Hosea

Hosea is de zoon van Beëri, een profeet in het Tienstammenrijk in de tijd van koning Jerobeam II (788-747), Uzzia (783-748), Jotham (748-741), Achaz (741-727) en Hizkia van Juda.
Hosea's verkondiging begon tegen het einde van het voorspoedige, maar moreel afkalvende tijdperk van Jerobeam II van  Israël en ging na de val van Samaria (722 v.Chr.) door tijdens de zorgelijke regeerperioden van Jotham, Achaz en Hizkia (Hosea 1:1). 

Hoewel het thema oordeel en afvalligheid de rode draad is in het boek, is die verweven met de gouden draad van genade en liefde. Hosea toont de zonde en het dreigend oordeel aan met een droevige, ingetogen klaagzang die de diepe liefde van de HERE voor Zijn zondige volk ademt. De hoofdgedachte van zijn boek is: Gods liefde. God houdt als een bruidegom van zijn ontrouwe bruid. Maar de zonde van Israël  is trouweloosheid.