English & other languages: click here!

Psalm 78 - Gods geduld met Zijn volk (vervolg)

Vervolg op bespreking van het eerste deel van Psalm 78.

Psalm 78:32 Ondanks dit alles zondigden zij nog en geloofden zij niet door middel van Zijn wonderen. 33. Daarom deed Hij hun dagen vergaan in vergankelijkheid, en hun jaren in verschrikking. 34. Wanneer Hij hen doodde, vroegen zij naar Hem en keerden terug en zochten God ernstig. 35. Dan dachten zij eraan dat God hun rots was en God, de Allerhoogste, hun Verlosser. 36. Maar zij vleiden Hem met hun mond en logen tegen Hem met hun tong. 37. Want hun hart was niet standvastig bij Hem, en zij waren niet trouw aan Zijn verbond. 38. Maar Hij was barmhartig en verzoende de ongerechtigheid, Hij richtte hen niet te gronde, maar wendde dikwijls Zijn toorn af, en wekte Zijn volle grimmigheid niet op. 39. Hij dacht eraan dat zij broze schepselen waren, een windvlaag, die gaat en niet terugkeert.

Onze God Adonai had zoveel wonderen verricht voor Zijn volk Israël, zowel in Egypte als in de woestijn. Maar deze wonderen hadden geen geloof uitgewerkt. O, ze konden wel mooie woorden spreken tot God en over God. Maar hun hart was er niet bij betrokken. En dan zijn die mooie woorden in feite leugens. Wat herkenbaar….. ook in onze tijd.

Ondanks dit alles zondigden zij nog steeds.....  Dit is misschien wel de meest tragische regel van deze psalm. Ondanks alle zegeningen en de bestraffingen, zondigden ze nog steeds.

Wat zal dat een enorme teleurstelling zijn voor de God die de mens geschapen heeft, die het volk Israël had uitverkoren. Hij heeft de mens naar Zijn evenbeeld geschapen, Hij maakte hen tot een kroon van de Schepping (psalm 8). Hoe klinkt Gods liefde voor Zijn volk door in wat er in Jeremia 29:11 geschreven staat: “Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over U koester, spreekt YHWH. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, namelijk om u toekomst en hoop te geven.”

Maar Israël zag het niet en vertrouwde God niet.  Ja, en dan komen de moeiten, dan komt er verschrikking en….. dood. Blijkbaar de enige weg waardoor men tot bezinning komt. Dat YHWH ertoe overging om mensen te doden, betekent niet per definitie dat diegenen voor eeuwig verloren zijn. Het dient tot afschrikking en als een manier om duidelijk te maken dat het God menens is. 

Toen we onlangs het gedeelte in Exodus bestudeerden, dat ging over de periode vlak na het “gouden kalf”,  bepaalde dat me erbij, dat die straffen wel iets uitwerkten. Er werden drieduizend man gedood (hetzelfde aantal dat met Pinksteren/Shavuot de eerstelingen waren in geloof). 

Psalm 78 34-35 Ze keerden terug en zochten God ernstig. Dan dachten zij eraan dat God hun rots was en God, de Allerhoogste, hun Verlosser.

Daarna was er een groot ontzag voor God en een liefde en bewogenheid om de tabernakel te bouwen in een diepe eensgezindheid, bewerkt door Gods Heilige Geest. (Zie Exodus 35 en deze overdenking daarover.)

Psalm 78 vervolgt:
Hun hart was niet standvastig bij Hem, en zij waren niet trouw aan Zijn verbond. Psalm 78:36 

Hun zoeken naar God was oprecht maar van korte duur. Al snel kwamen ze alleen tot God met vleiende, onoprechte woorden. 

Vreemd dat iemand zou kunnen denken dat hij tegen God kan liegen, maar toch logen zij (en vaak wij ) tegen Hem met hun tong. (Vers 36) 

We herkennen dat ook in het Nieuwe Testament waar Petrus Ananias verwijt dat hij gelogen heeft tegen de Heilige Geest.  Handelingen 5:3. Het is van het grootste belang dat we eerlijk zijn naar God, in onze woorden, daden en gedachten.  Gods liefde vraagt in de eerste plaats waarheid. 

Iedere leugen komt van de satan, "de leugenaar van de beginne".  (Joh. 8:44)

Maar Hij was barmhartig en verzoende de ongerechtigheid: Gods antwoord op hun opstandigheid, op hun onoprecht zoeken, op hun falen om trouw te zijn aan Zijn verbond, was verrassend. Hij deed ze niet te gronde gaan. God toonde Zijn barmhartigheid, Hij vergaf, en menigmaal wendde Hij Zijn toorn af .

Er staat in vers 39 van de Herziene Statenvertaling dat YHWH het volk ziet als “broze schepselen”. In de NBG vertaling staat “vlees” en die vertaling is juist en heeft terecht  een negatieve betekenis.  In het Hebreeuws staat er בָשָׂר basar en dat betekent inderdaad “vlees”. Het woord “broos” heeft de klank van een situatie buiten hun schuld die extra zorg behoeft. Mensen die alleen “vlees” zijn, - d.w.z. leven vanuit het wereldse gedachtegoed en daarvoor kiezen, -  zijn in die zin “broos”, dat zij geen stand houden in het oordeel. Ze zijn niet meer dan een windvlaag of een ademtocht die verdwijnt. “Vlees en bloed kunnen het Koninkrijk van God niet beërven.” (1 Kor.15:50). God wil met Zijn eeuwige Adem, de Ruach, de Heilige Geest in de mens wonen, zodat zij Hem, en dus Zijn Woord, kunnen begrijpen, liefhebben en in praktijk brengen. Dan leeft een mens niet vanuit zijn eigen “vlees” (zijn eigen “ik”), maar vanuit Gods Geest.


Psalm 78:40 Hoe vaak tergden zij Hem in de woestijn,  bedroefden zij Hem in de wildernis! 41. Want telkens weer stelden zij God op de proef en beperkten de Heilige van Israël. 42. Zij dachten niet meer aan Zijn machtige hand, aan de dag dat Hij hen van de tegenstander verloste, 43. toen Hij Zijn tekenen verrichtte in Egypte en Zijn wonderen in het gebied van Zoan. 44. Hun rivieren veranderde Hij in bloed, en ook hun stromen, zodat zij niet konden drinken. 45. Hij zond steekvliegen onder hen, die hen verteerden, en kikkers, die hen te gronde richtten. 46. Hij gaf hun gewas aan de zwermsprinkhaan, aan de veldsprinkhaan hun opbrengst. 47. Hij doodde hun wijnstok door de hagel, hun wilde vijgenbomen door grote hagelstenen. 48. Ook leverde Hij hun dieren aan de hagel over, hun vee aan de vurige bliksemflitsen. 49. Hij zond Zijn brandende toorn op hen af, verbolgenheid, gramschap, benauwdheid, Hij zond een menigte boden van rampen. 50. Hij baande een pad voor Zijn toorn, Hij ontrukte hun ziel niet aan de dood, hun dieren leverde Hij over aan de pest. 51. Hij trof al het eerstgeborene in Egypte, de eerste vruchten van de mannelijke kracht in de tenten van Cham. 52. Hij liet Zijn volk als schapen wegtrekken en leidde hen als een kudde door de woestijn. 53. Ja, Hij leidde hen veilig, zodat zij niet angstig waren, want de zee had hun vijanden bedolven. 54. Hij bracht hen naar Zijn heilig grondgebied, naar deze berg, die Zijn rechterhand verworven had. 55. Hij verdreef de heidenvolken voor hun ogen, verdeelde hun erfelijk bezit door een meetsnoer en deed de stammen van Israël in hun tenten wonen.

De zonde die altijd weer bezit van de mens neemt, bestaat uit het vertrouwen stellen op zichzelf, op leiders, op bezit en geld, maar ook op afgodendienst. In feite is alles waarop we ons vertrouwen stellen een afgod. Alleen YHWH is ons volle vertrouwen waard. Satan probeert onze gedachten steeds weer daarvan af te leiden, zoals hij al deed in het paradijs. De mens trapt er telkens weer in. Daarom is het zo goed om onszelf in herinnering te brengen wat de hand van de machtige God in Israël, maar ook in ons eigen leven heeft bewerkt.

We lezen in vers 40 dat het volk God bedroefde. Staan we daar wel eens bij stil? God heeft er verdriet van als we Hem niet vertrouwen. Waarin stellen wij ons vertrouwen? Wat zijn onze afgoden? God rekent af met de afgoden. Dat kunnen we leren van de plagen in Egypte, die in deze psalm de revue passeren. Iedere plaag die God zond had te maken met een Egyptische godheid die geoordeeld moest worden.

De krokodil bijvoorbeeld was de Nijlgod, die Sobek genoemd werd. Maar deze kon niet verhinderen dat het water van de Nijl in bloed veranderde. Osiris was de god van de landbouw, maar was machteloos tegen de sprinkhanenplaag. De dood van de eerstgeborenen trof ook de zoon van Farao, die zelf als een in het vlees verschenen god werd beschouwd. (Re -Amon-Re – zonnegod). Hij kon deze plaag niet verhinderen en ging zelf tenslotte onder, toen YHWH het volk Israël met machtige hand bevrijdde uit het Egypte van de afgodendienst, die de mens tot slaven maakt.

Zij beperkten de Heilige van Israël (vers 41) In zekere zin is het onmogelijk voor het schepsel om de Schepper te beperken. Maar als God  ernaar verlangt Zijn kinderen goed te doen en te zegenen, dan is het de ongehoorzaamheid of het ongeloof van de mens die Hem belemmert/beperkt om te doen wat Hij van plan was. Zo’n voorbeeld is:
Mattheüs 13:58 En Hij deed daar niet veel krachten vanwege hun ongeloof.

Zij dachten niet meer aan Zijn machtige hand…..(vers 42)  In het Hebreeuws wordt hier het woordje זָכַר  “zakar” gebruikt , dat herinneren of onthouden betekent. Ze waren gewoon vergeten wat God allemaal had gedaan. Een slordig vergeten. Een mens beseft vaak niet dat hij gevangen zit in een bestaan waarmee we te maken hebben met de gevolgen van de zonde. Een bestaan waar satan alles wat goed is probeert kapot te maken. Dat we de instructies van onze liefhebbende God nauwkeurig moeten opvolgen om ons vrij te laten maken van dit rijk van de duisternis. We worden door God getrokken uit het rijk van de duisternis. (Kol. 1:13)  Dan ga je ook datgene bewust vasthouden in je gedachten waarmee God je uit moeilijke omstandigheden heeft gered. Dan ga je Hem liefhebben en vertrouwen! Ook al is het leven soms een barre woestijntocht en geen plezierreisje.

Maar Israël was vergeten dat:
ze gered waren uit een slavenbestaan waarbij hun jongetjes verdronken moesten worden

God allerlei plagen zond naar de verdrukkers die hen vasthielden, zelf bleef Israël daar vrij van

God de Egytische eerstgeborenen doodde, maar de Israëlische kinderen door het bloed gespaard werden

Ze overladen werden met geschenken, goud en zilver,  als vergoeding voor het ingehouden werkloon

God een droog pad maakte door de zee om hen te bevrijden

God de achtervolgers liet verdrinken in de zee, zodat Israël in veiligheid verder konden gaan

Ze verzorgd werden met schaduw overdag en licht in de nacht door de wolk

Ze dagelijks manna en drinken kregen

Kleding en schoeisel niet versleten

Ze door God naar hun eigen land werden gebracht

 

Psalm 78:54 Hij bracht hen naar Zijn heilig grondgebied, naar deze berg, die Zijn rechterhand verworven had.

naar het land Kanaän, dat de Heer had geheiligd, en voor hen apart gezet; en naar Jeruzalem, de heilige stad, de stad van de grote God, en van de tempel waar Zijn residentie zou zijn; 

zelfs naar deze berg, die Zijn rechterhand verworven had: de berg Moria, waarop de tempel is gebouwd; en waar de Leviet Asaf deze psalm heeft gecomponeerd. Waar Izaak was geofferd als een voorschaduw van het grote offer van God die mens werd. dat daar later heeft plaatsgevonden.

Ondanks alle moeiten bracht YAHWEH Zijn volk veilig naar het Beloofde Land zoals een Herder zijn kudde schapen leidt. Als ze achter de Herder aan zouden gaan hoefden ze niet bang te zijn. Volken werden verdreven om ruimte te maken voor Israël. En God verdeelde het land voor de twaalf stammen als hun erfelijk bezit.


Psalm 78:56-72

56  Maar zij stelden God, de Allerhoogste, op de proef en tergden Hem, en namen Zijn getuigenissen niet in acht.  57  Zij werden afkerig en handelden trouweloos, zoals hun vaders, zij keerden zich om als een bedrieglijke boog.  58 Zij verwekten Hem tot toorn door hun offerhoogten, verwekten Hem tot na-ijver door hun afgodsbeelden.  59  God hoorde het en werd verbolgen, Hij verachtte Israël zeer.  60 Daarom verliet Hij de tabernakel te Silo, de tent waarin Hij woonde onder de mensen. 61 Hij gaf Zijn macht over in gevangenschap, Zijn luister in de hand van de tegenstander.  62  Hij leverde Zijn volk over aan het zwaard en werd verbolgen op Zijn eigendom.  63  Het vuur verteerde hun jongemannen, hun jonge vrouwen werden niet geprezen.  64 Hun priesters vielen door het zwaard, hun weduwen weenden niet.  65 Toen ontwaakte de Heere als iemand die slaapt, als een held die juicht van de wijn.  66  Hij sloeg Zijn tegenstanders vanachter,  Hij deed hun voor eeuwig smaad aan. 67 Hij verwierp de tent van Jozef, de stam Efraïm verkoos Hij niet.  68  Maar Hij verkoos de stam Juda, de berg Sion, die Hij liefhad. 69  Hij bouwde Zijn heiligdom, als hoogten, en vast als de aarde, die Hij voor eeuwig grondvestte. 70 Hij verkoos Zijn dienaar David  en haalde hem bij de schaapskooien vandaan. 71 Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israël, Zijn eigendom. 72 Hij heeft hen geweid met een oprecht hart en geleid met zeer bekwame hand.

In dit laatste deel van deze psalm wordt verteld hoe het na de woestijnreis ging, toen het volk Israël in het Beloofde Land woonde. Dit deel begint er weer mee dat het volk God, de Allerhoogste op de proef stelde. Dat wordt hier voor de derde keer gezegd in deze psalm.

Opnieuw is het de afgodendienst waarom God zich terecht boos maakte. Er was geen vertrouwen meer in de Herder die Zijn kudde leidde. Men dacht niet meer aan de grote daden die God voor Zijn volk gedaan had. Wat is het dan belangrijk dat die steeds weer worden doorverteld, zoals Asaf dit op het hart van het volk drukte in het begin van deze psalm. Maar zoals God in Hosea 4:6 zegt: “Mijn volk gaat te gronde door gebrek aan kennis”.  Wat verdrietig dat in vers 59 vermeld wordt " Hij verachtte Israël zeer." Maar God zij dank is dit niet het einde van deze geschiedenis.

Maar de gevolgen daarvan werden pijnlijk voelbaar. YHWH verliet de tabernakel te Silo. Hij wilde onder de mensen wonen, hen zegenen, gemeenschap met hen hebben. Maar de liefde moet van twee kanten komen, anders “beperk je de Heilige van Israël” (psalm 78:41).

Toen ging de Shechina (de Goddelijke Aanwezigheid) weg uit Silo.

Asaf herinnerde zich de tragedie in Silo, waar de Filistijnen de tabernakel veroverden, de priesters doodden en de ark van het verbond buitmaakten (1 Samuël 4).  

Toen de ark van het verbond in Silo werd buitgemaakt, hoorde de schoondochter van Eli, de hogepriester, ook dat haar man, haar zwager, haar schoonvader, en 30.000 Israëlische soldaten werden gedood. Deze schoondochter was zwanger en bracht op die vreselijke dag een zoon ter wereld, die ze Ikabod noemde. Deze naam betekent “de eer is weg uit Israël”. Er volgde oordelen, ballingschap, mensen werden gedood.

Psalm 78:65. Toen ontwaakte de Heere als iemand die slaapt, als een held die juicht van de wijn. Toen de Filistijnen de ark van het verbond veroverden, plaatsten ze deze als een trofee in de tempel van hun heidense god Dagon. Zelfs terwijl het symbool van Zijn aanwezigheid gevangen zat in een heidense tempel, toonde God daar Zijn heerlijkheid

Als een held…Deze heerlijkheid werd zo overweldigend getoond dat de psalmist een vergelijking maakt met een 'held' ( gibbor) die zich heldhaftiger voelt als hij bedwelmd (niet dronken) is door wijn. (1 Samuël 5).  

In vers 56 wordt van Israël gezegd zij keerden zich om als een bedrieglijke boog”. In vers 9 werden de nakomelingen van Efraïm “gewapende boogschutters” genoemd, die zich omkeerden op de dag van de strijd. Ze waren als een onbetrouwbare, 'foute boog' die verkeerd schiet op het kritieke moment.

Hosea 7:16a Zij keren niet terug naar de Allerhoogste, zij zijn als een bedrieglijke boog.

Dan staat er dat God Efraïm (het tienstammenrijk) verwierp en Juda (het tweestammenrijk) verkoos. Maar dat was niet omdat Juda beter was dan Efraïm. (Jeremia 3:8-10) Er is een belofte dat God de beide rijken weer zal verenigen en iets daarvan gaat nu al in vervulling. God komt tot Zijn doel met Zijn volk, ook al lijkt alles soms in tegengestelde richting te gaan. Vertrouw op Zijn belofte!

Ezechiël 37:15-17 “De HEER richtte zich tot mij: ‘Mensenkind, neem een stuk hout en schrijf daarop: “Juda, en de Israëlieten die bij hem horen.” Neem dan nog een stuk hout en schrijf daarop: “Jozef” – dat is het stuk hout van Efraïm – “en heel het volk van Israël dat met hem verbonden is.” Voeg die twee samen tot één geheel, zodat ze in je hand één stuk hout vormen.”

Verkiezing is niet, zoals ons in het verleden geleerd is, een eeuwig voornemen van wie in de hemel zal komen en wie naar de hel gaat. God verkiest tot een bepaald doel of opdracht in de heilsgeschiedenis. YHWH koos Juda om Zijn plan in vervulling te doen gaan, om de berg Sion waar Gods hart naar uitgaat. (Psalm 132:13-14 en Jeremia 31-3). Vandaar zal de wet uitgaan. (Jesaja 2:3 - Micha 4:2)

Uit Juda zou het Heilige Zaad, de beloofde Zoon van David: Yeshua komen.

Van die beloofde Zoon van David mocht koning David al een voorafschaduwing zijn. En daarmee eindigt Asaf deze psalm..

Ida