Filippenzen 1 - Paulus' gevangenschap
🧭 Structuur van Filippenzen 1
SectieVerzenInhoud Aanhef en groet1–2Paulus en Timoteüs groeten de gemeente in Filippi met genade en vrede Dankgebed3–11Paulus dankt God voor hun gemeenschap in het evangelie en bidt voor hun groei in liefde en inzicht Paulus’ gevangenschap12–18Hij legt uit dat zijn gevangenschap het evangelie juist heeft bevorderd, ondanks gemengde motieven van predikers Leven en sterven in Christus19–26Paulus overweegt leven en dood: sterven is winst, maar leven betekent vruchtbaar werk voor Christus Oproep tot waardige levenswandel27–30Hij roept op tot eensgezindheid, standvastigheid en moed bij tegenstand, als teken van redding
✨ Belangrijke thema’s
- Vreugde in gebed: Paulus bidt met blijdschap vanwege hun trouw aan het evangelie (vers 3–5)
- Gods werk in hen: “Hij die in u een goed werk begonnen is, zal het voltooien” (vers 6)
- Liefde en inzicht: Paulus bidt dat hun liefde groeit in kennis en fijnzinnigheid (vers 9–11)
- Evangelie centraal: Zelfs in gevangenschap blijft Paulus Christus verkondigen, en anderen doen dat ook—soms uit jaloezie, soms uit liefde (vers 15–18)
- Christus is leven: “Voor mij is leven Christus en sterven winst” (vers 21)
- Waardig wandelen: Paulus roept op tot een levenswandel die het evangelie weerspiegelt, met moed en eensgezindheid (vers 27–30)
📖 Sleutelvers
“Voor mij is leven Christus en sterven winst.” — Filippenzen 1:21
Filippenzen 1:1-2
Paulus en Timotheüs, dienstknechten van Jezus Christus, aan al de heiligen in Christus Jezus die in Filippi zijn, met de opzieners en diakenen:
2. genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus.
Genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus......... het is de gewoonte van Paulus zijn brieven te openen met het uitspreken van een zegen. Blijkbaar vindt Paulus het belangrijk om genade telkens in herinnering te brengen en begint hij daarom al zijn brieven hiermee. Het elkaar toebidden van de vrede van God moet niet een automatisch uitgesproken begroeting zijn. We delen in Gods ontferming en mogen leven vanuit de vrede met Hem (v. 2). Genade is ook de kern van het evangelie van Jezus Christus
Filippenzen 1:3-6
3. Ik dank mijn God, telkens wanneer ik aan u denk
4. – in elk gebed van mij voor u allen bid ik altijd met blijdschap –
5. vanwege uw gemeenschap aan het Evangelie, van de eerste dag af tot nu toe.
6. Ik vertrouw erop dat Hij Die in u een goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.
k dank mijn God, telkens wanneer ik aan u denk......... Paulus dankt God voor hun gemeenschap aan het evangelie en hij is daar blij om.
Die blijdschap toont Paulus al in de eerste verzen van deze brief. Hij is blij. Blij omdat hij in de Filippenzen medestrijders heeft voor het geloof. Zij hebben vanaf de dag dat ze tot geloof kwamen (Hand. 16:6-40) , deelgenomen aan de prediking van het Evangelie (v. 3-5,7). O.a. door het brengen van financiële offers 4).
Zo'n blijdschap kenmerkt de apostelen. Ook Johannes zegt dat in één van zijn brieven, hij kent zelfs geen groter blijdschap!
Dat gevoel ken je waarschijnlijk wel, want wat is er nou mooier dan dat de mensen om je heen die je het Evangelie hebt voorgeleefd en voorgeleerd, leven uit datzelfde Evangelie! En niet in het minst als het om je eigen kinderen gaat.
Dat ze deelgenomen hebben aan de prediking van het evangelie, blijkt ook uit het feit dat ze financiële offers daarvoor brachten. Dit behoort ook tot het hebben van gemeenschap aan het Evangelie. Dat kunnen we lezen in
Filippenzen 4:15-16
15. En ook u, Filippenzen, weet dat in het begin van het Evangelie, toen ik uit Macedonië vertrok, geen enkele gemeente mijn deelgenoot werd in de rekening van uitgave en ontvangst, dan u alleen.
16. Want ook in Thessalonica hebt u mij een- en andermaal iets gestuurd voor wat ik nodig had.
Geloven is niet alleen iets ontvangen voor jezelf. Het is ook geven, uitdelen van de rijkdom die je kreeg.
Filippenzen 1:7-8
7. Het is immers voor mij terecht dat ik dit van u allen denk, omdat ik u allen in mijn hart heb als deelgenoten van mijn genade, zowel in mijn gevangenschap als in de verdediging en bevestiging van het Evangelie.
8. Want God is mijn Getuige hoe vurig ik naar u allen verlang, met de innige gevoelens van Jezus Christus.
Filippenzen 1:7-8 7. Het is immers voor mij terecht dat ik dit van u allen denk, omdat ik u allen in mijn hart heb als deelgenoten van mijn genade, zowel in mijn gevangenschap als in de verdediging en bevestiging van het Evangelie. <br></br>
- Want God is mijn Getuige hoe vurig ik naar u allen verlang, met de innige gevoelens van Jezus Christus.
Het is immers voor mij terecht dat ik dit van u allen denk....... Paulus' dankbaarheid, vreugde en verlangen om voor de Filippenzen te bidden was terecht
omdat ik u allen in mijn hart heb als deelgenoten van mijn genade...... in zijn gevangenschap koesterde Paulus de Filippenzen in zijn hart, die zijn medestrijders waren voor het geloof en zo deelden zij in de genade die Paulus ten deel viel.
zowel in mijn gevangenschap als in de verdediging en bevestiging van het Evangelie.......
Filippenzen 1:1-11
’ Groter blijdschap ken ik niet … ’ (dat is 3 Joh. 1:4)
‘Groter blijdschap ken ik niet, dan dat ik hoor, dat mijn kinderen in de waarheid wandelen’ 2).
(dat is 3 Joh. 1:4)
Johannes 3:4 Nikodemus zei Hem: Hoe kan een mens geboren worden, wanneer hij reeds op leeftijd is? Kan hij soms terugkeren in de schoot zijner moeder, en opnieuw geboren worden?
Dat gevoel kent u waarschijnlijk wel, want wat is er nou mooier dan dat de mensen om u heen die u het Evangelie hebt voorgeleefd en voorgeleerd, leven uit datzelfde Evangelie! En niet in het minst uw eigen kinderen.
Deze blijdschap toont Paulus al in de eerste verzen van deze brief. Hij is blij. Blij omdat hij in de Filippenzen medestrijders heeft voor het geloof. Zij hebben vanaf de dag dat ze tot geloof kwamen (Hand. 16:6-40) , deelgenomen aan de prediking van het Evangelie (v. 3-5,7). O.a. door het brengen van financiële offers 4).
Geloven is niet alleen iets ontvangen voor jezelf. Het is ook geven, uitdelen van de rijkdom die je kreeg.
Filippenzen 4:15 Gij weet zelf toch wel, Filippenzen, dat bij mijn vertrek uit Macedónië in het begin van mijn prediking, geen enkele kerk, dan gij alleen, met mij een rekening had van uitgave en ontvangst,
Filippenzen 4:16 en dat gij tot tweemaal toe mij ook in Tessalonika iets voor eigen gebruik hebt gezonden.
De christenen in Filippi zijn nog ‘jong in het geloof’. Paulus heeft daar oog voor. De gemeente leeft te midden van een heidense omgeving. Hun christen-zijn moet op heel wat terreinen nog vorm krijgen. Daarom bidt hij voor de gemeente om onderscheidingsvermogen (v. 9, 10a).
Zo zullen ze steeds meer veranderd worden naar het beeld van Jezus (v. 10b, 11). Dat hebben wij toch ook nodig in een samenleving die steeds minder een christelijk stempel draagt?
We zijn als christen in de Here Jezus geheiligd (v. 1). Dat wil zeggen: we zijn door God afgezonderd van deze wereld en toegewijd aan Hem en zijn Koninkrijk. We delen in Gods ontferming en mogen leven vanuit de vrede met Hem (v. 2). Eeuwig leven hebben we, en dat kan ons door niets en niemand worden afgenomen !
Johannes 11:25 Jesus sprak tot haar: Ik ben de verrijzenis en het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, ook al is hij gestorven;
Johannes 11:26 en wie leeft en in Mij gelooft, zal niet sterven voor eeuwig. Gelooft ge dit?
Als we naar onszelf kijken, dan kunnen we weleens wanhopen of we ons christen-zijn wel vol kunnen houden. ‘Kijk naar God’, zegt Paulus. ‘Dat we tot geloof gekomen zijn, is zijn werk.
Filippenzen 2:12 ¶ Mijn geliefden, omdat gij altijd gehoorzaam zijt, weest het dan ook niet alleen, wanneer ik bij u ben, maar thans bij mijn afwezigheid nog veel meer. Bewerkt uw heil met vrezen en beven;
Filippenzen 2:13 want God is het, die naar zijn welbehagen in u het willen uitwerkt en het handelen.
En Gods werk gaat door. Het is gericht op de voltooiing van zijn Koninkrijk met Christus’ terugkomst’ (v. 6).
Kern: God gaat door met zijn werk in ons leven. Daarom kunnen wij doorgaan met het uitdelen van wat we van Hem ontvangen hebben.