English & other languages: click here!

Psalm 15 - Wat Adonai verlangt


Omertelling dag 25

Psalm 15:1-5
1. HEERE, wie zal verblijven in Uw tent? Wie zal wonen op Uw heilige berg?
2. Hij die oprecht wandelt en gerechtigheid beoefent, die met zijn hart de waarheid spreekt.
3. Die met zijn tong niet lastert, zijn vrienden geen kwaad doet en geen smaad jegens zijn naaste op de lippen neemt.
4. In zijn ogen is de verworpene veracht, maar wie de HEERE vrezen, eert hij. Heeft hij gezworen tot zijn schade, zijn eed verandert hij evenwel niet.
5. Zijn geld leent hij niet uit tegen rente, een geschenk ten nadele van de onschuldige aanvaardt hij niet.
Wie deze dingen doet, zal niet wankelen, voor eeuwig.

In tegenstelling tot de vorige psalm 14, waar David de zondige mens van nature noemt: ‘er is niemand die goed doet’,  tekent hij hier de mens die in Gods nabijheid mag komen, die mag wonen op de berg Sion. De vroegere tabernakel en tempel waren alleen toegankelijk voor de priesters uit de stam Levi.  Dus zelfs David maar ook Yeshua – uit de stam Juda,– mochten daar niet binnenkomen.   

Dat doet mij denken aan het komende Vrederijk. Niet het geloof, het vertrouwen wordt als voorwaarde gesteld, maar de deugden van de mens, die overeenkomen met Gods wil die Hij bekend gemaakt heeft in de Tora.  Deze werken zijn ten diepste een voortvloeisel van wat God bij de schepping in een mensenhart gelegd heeft, maar wat door de zondeval is ontkracht. Er zijn immers  heidenen die God niet kennen, die zichzelf tot wet zijn en wel overeenkomstig Gods geboden leven (Rom. 2:14-15). En dit zegt Jakobus in hoofdstuk 2:18: “Toon mij uw geloof uit de werken en ik zal u uit mijn werken het geloof tonen." Ook denk ik aan degenen die vertroosting bieden aan hen die om Yeshua vervolgd worden:

Markus 9:41 Want wie u een beker water te drinken zal geven in Mijn Naam omdat u discipelen van Christus bent, voorwaar, Ik zeg u: hij zal zijn loon beslist niet verliezen.

Zie ook Hebreeën 6:10.

Zulke werken die toegang geven tot de tent ven God en de berg  Sion, somt David hier op: oprecht leven, gerechtigheid toepassen, vanuit je hart waarheid spreken,  en vervolgens het afwijzen van wat zondig is: niet roddelen en kwaadspreken, je naaste niet achter zijn rug om zwart maken en benadelen.  

In de ogen van de oprechte is iemand die Gods wet veracht zelf een verachte. In Psalm 139 zegt David het zo:

Psalm 139:21 Zou ik niet haten, HEERE, wie U haten, walgen van wie tegen U opstaan? 22. Ik haat hen met een volkomen haat, mijn eigen vijanden zijn het.

Daartegenover heeft David genegenheid voor hen die de HEERE vrezen. Iemand die God vreest en een fout heeft gemaakt zal  het goed maken met degene die hij daardoor benadeeld heeft, ook al kost hem dat geld of iets anders.  Hij verandert niet wat hij destijds met de benadeelde partij is overeengekomen.

Als iemand geld leent aan de ander die in nood zit, mag hij daarvoor geen rente vragen. Men moet zich aan zijn belofte houden ook al is de situatie veranderd en zal hij schade lijden.

De oprechte laat zich niet omkopen om een onschuldige te veroordelen of om een schuldige vrij te spreken. In onze cultuur vindt heel veel omkoperij plaats. Men geeft geschenken om een ander te manipuleren bepaalde dingen te doen, te kopen. In het zakenleven, maar ook in de politiek worden op die manier beslissingen genomen.  Daar moeten we niet aan meewerken. In Psalm 26:10 zegt David: “In de handen van zondaars van mannen van bloed is schandelijk gedrag, hun handen zijn vol geschenken. “

Spreuken 15:27 Wie op winstbejag uit is, stort zijn huis in het ongeluk, maar wie omkoopgeschenken haat, zal leven.

Wie God liefheeft en Zijn gerechtigheid ziet in al deze levensnormen, zal dit in zijn leven in praktijk brengen en zijn Schepper daarmee de eer toebrengen. Hij zal voor eeuwig niet wankelen

Deze rechtvaardige zal voor eeuwig te gast zal zijn in de tent van God (zoals in Psalm 61:4).

1 Johannes 2:17 - De wereld gaat voorbij en haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.

Ida