English: click here!

Deuteronomium 7:12 - 11:25 de liefde van de Vader

Het Hebreeuwse woord voor Vader is Av אָב (of Ab) en in het Aramees, de taal die Yeshua sprak, is dat: “Abba”, afgeleid van Av. Deze intieme aanspreekvorm gebruikte Yeshua in Zijn gebedsworsteling in Getsemané: “Abba, Vader! …niet wat Ik wil…” Markus 14:36

Alleen in verbondenheid met Yeshua mogen ook wij die vertrouwelijke titel voor God de Vader gebruiken:

Galaten 4:6 Nu, omdat u kinderen bent, heeft God de Geest van Zijn Zoon uitgezonden in uw harten, Die roept: Abba, Vader!

Die Vader-Kind relatie is voor ons duidelijk geworden in het volbrachte werk van Yeshua. Israël in het eerste verbond was in Gods ogen, vooruitlopend op het offer van Gods eniggeboren Zoon, een kind, Zijn oogappel, dat moest worden opgevoed tot een bruid. Ezechiël 16:1-14

Deuteronomium 8: 5 weet dan in uw hart dat YHWH, uw god, u gehoorzaamheid bijbrengt zoals een man zijn zoon gehoorzaamheid bijbrengt.

 

Exodus 4:22, 23 Dan moet u tegen de farao zeggen: Zo zegt de HEERE: Mijn zoon, Mijn eerstgeborene, is Israël. Daarom zeg Ik tegen u: Laat Mijn zoon gaan, zodat hij Mij kan dienen. Maar u hebt geweigerd hem te laten gaan, zie, Ik zal uw zoon, uw eerstgeborene, doden.

 

Het was de liefde voor Zijn eerstgeboren zoon:

Deut. 7: 7 Niet omdat u groter was dan al de andere volken heeft YHWH LIEFDE voor u opgevat en u uitgekozen, want u was het kleinste van al de volken. 8 Maar vanwege de liefde van YHWH voor u, en om de eed die Hij uw vaderen gezworen had, in acht te houden, heeft YHWH u met sterke hand uitgeleid en heeft Hij u verlost uit het slavenhuis, uit de hand van de farao, de koning van Egypte.

Deut. 10: 15 Maar alleen voor uw vaderen heeft YHWH liefde opgevat om hen LIEF TE HEBBEN, en Hij heeft hun nageslacht na hen, u, uit al de volken verkozen, zoals het heden ten dage nog is. 16 Besnijd dan de voorhuid van uw hart en wees niet langer halsstarrig.

De studie Ekev over Deut. 7:12 – 11:25 geschreven door Ariël Berkowitz begint zo mooi te vertellen over de vaderlijke liefde die God voor Zijn volk Israël heeft. Ik wil het met mijn eigen woorden weergeven.

Probeer je eens in te denken hoe een vader omgaat met zijn zoon, van wie hij zielsveel houdt. Als hij met die zoon spreekt schreeuwt hij niet en hij reageert zijn eigen frustraties niet op zijn zoon af. Als hij het kind zijn regels op het hart drukt, kun je haast de tranen in zijn ogen voelen. Het kind zal luisteren, of misschien net doen of het luistert. Maar door alles heen kun je merken dat vader met het kind meevoelt. Je proeft de liefde voor het kind en de hoop dat de woorden het hart van het kind zullen raken. De vader weet dat als het kind doet wat vader zegt, het gelukkig zal zijn en dat het leven van het kind zinvol zal zijn.

De vader weet ook dat als het kind zich niets aantrekt van wat er gezegd wordt, datgene waarvoor vader waarschuwt, werkelijkheid zal gaan worden. Dat is waar de vader zo bang voor is. De vader hoopt dan maar dat de gevolgen van de ongehoorzaamheid het kind tot andere gedachten en daden zal brengen en het beschaamd bij de vader zal komen met tranen in de ogen.

Dat is het leerproces waarover het gedeelte van Deuteronomium handelt. De Vader is YAHWEH, de God van Israël. Het “kind” is Israël. God onderwijst het over de zaken die “het Leven” voor Israël betreffen in het Land van hun Vader en hun verhouding tot de Tora. Als we dit Bijbelgedeelte bestuderen, laten we dan die Vader-Kind verhouding voor ogen houden; een verhouding gebaseerd op liefde. Het is wijsheid en barmhartigheid die de drijfveer is als Hij “Israël Zijn Zoon” vermaant.


Jesaja 63:9 zegt van God: “In al hun benauwdheid was Hij benauwd”.

We kunnen dan drie aspecten (beloning, herinnering en verzoek) herkennen waarover de Vader Abba spreekt:

 

  1. BELONING. Deut. 7:12 Dan zal het gebeuren, omdat u deze bepalingen zult horen, in acht nemen en houden, dat YHWH, uw God, voor u het verbond en de goedertierenheid in acht zal nemen die Hij uw vaderen onder ede beloofd heeft.

13 Hij zal u liefhebben, u zegenen en u talrijk maken; Hij zal de vrucht van uw schoot zegenen en de vrucht van uw land, uw koren, uw nieuwe wijn en uw olie, de dracht van uw koeien en de jongen van uw kleinvee, in het land dat Hij uw vaderen gezworen heeft u te geven.

14 Gezegend zult u zijn boven al de volken; onder u zal geen man of vrouw onvruchtbaar zijn, onder uw dieren evenmin.

15 YHWH zal alle ziekte van u weren en geen van de verschrikkelijke kwalen van Egypte, die u hebt leren kennen, zal Hij u opleggen, maar Hij zal ze geven aan allen die u haten.

16 U zult al de volken verteren die YHWH, uw God, u geeft. Laat uw oog hen niet ontzien. En dien hun goden niet, want dat is voor u een valstrik.

17 Wanneer u in uw hart zegt: Deze volken zijn groter dan ik; hoe kan ik hen ooit uit hun bezit verdrijven?

18 wees dan niet bevreesd voor hen. Denk steeds aan wat YHWH, uw God, met de farao en met alle Egyptenaren gedaan heeft,

19 de grote beproevingen die uw ogen gezien hebben, de tekenen, de wonderen, de sterke hand en de uitgestrekte arm waarmee YHWH, uw God, u uitgeleid heeft. Zo zal YHWH, uw God, doen met al de volken voor wie u bevreesd bent.

20 Daarbij zal YHWH, uw God, horzels onder hen zenden, totdat zij die overgebleven en voor u verborgen zijn, ook omgekomen zijn.

21 Schrik voor hen niet terug, want YHWH, uw God, is in uw midden, een groot en ontzagwekkend God.

22 YHWH, uw God, zal deze volken van voor uw ogen verdrijven, maar geleidelijk: u zult hen niet onmiddellijk kunnen vernietigen, anders zouden de dieren van het veld te talrijk worden voor u.

23 YHWH, uw God, zal hen aan u overgeven; Hij zal hen in grote verwarring brengen, totdat zij weggevaagd zijn.

24 Hij zal u hun koningen in uw hand geven, en u moet hun naam van onder de hemel doen verdwijnen; niemand zal vóór u standhouden, totdat u hen weggevaagd hebt.

25 De beelden van hun goden moet u met vuur verbranden. Het zilver en goud dat erop zit, mag u niet begeren of voor uzelf nemen, anders wordt u daardoor verstrikt, want het is voor YHWH, uw God, een gruwel.

26 U mag zoiets gruwelijks niet in huis halen, anders wordt u evenzo tot iemand op wie de ban rust; volledig verafschuwen moet u het, ja, er een diepe afschuw van hebben, want het is iets waarop de ban rust.

 

  1. HERINNERING. Deuteronomium 8: 2 Ook moet u heel de weg in gedachten houden waarop YHWH, uw God, u deze veertig jaar in de woestijn geleid heeft, opdat Hij u zou verootmoedigen, en u op de proef zou stellen om te weten wat er in uw hart was, of u Zijn geboden in acht zou nemen of niet. 3 Hij verootmoedigde u, Hij liet u hongerlijden en Hij liet u het manna eten, dat u niet kende en ook uw vaderen niet gekend hadden, om u te laten weten dat de mens niet alleen van brood leeft, maar dat de mens leeft van alles wat uit de mond van YHWH komt. 4 De kleren die u droeg zijn niet versleten en uw voet raakte niet opgezwollen in deze veertig jaar.

De reden dat het volk 40 jaar in de woestijn moest blijven, was hun ongeloof. De Bijbel zegt dat het volk God verworpen had. (Num. 14:23) Toch bleef God trouw in Zijn zorg voor het volk. De kleding en de schoenen versleten niet, Deut. 8:4 en Deut. 29:5.

  • Deuteronomium 7:18—Herinner je wat Adonai met de Egyptenaren deed.
  • Deuteronomium 8:2—Herinner je hoe Hij hen door de wildernis leidde.
  • Deuteronomium 8:11—Merk op hoe het vergeten van Adonai gelijkgestelt met het niet naleven van de Torah!
  • Deuteronomium 8:18—Herinner je dat Adonai de Voorziener is.
  • Deuteronomium 9:7—Herinner je hoe dikwijls het volk Israël de Heilige uitgedaagd heeft en toch vergeving kreeg
  1. VERZOEK. Deuteronomium 10:12 Nu dan, Israël, wat vraagt de HEERE, uw God, van u dan de HEERE, uw God, te vrezen, in al Zijn wegen te gaan, Hem lief te hebben en de HEERE, uw God, te dienen, met heel uw hart en met heel uw ziel,

Ariël Berkowitz zegt: Let erop dat de Eeuwige dit niet eist, maar vraagt (sja’al שֹׁאֵל). Het zijn verzoeken aan Israël om de zegeningen te ervaren en ervan te genieten.

Deze tekst vormt een omgekeerd chiasme met Micha 6:8, zie hieronder: 

Uit het boven beschrevene blijkt de vaderlijke liefde voor Zijn volk Israël. Maar in de chiastische structuur komt naar voren dat God ook liefde van Zijn kinderen verwacht. Een relatie komt altijd van beide kanten. Die liefde blijkt uit het van harte houden van Gods geboden:

  • 1 Johannes 5, vers 2

Hieraan weten wij dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden bewaren.

  • 1 Johannes 5, vers 3

Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last.

  • 2 Johannes 1, vers 6

En dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod zoals u vanaf het begin gehoord hebt dat u daarin moet wandelen.

 

Als onze overheid mondkapjes, afstand houden en allerlei regels oplegt, is het verbazend zoals iedereen dat direct oppakt en dat van elkaar eveneens verwacht. Ook kerkelijke regels lijken belangrijk om na te komen. Maar als het gaat om de geboden die de Allerhoogste God geeft...... Waar is de liefde voor Hem? Voor Hem die Zijn leven voor ons heeft gegeven? Waarom verwachten we oplossingen van de politiek? Waarom lappen gelovigen de sabbat en de Bijbelse feesten aan hun laars? Waarom eten ze van die dieren die God zo afschuwelijk vindt? (Jes. 66:17) Waarom stelt men zijn vertrouwen op aardse wetenschap en kennis in plaats van op de Wijsheid van God? Waarom vinden we een Bhoedda beeldje in de tuin niet zo erg en zoeken we zo gemakkelijk genezing bij  occulte genezers en geneesmiddelen? 

Waarom? Omdat kerkleiders het ons anders geleerd hebben...  Omdat we niet uit de toon willen vallen bij de groep waartoe we behoren.  Omdat we de Bijbel niet of nauwelijks lezen en onze informatie halen uit boeken, internet, youtubes. Omdat we bang zijn voor mensen.  Kortom: het ontbreekt dan aan liefde tot God.

De Bijbel waarschuwt ons voor de grote afval die komt vóór de verschijning van de antichrist. We zien het om ons heen gebeuren.  Bekering is nog mogelijk.... nog wel.....  Het was een overblijfsel dat het land Kanaän mocht binnengaan. 

Het zal ook een overblijfsel zijn dat het Koninkrijk van God binnengaat. 

Ida