeft ze opgevoed? Ik dacht dat ik alleen was overgebleven. 

Denken wij dat soms ook niet? Dat we alleen zijn overgebleven? Dat iedereen je in de steek heeft gelaten? 

Jeremia 23:8 Zo waar de HEERE leeft, Die het nageslacht van het huis van Israël geleid heeft en Die het gebracht heeft uit het land in het noorden en uit al de landen waarheen Ik hen verdreven had: zij zullen wonen in hun eigen land.  

Vers 22,23: Wie de HERE verwachten, worden niet beschaamd

Laat die tekst die je hier links leest eens goed op je inwerken. Yahweh geeft een teken: het opheffen van Zijn hand en Zijn banier en dan komen er mensen uit allerlei landen om de zonen en dochters van de Israëlieten te brengen. De kleintjes dragen ze in hun armen en de grotere kinderen zitten op hun schouders. En er zijn vanzelfsprekend ook massa volwassen kinderen. Maar de heidenvolken die zijn overgebleven na het oordeel die zorgen ervoor dat ze naar huis kunnen. 

Er zullen volgens Jesaja 60 geschenken met kamelen aangevoerd worden, dat het net lijkt of Jeruzalem ermee bedekt is. 

Misschien zijn de kamelen wel grote containers die met schepen worden aangevoerd.  Kamelen worden immers “de schepen van de woestijn” genoemd en in Jesaja 60:9 worden de schepen van Tarsis genoemd. Onder degenen die komen met kinderen en geschenken zijn koningen en vorstinnen en zij zullen zich voor Gods volk neerbuigen.  Jesaja verzekert Gods volk  dat hun toekomst, in gemeenschap met God, overweldigend zal zijn:

Jesaja 49:23c U zult weten dat Ik Yahweh ben: zij zullen niet beschaamd worden die Mij verwachten.

 

Vers 24-26: De HERE Redder en Verlosser

De vijanden van Israël die zo machtig waren zullen alles moeten teruggeven wat ze geroofd hebben. Yeshua gaf hierover een uitleg, nadat Hij demonen had uitgedreven die hun slachtoffer terroriseerden.  

Mattheüs 12:29 Of hoe kan iemand het huis van de sterke binnengaan en zijn huisraad roven, als hij niet eerst de sterke gebonden heeft? En dan zal hij zijn huis leegroven.

Als Yeshua aan het eind van deze bedeling komt, zal hij al die machtigen oordelen en dan zijn zij gebonden, in plaats van hun slachtoffers.  De ten onrechte verworven schatten worden bij hen weggeroofd en aan Gods volk terug gegeven. Degenen die door deze machtigen gevangen waren genomen zullen teruggegeven worden en in Gods vrijheid mogen leven.  Degenen die sterk en machtig waren in deze wereld zullen hun eigen vlees eten en hun eigen bloed drinken. 

Alle mensen zullen dan beseffen: dat Ik, Yahweh, uw Heiland ben, uw Verlosser, de Machtige van Jakob.

 

50:1-3 YAHWEH stelt vragen

In hoofdstuk 50 gaan we weer terug naar de tijd waarin het volk Israël leeft.

Jesaja 50:1 Zo zegt de HEERE: Waar is de echtscheidingsbrief van uw moeder waarmee Ik haar weggezonden heb?
Of wie van Mijn schuldeisers is het aan wie Ik u verkocht heb? Zie, om uw ongerechtigheden bent u verkocht,
om uw overtredingen is uw moeder weggezonden.

Israël, als de vrouw van God, is haar Man ontrouw geworden. Om haar overtredingen, haar afgoderij -dat is hoererij (overspel)- heeft God haar met een scheidbrief weggestuurd. Israël moest, zoals het volgens de wet in de praktijk gebeurde, de scheidbrief, die God haar, als een overspelige vrouw had gegeven, tonen, opdat het bewijs werd geleverd, dat Hij haar niet onschuldig maar om haar zware schuld had verstoten. Dat "tonen" is hier "oprecht berouw tonen en zich bekeren". 

Jeremia 3:8 Maar Ik zag, toen Ik vanwege alles waarin het afvallige Israël overspel had gepleegd, haar weggestuurd had en haar een echtscheidingsbrief gegeven had, dat Juda, haar trouweloze zuster, niet bevreesd werd. Zij ging zelf ook hoererij bedrijven.

God was er wel, maar als Hij naar ze riep was er niemand die reageerde. Ze waren helemaal in beslag gekomen van hun zondige bestaan. Dachten ze nu heus dat God hen niet uit die misère had kunnen helpen? Natuurlijk wel! Alleen God is in staat om te kunnen redden. "Zijn hand is niet te kort"  d.w.z. voor Hem zijn er geen beperkingen. Denk maar eens aan wat Hij heeft gedaan om Zijn volk uit Egypte te redden.... een droge weg door de Schelfzee gemaakt, zodat het volk veilig kon oversteken en de vijand ten onder moest gaan, Hij gaf duisternis in Egypte (bekleedde de hemel met zwart en bedekte hem met rouwgewaad).

 

Jesaja 50:4-7 De gehoorzame Knecht

Als ik dit gedeelte lees, dan komt de vraag boven wie Jesaja bedoelt. Heeft hij het over zichzelf, heeft hij het over Israël of heeft hij het over de Messias die komt? Ik geloof dat het allemaal waar is, het loopt van de éne betekenis over in de andere.  Het is profetie, geleid door Gods Heilige Geest. 

Dit wordt bevestigd in Jesaja 49:3 Hij heeft tegen Mij gezegd: U bent Mijn Knecht, Israël, in Wie Ik Mij zal verheerlijken.

en verder in vers 5: "om Jakob tot Hem terug te brengen". 

Als we dit zorgvuldig lezen zien we dat het hier over Yeshua gaat. Het is deze Knecht Israël die de andere knecht Jacob zal verlossen.

In de hoofdstukken 41 tot en met 53 van Jesaja wordt bijna 20 keer over de Knecht des Heeren gesproken. Soms wordt Israël daarmee bedoeld en andere keren slaat het op Yeshua. Maar ook Jesaja zelf was een knecht geroepen door God.  En zo is het ook de bedoeling. In Gods plan worden we als wedergeboren gelovigen allemaal één in Yeshua. Dat is geen massale éénheid van kerken of menselijke organisaties bij elkaar. Satan doet de mens wel geloven dat hij op die manier die éénheid moet zoeken. 

De éénheid die Yeshua noemde in het Hogepriesterlijk Gebed dat vermeld is in Johannes 17, gaat heel diep.

Joh. 17:21 opdat zij allen één zullen zijn, ZOALS U, VADER, IN MIJ, EN IK IN U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt.

Die volmaakte éénheid zoals die tussen de Vader en Zijn Zoon Yeshua aan ons getoond is, die zal Hij Zelf in ons bewerken. Dat kunnen we niet organiseren, dat is het werk van de Heilige Geest in onze harten.  Daarvoor maakt de Heilige Geest de tong van Jesaja tot een scherp zwaard: “een puntige pijl” staat er in Jesaja 49:2. Daarom kwam het Woord wat Yeshua predikte hard aan bij de geestelijke leiders, die in feite de duivel tot vader hadden. Daarom zullen wij, als we Gods Woord recht snijden, dus het brengen zoals het er staat, tegenstand ervaren.  Wat dat uitwerkt voor Jesaja, voor Yeshua en voor de gelovigen komt naar voren in de volgende verzen:

Jesaja 50: 6 Ik geef Mijn rug aan hen die Mij slaan, Mijn wangen aan hen die Mij de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. 7 Want de Heere HEERE helpt Mij. Daarom word Ik niet te schande. Daarom heb Ik Mijn gezicht gemaakt als hard gesteente, want Ik weet dat Ik niet beschaamd zal worden.

En dit vertelt Jesaja ook: Jesaja 49: 5c Niettemin zal Ik verheerlijkt worden in de ogen van JAHWEH, en Mijn God zal Mijn kracht zijn.

Zoals uit bijgevoegde chiastische structuur blijkt, wordt Israël geroepen om de boodschap van heil ook naar de heidenen te brengen.  Die mogen delen in het heil dat God geeft. In Jesaja 49:6 staat dat het te gering zou zijn als het alleen om Israël zou gaan. God heeft de hele wereld op het oog. Israël is de knecht die door God tot een Licht voor de volken wordt gemaakt. Dat Licht is in Yeshua aangestoken en wordt ontvlamd in hen die Hem volgen. We lezen dan ook van de 144.000 verzegelden uit de 12 stammen van Israël die straks de wereld rond zullen gaan met Gods Woord. Openbaring 7:5-8.

Op dit moment wordt Israël in de volksmond veroordeeld, door de politiek afgewezen en aangevallen door vijanden.  Er is in Israël een minderheid die Yeshua heeft aanvaard en door volksgenoten vervolgd wordt. Maar God komt tot Zijn doel met het volk. Ze moeten leren helemaal op God te vertrouwen en niet op politieke steun, ook niet op de steun vanuit Amerika.  Ze zullen het kwaad van de wereldgezindheid uit hun land weg moeten doen. Er zal een loutering plaatsvinden, net zo als bij de volken in de wereld.

Maar dan worden de rollen omgedraaid. 

Jesaja 49: 7 Zo zegt Jahweh, de Verlosser van Israël, zijn Heilige, tegen de verachte Ziel, tegen Hem van Wie het volk een afschuw heeft, tegen de Knecht van heersers: Koningen zullen het zien en opstaan, vorsten – zij zullen zich voor U neerbuigen, omwille van Jahweh, Die getrouw is, de Heilige van Israël, Die U verkozen heeft.

God zal zich verheerlijken in Israël en de volken zullen dan weten

Ezechiël 38: Zo zal Ik Mijn grootheid tonen en Mij heiligen en voor de ogen van vele heidenvolken bekend worden. Dan zullen zij weten dat Ik Jahweh ben.