English & other languages: click here!

Psalm 78:40-55 God en Zijn volk (4)   

Omertelling dag 34

Psalm 78:40-55
40. Hoe vaak tergden zij Hem in de woestijn, bedroefden zij Hem in de wildernis!
41. Want telkens weer stelden zij God op de proef en beperkten de Heilige van Israël.
43. toen Hij Zijn tekenen verrichtte in Egypte en Zijn wonderen in het gebied van Zoan.
42. Zij dachten niet meer aan Zijn machtige hand, aan de dag dat Hij hen van de tegenstander verloste,
44. Hun rivieren veranderde Hij in bloed, en ook hun stromen, zodat zij niet konden drinken.
45. Hij zond steekvliegen onder hen, die hen verteerden, en kikkers, die hen te gronde richtten.
46. Hij gaf hun gewas aan de zwermsprinkhaan, aan de veldsprinkhaan hun opbrengst.
47. Hij doodde hun wijnstok door de hagel, hun wilde vijgenbomen door grote hagelstenen.
48. Ook leverde Hij hun dieren aan de hagel over, hun vee aan de vurige bliksemflitsen.
49. Hij zond Zijn brandende toorn op hen af, verbolgenheid, gramschap, benauwdheid, Hij zond een menigte boden van rampen.
50. Hij baande een pad voor Zijn toorn, Hij ontrukte hun ziel niet aan de dood, Ex. 9:6hun dieren leverde Hij over aan de pest.
51. Hij trof al het eerstgeborene in Egypte, de eerste vruchten van de mannelijke kracht in de tenten van Cham.
52. Hij liet Zijn volk als schapen wegtrekken en leidde hen als een kudde door de woestijn.
53. Ja, Hij leidde hen veilig, zodat zij niet angstig waren, want de zee had hun vijanden bedolven.
54. Hij bracht hen naar Zijn heilig grondgebied, naar deze berg, die Zijn rechterhand verworven had.
55. Hij verdreef de heidenvolken voor hun ogen, verdeelde hun erfelijk bezit door een meetsnoer en deed de stammen van Israël in hun tenten wonen.

Aan de hand van deze psalm doorlopen we de lange geschiedenis van Israël vanaf de Exodus tot aan het binnengaan in het land Kanaän. En ondanks alle zonden en weerspanningheid bleef Yahweh trouw aan Zijn volk Israël. Wat hebben ze Hem vaak uitgedaagd in de woestijn. God negeerde de zonden van Zijn volk niet. Ze hebben Hem keer op keer getergd, zegt vers 40. Ze waren voortdurend bezig Gods bemoeienis met Zijn volk tegen te werken. Zoiets zagen we ook bij Yeshua toen deze in Nazareth was: Mattheüs 13:58 En Hij deed daar niet veel krachten vanwege hun ongeloof. Zo kunnen mensen het werk van God beperken, zoals vers 41 dat zegt. Hoewel de God van Israël bij machte is om zich niet te laten belemmeren door mensen, wil Hij niet tegen wil en dank zijn plan uitvoeren als Zijn kinderen ongehoorzaam zijn.

De ergste plaag was die van de dood van eerstgeborenen door de verderfengel (Psalm 78:51)

Het volk dacht helemaal niet meer aan de grote werken die God tijdens hun reis gedaan had. Waren ze de plagen vergeten waarmee God Egypte strafte en het wonder dat het in Gosen licht bleef terwijl Egypte in diepe duisternis zat? Het water in de rivieren dat bloed werd, de kikkers, de steekvliegen en de sprinkhanen die de Egyptenaren kwelden. De hagelstenen die de vruchten aan de bomen vernielden, de dieren die leden onder hagel en bliksem. Wat een toorn, wat een benauwdheid, wat een rampen waardoor de Egyptenaren getroffen werden om Israël te verlossen. En dat allemaal tegen die machtige Farao, voor wie de Israëlieten bang waren, omdat hij hun slaafse taken ernstig verzwaarde. Het waren grote manifestaties waarmee God Zijn macht liet zien en waarmee Hij aantoonde dat de Egyptische afgoden machteloos waren. 

Door de God van Israël werd aangetoond dat al die afgoden, hier vermeld, die de Egyptenaren moesten beschermen, geen enkele macht hadden. Zie het overzicht hiernaast. 

Bedenk dat veel van de oordelen die in Openbaring voorzegd zijn, heel erg lijken op de plagen die Egypte troffen. Onder andere: hagel vermengd met vuur (Openbaring 8:7); zeeën en rivieren die in bloed veranderen (Openbaring 8:816:3-4); sprinkhanen (Openbaring 9:1-11); weerzinwekkende zweren zoals steenpuisten (Openbaring 16:2); duisternis (Openbaring 16:10-11).  

Egypte en zijn Farao wilde God Zijn eerstgeborene, dat is Israël,  niet loslaten (Exodus 4), daarom nam God hun eerstgeborenen (Exodus 11). Uiteindelijk, na al die plagen, zijn verharding,  omdat Farao niet wilde luisteren om Gods volk te laten gaan, zond God Zijn scherpste wapen: de verderfengel. Volgens vers 52 liet God Zijn eigen volk optrekken als een kudde schapen. De Egyptenaren smeekten Israël om te vertrekken. Ze kregen allerlei geschenken mee, als ze maar gingen....... ze hadden Gods machtige hand ervaren. Israël werd veilig geleid door de machtige Herder van Israël (vers 52/53). De Rode Zee had hun vijanden overspoeld. God vernietigde het Egyptische leger dat hen achtervolgde. God bracht Zijn volk naar Zijn heilig grondgebied, naar de berg Sion,dieZijn rechterhand verworven had (vers 54). Het laatste vers van dit gedeelte vermeldt dan nog dat God de afgodische volkeren die op Gods grondgebied woonden verdreef. Het land werd onder de stammen verdeeld. Zo mochten ze wonen in het Land van YAHWEH dat Hij als een eeuwige Belofte aan Zijn volk ter bewoning heeft gegeven. Zou je denken dat Israël nu wel weet dat God alles kan bereiken wat in Zijn plan is beloofd? Zouden ze Hem voortaan vertrouwen, gehoorzamen, liefhebben, eren? En wij dan? Wat als wij straks onder het juk van de antichrist moeten bevrijd worden? Laten we terugdenken aan deze geschiedenis - en misschien onze eigen ervaringen met God en onszelf - opnieuw geheel aan onze Elohim toevertrouwen. 

ontleend aan een podcast van David Guzak.

Ida