English & other languages: click here!

Psalm 78:17-31 God en Zijn volk (2)

Omertelling dag 31

Psalm 78:17-31
17. Toch gingen zij door met tegen Hem te zondigen: zij tergden de Allerhoogste in de dorre wildernis.
18. Zij stelden God in hun hart op de proef: zij vroegen om voedsel, overeenkomstig hun verlangen.
19. Zij spraken tegen God en zeiden: Zou God een tafel gereed kunnen maken in de woestijn?
20. Zie, Hij heeft de rots geslagen, zodat er water uitvloeide en er beken overvloedig uitstroomden.
Zou Hij ook brood kunnen geven? Zou Hij Zijn volk van vlees kunnen voorzien?
21. Daarom hoorde de HEERE het en werd verbolgen; een vuur ontstak tegen Jakob, ja, toorn laaide op tegen Israël.
22. Want zij geloofden niet in God en vertrouwden niet op Zijn heil.
23. Hij gebood de wolken daarboven en opende de deuren van de hemel:
24. Hij liet manna op hen regenen om te eten en gaf hun hemels koren.
25. Eenieder at het brood van de machtigen; Hij zond hun proviand tot verzadiging toe.
26. Hij deed de oostenwind opsteken langs de hemel en voerde door Zijn macht de zuidenwind aan.
27. Hij liet vlees op hen regenen als stof en gevleugelde vogels als zand van de zee.
28. Hij deed het vallen midden in Zijn kamp, rondom Zijn woningen.
29. Toen aten zij en werden volop verzadigd, omdat Hij hun bracht wat zij begeerden.
30. Zij waren van hun begeerte nog niet bekomen, hun voedsel was nog in hun mond,
31. of Gods toorn laaide tegen hen op: Hij doodde de welgedane mensen onder hen en velde de besten van Israël neer.

 Het volk in de woestijn stelde God vanuit hun hart op de proef door te vragen om voedsel wat ze zelf zouden uitkiezen. God voorzag in de behoeften van Israël in de woestijn, Hij wist wat het beste voor hen was. Maar het volk stelde luxe eisen. God gaf hen manna, maar ze wilden al snel vlees en vis – “het voedsel van hun verlangen” (zoals in Numeri 11:4-10 , Numeri 11:18-23 en Numeri 11:31-34 ). Hiermee stelden zij  God op de proef. Hieruit bleek hun gebrek aan geloof in Zijn macht en het ontbreken aan vertrouwen in Zijn zorg. Ze maakten het Mozes hiermee zo moeilijk dat deze begeerde te sterven. Numeri 11:15. Waren ze vergeten dat God hen gered had uit de handen van de slavendrijvers die hun kinderen vermoordden? Dat God een liefdevolle God is? Maar God laat zich niet bespelen. 

Ze vroegen zelfs om een tafel klaar te maken in de woestijn. Iets wat God als een geestelijke werkelijkheid deed voor David (Psalm 23:5)

God had grote wonderen verricht. De plagen die Egypte troffen, waarbij Israël gespaard bleef, met als hoogtepunt het bloed van het lam aan de deurpost, waarbij de doodsengel hen voorbij ging, de doortocht door de Schelfzee, de openbaring op de Sinaï, het manna, water uit de rots. Maar wonderen garanderen geen geloof.  Ze kunnen wel bestaand geloof bevestigen, waardoor men bemoedigd wordt en het vertrouwen op God groeit. 

Dat is dan ook de reden dat de gelovigen zich steeds in herinnering moeten brengen wat God gedaan heeft. Dat versterkt hun geloof in moeilijke omstandigheden. God laat het toe dat mensen in moeilijke omstandigheden komen, om hun geloof te beproeven. Er is in dit stukje geschiedenis sprake van een tweezijdige beproeving. Want in eerste instantie stelden de mensen God op de proef en dat kwam voort uit een ongelovig hart. (vs. 18) en daarover kwam Gods toorn. Zowel in vers 8 als 17 gebruikt de Bijbel het werkwoord 'marah' מָרָה dat rebelleren of weerspannig zijn betekent. Het Egypte waaruit ze verlost waren was ineens een land van vleespotten. De boosheid van God wordt vergeleken met een oplaaiend vuur. Zij geloofden niet in Gods trouw, ze hadden er geen enkel vertrouwen in. God zorgde voor manna, dat uit de wolken aan de hemel regende. Er was overvloedig voedsel. De HSV noemt het 'brood der machtigen', de NBG vertaalt het als 'brood der engelen'. Het volk werd meer dan verzadigd, want meegevoerd door een oosten- en zuidenwind zorgde God voor kwartels, die gemakkelijk te vangen zijn. Ze vielen zelfs in het kamp, zo kregen ze het op een presenteerblaadje. De gulzige mensen gingen zich te buiten aan deze vleesleverantie, zonder YAHWEH ervoor te danken. Volgens Numeri 11:33 zat het vlees nog tussen hun tanden, voordat het gekauwd was, toen de toorn van de HEERE tegen het volk ontbrandde, De welgedane mensen en degenen die onder het wantrouwige volk in aanzien waren, werden gedood. Het was een harde les, maar nodig om het volk te vormen. Zo moesten het volk gehoorzaamheid en vertrouwen leren.