English & other languages: click here!

Leviticus 19 veel verschillende wetten

Leviticus 19:1-2 De HEERE sprak tot Mozes: Spreek tot heel de gemeenschap van de Israëlieten, en zeg tegen hen: Heilig moet u zijn, want Ik, de HEERE, uw God, ben heilig.

"U moet heilig zijn!". De betekenis van het woord heilig houdt “afzondering” in. Als we dat toepassen op het wezen van God dan zien we onbeschrijflijk grote verschillen met ons als Zijn schepsel. Maar het grootste verschil is dat er in God totaal geen duisternis is.

“God  is licht en in Hem is in het geheel geen duisternis”  1 Joh. 1:5b

Zie ook dit Jaïr artikel over de heiligheid van God, die ook ons deel moet zijn of worden.

Gods eigenschappen zijn met geen mens te vergelijken; Zijn wijsheid, Zijn grootheid, Zijn majesteit, Zijn gerechtigheid, Zijn zuiverheid, Zijn karakter, Zijn liefde, genade en barmhartigheid. En toch zijn we naar Zijn beeld geschapen. Toch verlangt God naar omgang met de mens, wil bij hen wonen,  maar daarom is het nodig dat wij op ons niveau ook heilig zijn of worden. 

Wij willen immers ook graag in Zijn nabijheid zijn. Bij Hem zijn we veilig en geborgen.

 

DE WET OM DE OUDERS TE EREN EN DE SABBAT TE HOUDEN.

 Leviticus 19:3 Ieder moet ontzag hebben voor zijn moeder en zijn vader en Mijn sabbatten in acht nemen. Ik ben de HEERE, uw God.

Het gebod om ontzag te hebben voor vader en moeder,  is een herhaling van het vijfde gebod, vermeld in Exodus 20:12. Dit is het fundament van een samenleving zoals dit God voor ogen staat. Vanuit deze verhouding leren kinderen ook het ontzag voor God.  

Het sabbatsgebod is een herhaling van het vierde gebod, zoals dat staat in Exodus 20:8-11. In laatstgenoemd Schriftgedeelte gaat het over het “gedenken” van de sabbat, terwijl in Leviticus de sabbat ´in acht moet worden genomen”. Het is een eeuwigdurende inzetting en het verbondsteken tussen Israël en zijn “metgezellen”, d.w.z. met degenen uit de heidenvolken die zich bij Israëls God hebben aangesloten. Het teken waarvan we lezen dat dit ook van kracht is in het toekomende Koninkrijk.  

DE WET TEGEN AFGODENDIENST

 Leviticus 19:4 U mag u niet tot de afgoden wenden en voor uzelf geen gegoten goden maken. Ik ben de HEERE, uw God.

 

Dit is een herhaling van het tweede gebod “gij zult geen andere goden voor Mijn Aangezicht hebben” Exodus 20:2-4

 

Israël had aanzienlijke problemen als gevolg van de aanbidding van afgoden, wat ze van de omliggende en de overheersende volken overnamen. De aantrekkingskracht lag niet zozeer op de gegoten beelden zelf, als wel op wat ze vertegenwoordigden: financieel succes, plezier en aanzien. Daarmee kunnen we de link leggen naar wat afgoderij in onze tijd en samenleving inhoudt. De gevallen mens zoekt van nature deze dingen, waar ter wereld je woont en onafhankelijk van in welke tijd je leeft. Satan heeft genoeg in de aanbieding. Vooral als datgene wat je begeert in een religieus jasje wordt aangeboden, denkt de mens godsdienstig bezig te zijn. Zo ging het al bij Eva in het Paradijs.

 

WETTEN MET BETREKKING TOT OFFERGAVEN.

 

Leviticus 19:5-8 Wanneer u nu een dankoffer aan de HEERE brengt, moet u dat zo brengen dat u voor Hem welgevallig bent. 6. Op de dag van uw offer en op de volgende dag mag het gegeten worden, maar wat tot de derde dag overblijft, moet met vuur verbrand worden. 7. Maar als het toch op de derde dag gegeten wordt, is het onrein vlees. Het zal u niet ten goede komen. 8. Wie het namelijk eet, moet zijn ongerechtigheid dragen, omdat hij het heilige van de HEERE ontheiligd heeft. Daarom moet die persoon van zijn volksgenoten worden afgesneden.

a. Als je een dankoffer (vredeoffer) brengt: Het gaat hier om een offer als dankbaarheid voor het genieten van vrede met God en gemeenschap met Hem. Om blijde dingen die je hebt meegemaakt. Zo’n offer moest altijd uit eigen vrije wil worden gebracht . God wilde geen gedwongen gemeenschap van Zijn volk. Het dankoffer, zoals dat werd gebracht in de tabernakel was onder meer bedoeld om andere Israëlieten te bemoedigen om op God te blijven vertrouwen. Er werd dan ook feestelijk met meerdere personen van gegeten. Het mag dan ook een feest van ontmoeting en blijdschap zijn, met geheiligde gaven.

Toen het volk Israël door de Jordaan was getrokken, brachten ze daarna dankoffers. En wat zegt de HEERE dan?

˜En gij zult aldaar eten, en u verblijden voor het aangezicht van YHWH, uw God. (Deut. 27:7).

Het zal worden gegeten op dezelfde dag dat u het aanbiedt. De dag erna was het ook nog toegestaan dit geheiligde, reine voedsel te eten, maar de derde dag moest het met vuur verbrand worden. Dan was het onrein. En dan niet in de "kliko" zoals wij doen met voedsel dat "over de datum" is, nee, het was geheiligd en is nu onrein, het moet verbrand worden.

Hij heeft het heilige offer van de HEER ontheiligd. Als God dit voedsel heilig heeft verklaard, nadat het in Zijn Koninkrijk (de tabernakel) is geheiligd, dan gelden ook de regels die Hij daaraan verbonden heeft. Wie daarvan na de tweede dag nog eet, negeert deze regels heeft deel aan de ongerechtigheid en moet worden uitgesloten uit de geloofsgemeenschap.

 

SOCIALE WETTEN

Leviticus 19:9-10 Wanneer u nu de oogst van uw land binnenhaalt, mag u de rand van uw akker niet helemaal afmaaien, en wat van uw oogst is blijven liggen, mag u niet oprapen. 10. U mag ook uw wijngaard niet nalopen en de afgevallen druiven van uw wijngaard niet oprapen. U moet ze voor de arme en voor de vreemdeling achterlaten. Ik ben de HEERE, uw God.

U mag de rand van uw akker niet helemaal afmaaien: De boeren in Israël mochten hun velden niet volledig oogsten, zodat er wat overbleef voor de armen, doortrekkende reizigers  en zwervers.  Aan de randen (of hoeken)  van het veld bleef er koren staan en er bleven druiven aan de wijnstok hangen.  Dit laat zien dat God’s hart barmhartigheid kent om de armen tegemoet te komen.

Van dit recht maakte Ruth gebruikt toen Boaz haar opmerkte (Ruth 2:2-3)

Dit was niet de enige zorg voor de armen in Israël. In Deut. 14:28-29 en  en Deut. 26:12-15 lezen we dat er om de drie jaar een speciale tiende werd ingezameld voor de hulp aan de armen.

Je zult ze achterlaten voor de armen en de vreemdeling: Dit was een geweldige manier om de armen en de vreemdeling te helpen. Het gebood de boeren om vrijgevig te zijn en niet alleen aan eigen winst te denken, en de armen moesten  actief bezig zijn en werken voor hun voedsel. Zo konden de armen in hun eigen behoeften voorzien wat hen waardigheid gaf.

 

EERLIJK HANDELEN

Leviticus 19:11 U mag niet stelen, u mag niet liegen en iemand mag zijn naaste niet bedriegen. 12. U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam, en zo de Naam van uw God ontheiligen. Ik ben de HEERE. 13. U mag uw naaste niet afpersen en niet beroven. Het arbeidsloon van de dagloner mag niet de nacht bij u overblijven tot de volgende morgen. 14. U mag een dove niet vervloeken en vóór een blinde mag u geen struikelblok neerleggen, maar u moet uw God vrezen. Ik ben de HEERE.

a. U mag niet stelen: Deze tekst herhaalt het achtste gebod (Exodus 20:15). Dit gebod is een ander belangrijk fundament voor de menselijke samenleving, het vestigen van het recht op persoonlijk eigendom, mits rechtmatig verkregen. Het is andere mensen of regeringen niet toegestaan om die eigendommen te nemen zonder de juiste juridische procedure. De slogan van het “Nieuwe Normaal” of “The Great Reset”: “Je zult niets bezitten maar gelukkig zijn” klopt dus niet. Dat komt uit de antichristelijke hoek. Hierbij komen de bezittingen in de handen van hen die de dienst uitmaken. We hebben een “gevende” God, die niet neemt, maar geeft.

Efeze 4:28 Wie gestolen heeft, moet niet meer stelen, maar zich liever inspannen om met de handen goed werk te doen, om iets te kunnen delen met wie gebrek heeft.

bu mag niet liegen en iemand mag zijn naaste niet bedriegen: in de context van u zult niet stelen, verwijst dit waarschijnlijk naar vals handelen om van iemand te stelen of bedrieglijk geld van hen te nemen. Maar liegen en bedriegen kan ook andere redenen hebben, die eveneens verwerpelijk zijn.

c. U mag geen valse eed afleggen in Mijn Naam: Dit is een aspect van wat verboden is onder het derde gebod (Exodus 20:7), tegen het ijdel gebruiken van Gods naam. Nogmaals, in context, de onderliggende reden is waarschijnlijk de praktijk om door het zweren van een eed, anderen te misleiden, voor eigen voordeel.

d. U mag uw naaste niet afpersen en niet beroven: Bedriegen - geld van anderen aannemen met één of andere vorm van bedrog - is hetzelfde als hem beroven .

e.Het arbeidsloon van de dagloner mag niet de nacht bij u overblijven: God gebiedt de prompte betaling van degenen die worden gehuurd. Wanneer mensen worden aangenomen en niet betaald, is dat niet alleen een zonde tegen degenen die zijn ingehuurd – het is ook een zonde tegen God.

f. U mag een dove niet vervloeken: God gebood Israël om  mensen met een lichamelijke handicap niet te vervloeken. Het is een vorm van kwaadspreken achter iemands rug om. Een dove kun je ook belachelijk maken zonder dat hij het hoort. Hij kan die negatieve sfeer echter wel opmerken, maar zich er niet tegen verdedigen. Zijn eenzaamheid en verdriet zal alleen maar groter worden. Het Hebreeuwse woord קָלַל qalal heeft ook de betekenis van "minachten".

g. vóór een blinde mag u geen struikelblok neerleggen. Een struikelblok voor de blinden plaatsen is gewoon gemeen.

Deuteronomium 27:18 Vervloekt is wie een blinde laat verdwalen op de weg! En heel het volk moet zeggen: Amen.

Er komt een straf op:

Deuteronomium 28:29. U zult op de middag rondtasten, zoals een blinde rondtast in het donker. U zult uw wegen niet voorspoedig maken. U zult alle dagen alleen maar onderdrukt en beroofd worden, en er zal geen verlosser zijn.

Het maakt God boos als “sterke mensen” de “zwakke mensen” niet te hulp komen. Zij die zien, kunnen in hun praktisch handelen geestelijk blind zijn en zij die horen kunnen geestelijk doof zijn. Maar de dag komt dat doven zullen kunnen horen en blinden met eigen ogen zullen zien, bevrijd van duisternis en donkerheid. (Jesaja 29:18; Jesaja 35:5-6).

WETTEN MET BETREKKING TOT GERECHTIGHEID EN WAARHEIDSGETROUWHEID.

Leviticus 19:15-16 U mag geen onrecht doen in de rechtspraak, u mag geen partij trekken voor de arme en de aanzienlijke niet voortrekken. Op rechtvaardige wijze moet u uw naaste oordelen. 16. U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan, u mag uw naaste niet naar het leven staan. Ik ben de HEERE.

a. U mag geen onrecht doen in de rechtspraak: dit is niet alleen een bevel aan rechters, ook in de gemeente van Christus worden wijze broeders geacht recht te kunnen spreken. 1 Korinthe 6:1-5.   Exodus 21-23 geeft veel principes aan de rechters van Israël voor het nemen van hun wettelijke beslissingen. Toch was alles gebaseerd op de fundamentele verantwoordelijkheid om geen onrecht te doen in het oordeel .

Yeshua herhaalde dit fundamentele principe: oordeel niet naar het uiterlijk, maar oordeel met een rechtvaardig oordeel . (Johannes 7:24)

b. U mag geen partij trekken voor de arme en de aanzienlijke niet voortrekken: De voorkeur geven aan een persoon alleen omdat ze armzijn , of gewoon omdat ze machtig     zijn , is onrecht doen in het oordeel.  Die neiging is er vaak wel, maar daar moeten we ons tegen verzetten,.

Een populaire filosofie in de moderne westerse wereld verdeelt iedereen in een van de twee categorieën: de onderdrukkers en hun slachtoffers . Hun idee is dat alle machtigen onderdrukkers zijn en dat alle armen slachtoffers zijn - en dat de voorkeur altijd moet worden gegeven aan de armen van wie zij begrijpen dat ze het slachtoffer zijn. Dit druist in tegen wat God gebiedt; dit is onrecht doen in het oordeel.

Het is beslist gebruikelijk en herkenbaar om de machtige  persoon te eren dan partijdig te zijn voor de armen. Maar het zijn beide zonden; het is allebei onrecht . Dingen moeten worden beoordeeld volgens de waarheid, niet volgens klassentheorieën. Zoals God zegt: Op rechtvaardige wijze moet u uw naaste oordelen (vers 15)

c. U mag onder uw volksgenoten niet met lasterpraat rondgaan: Een lasteraar is in wezen een roddelaar, iemand die zich niet met zijn eigen zaken kan bemoeien (1 Thessalonicenzen 4:11). Ze vertellen met veel plezier hun weetjes over het privéleven van andere mensen en verspreiden negatieve verhalen.

d. u mag uw naaste niet naar het leven staan: God gebiedt ons om het leven van de mensen met wie we te maken hebben, te bevorderen en te beschermen. We hebben geen excuus om onverschillig te staan tegenover het verlies van mensenlevens.

HET GEBOD OM DE NAASTE LIEF TE HEBBEN.

Leviticus 19:17-18 U mag in uw hart uw broeder niet haten. U moet uw naaste zeker terechtwijzen, zodat u geen zonde op hem laadt. 18. U mag geen wraak nemen of een wrok koesteren tegen uw volksgenoten, maar u moet uw naaste liefhebben als uzelf. Ik ben de HEERE.

a. U mag in uw hart uw broeder niet haten. Het gebod liefde voor je broeder  bestaat niet alleen uit daden, maar komt  ook uit het hart. Maar als het niet aanwezig is in het hart, dan zou het uit iemands daden moeten blijken  en het hart zal volgen. God wil ons hart veranderen om hen lief te hebben.    

 b. U moet uw naaste zeker terechtwijzen: liefde zal een ander berispen wanneer het nodig is.               

We hebben allemaal blinde vlekken waarvan  we denken dat alles in orde is, maar het kan voor anderen duidelijk zijn dat we gecorrigeerd moeten worden.   

c. U mag geen wraak nemen: God komt de wraak toe (Romeinen 12:19). In zekere zin kunnen we Gods wraak op anderen tegenhouden door het zelf ter hand te nemen.                                                                                                                                               d. Noch wrok koesteren: Dit is voor veel mensen erg moeilijk. Het is gemakkelijk om wrok tegen een ander te koesteren, vooral als het verdiend is, maar degene die de wrok koestert, zal  geestelijk veel schade ondervinden.                                                             e. Je zult je naaste liefhebben als jezelf: sommigen zijn verrast om dit gebod te zien in - wat zij zien als -  het harde Oude Testament, maar het Eerste Testament gebiedt ons duidelijk om anderen lief te hebben. Er wordt wel gepredikt dat we eerst van onszelf moeten houden voordat we van iemand anders kunnen houden; De betekenis is echter dat we op dezelfde manier als we voor onszelf zorgen en bezorgd zijn over onze eigen belangen, we ook moeten zorgen en bezorgd zijn voor de belangen van anderen die op onze weg worden gebracht.

WETTEN VAN REINHEID ALS WAARSCHUWING VOOR VERMENGING MET  HEIDENSE PRAKTIJKEN.


Leviticus 19:19 U moet Mijn verordeningen in acht nemen. Van uw dieren mag u niet twee verschillende soorten laten paren, uw akker mag u niet met twee verschillende soorten zaad inzaaien, en een bovenkleed uit twee verschillende soorten stof vervaardigd, mag u niet dragen.

De eerste zonde was het eten van een vrucht van een "mengboom" door Adam en Eva. De boom van vermenging  van goed en kwaad. Meteen zat hij in de problemen toen zijn ziel in verwarring kwam. Dit was het begin van alle kwaad, van alle nood op aarde.

Dit gebod heeft daarom een geestelijke betekenis. Als we kleren van één soort grondstof dragen, of een akker met één soort zaad beplanten, zijn we in werkelijkheid een prachtig voorbeeld  van de geestelijke werkelijkheid die uitgetekend wordt in dit gebod, om een nieuwe schepping in de Messias te zijn. God wil ons op een stoffelijk niveau een beeld geven van de geestelijke werkelijkheid door het geloof in de Messias Yeshua. Als we niet begrijpen wie de Messias is, dan is Leviticus 19:19 alleen maar een "gebod" zonder uitleg of betekenis.

Door de geschiedenis heen heeft Israël, maar ook de kerk, het geloof in God vermengd met religie die niet van onze Schepper afkomstig is. We zagen dat heel duidelijk in de geschiedenis van het “gouden kalf”, waar men met een heidense afbeelding (afkomstig uit Egypte) God wilde vereren. Wat krenkte dat God. Vaak is men er blind voor. Vermenging komt veel vaker voor dan we denken. Het "kerk-zijn" kan al een vorm van aanbidding zijn, als we Gods waarheid geweld aandoen om de kerk te sparen. Dit onderwerp is uit deze context gelicht en je kunt erover lezen in deze Jaïr studie.

 

DE STRAF VOOR ONWETTIGE OMGANG MET EEN SLAVIN.

Leviticus 19:20-22 En wanneer een man met een vrouw geslapen heeft en gemeenschap met haar gehad heeft, terwijl zij als slavin voor een andere man bestemd is en nog niet daadwerkelijk vrijgekocht of vrijgelaten is, dan moet er straf komen. Zij mogen niet gedood worden, want zij was nog niet in vrijheid gesteld. 21. Hij moet dan zijn schuldoffer voor de HEERE bij de ingang van de tent van ontmoeting brengen, een ram als schuldoffer. 22. Dan zal de priester met de ram van het schuldoffer verzoening voor hem doen voor het aangezicht van de HEERE over zijn zonde, die hij begaan heeft, en hem zal vergeving worden geschonken van zijn zonde, die hij begaan heeft.

a. wanneer een man met een vrouw gemeenschap gehad heeft, Dit gaat over een vrouw die een bijvrouw was in dIe zin, dat ze een slavin was, die in aanmerking kwam om te trouwen met een andere vrije man. Nu  heeft een deze man seks met haar. Normaal geldt daarvoor de doodstraf; maar omdat de vrouw een slavin was,  werd verondersteld dat zij niet vrij was om weerstand te bieden (of bewaakt werd door een vader), en daarom was hier geen sprake van doodstraf. Maar vanwege de verkrachting moet er wel straf komen. Die straf (vers 20) staat m.i. los van het schuldoffer dat moet worden gebracht.

b. En de zonde die hij heeft begaan, zal hem worden vergeven: Met het juiste offer zou de zonde vergeven kunnen worden.

 

DE VRUCHTEN IN HET LAND KANAÄN

 

Leviticus 19:23-25 Wanneer u in het land komt en allerlei vruchtbomen plant, moet u de vruchten ervan als verboden beschouwen. Drie jaar lang zullen ze voor u verboden zijn, er mag niet van gegeten worden. 24. Maar in het vierde jaar zullen alle vruchten ervan heilig zijn, tot lofzegging voor de HEERE. 25. En in het vijfde jaar mag u de vruchten ervan eten om de opbrengst ervan voor u te vermeerderen. Ik ben de HEERE, uw God. 

a. Als u in het land komt : God herinnerde Israël aan hun uiteindelijke doel - het beloofde land, het land Kanaän - en zei dat ze drie jaar lang niet mochten eten van de vrucht van de bomen die ze daar planten. Toen was de vrucht van het vierde jaar voor de HEER, en de vrucht van het vijfde jaar kon gegeten worden.                                                                                                                                                                                       

b. om de opbrengst ervan voor u te vermeerderen: Het houden van Gods wetten heeft ook een grotere opbrengst tot gevolg. Maar er moet gewacht worden met oogsten en eten. Waarom? Omdat het land ‘besneden’ moet worden. De term ‘verboden’ in vers 23-24 betekent letterlijk ‘zijn voorhuid besnijden’, oftewel: onbesneden. Er wordt dus een parallel getrokken tussen de besnijdenis en het land. Zoals de voorhuid niet voor de achtste dag besneden mag worden, zo mag de vruchtopbrengst van het land niet voor het vierde jaar genoten en vermeerderd worden. Pas in het vierde jaar zullen alle vruchten van het land heilig zijn. Zo maakt God aan Zijn volk duidelijk dat zelfs de vijgen, druiven en dadels van het land heilig voor Hem moeten worden. Bij aankomst van Israël in Kanaän moeten de vruchten door een ‘tijd van onbesnedenheid’ heen voordat ze genuttigd mogen worden. 

Dit komt heel duidelijk uit in de Naardense Bijbelvertaling:

Lev. 19:23 En ja, ge komt aan in het land en plant allerlei geboomte om van te eten,-zijn ‘voorhuid’, zijn eerste vrucht, zult ge als voorhuid behandelen: gedurende drie jaren zullen die vruchten voor u  ‘onbesneden’ wezen,- die worden niet gegeten!

 

WETTEN OM VERRE TE BLIJVEN VAN HEIDENSE PRAKTIJKEN 

Leviticus 19:26 U mag niets eten met het bloed er nog in. U mag niet aan wichelarij doen en u mag geen wolken duiden. 27. U mag de zijkanten van uw hoofd niet afscheren en de randen van uw baard mag u niet weghalen. 28. U mag vanwege een dode geen inkerving in uw lichaam maken en geen tatoeages bij uzelf aanbrengen. Ik ben de HEERE. 29. U mag uw dochter niet schenden door haar hoererij te laten bedrijven, zodat het land geen hoererij bedrijft en het land niet met  schandelijk gedrag vervuld wordt. 30. U moet Mijn sabbatten in acht nemen en eerbied hebben voor Mijn heiligdom. Ik ben de HEERE. 31. U mag u niet wenden tot de dodenbezweerders en tot de waarzeggers. U mag hen niet raadplegen, zodat u zich met hen verontreinigt. Ik ben de HEERE, uw God.

a. U mag niets eten met het bloed er nog in: Zoals uit diverse teksten in de Bijbel blijkt is het eten van bloed door God streng verboden. Het bloed is de ziel van mens en dier. Ons bloed is door de zondeval niet meer zuiver. Daarom hebben we het smetteloze bloed van Yeshua nodig voor onze redding. Dat heeft Hij voor ons geofferd aan het kruis en gebracht in het hemels heiligdom. Dat zuivere bloed is onze redding!

(Genesis 9:4) Doch het vlees met zijn ziel, dat is zijn bloed, zult gij niet eten.

(Leviticus 3:17) Dit zij een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen: geen vet noch bloed zult gij eten.

(Leviticus 7:26) Ook zult gij in al uw woningen geen bloed eten, hetzij van het gevogelte, of van het vee.

(Leviticus 7:27) Alle ziel, die enig bloed eten zal, die ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden.

(Leviticus 17:12) Daarom heb Ik tot de kinderen Israels gezegd: Geen ziel van u zal bloed eten; noch de vreemdeling, die als vreemdeling in het midden van u verkeert, zal bloed eten.

(Leviticus 19:26) Gij zult niets met het bloed eten.

(Deuteronomium 12:16) Alleenlijk het bloed zult gijlieden niet eten; gij zult het op de aarde uitgieten als water.

(1 Samuel 14:34) ............. Brengt tot mij een iegelijk zijn os, en een iegelijk zijn schaap, en slacht het hier, en eet, en bezondigt u niet aan den HEERE, die etende met het bloed.

Het eten van bloed is zelfs een overtreding die met de dood bestraft dient te worden.

(Leviticus 7:27) Alle ziel, die enig bloed eten zal, die ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden.

(Leviticus 17:14) Want het is de ziel van alle vlees; zijn bloed is voor zijn ziel; daarom heb Ik tot de kinderen Israels gezegd: Gij zult geens vleses bloed eten; want de ziel van alle vlees, dat is zijn bloed; zo wie dat eet, zal uitgeroeid worden.

b. U mag niet aan wichelarij doen en u mag geen wolken duiden. Dit behoort allemaal tot het terrein van satan en is waarzeggerij. Zie Deuteronomium 18:9-14.

c. U mag de zijkanten van uw hoofd niet scheren, noch de randen van uw baard misvormen: dit te doen was een imitatie van de heidense gebruiken uit die tijd. Tegenwoordig vallen joodse orthodoxe mannen op door hun ongeschoren baarden en de lange, gekrulde lokken aan de zijkanten van hun hoofd.

d. U mag vanwege een dode geen inkerving in uw lichaam maken en geen tatoeages bij uzelf aanbrengen: dit zijn heidense praktijken waarvan God wilde dat Israël ervan afgescheiden zou worden. Het knippen van het haar, de baard, het knippen en tatoeages zijn meestal gewoontes verbonden met heidense rouwrituelen. Het lichaam van de gelovige is een tempel van de Heilige Geest. Daarom moeten we verre blijven van al die lichamelijke toetakelingen afkomstig uit de duisternis.

e. 29. U mag uw dochter niet schenden door haar hoererij te laten bedrijven. in deze context betekent het waarschijnlijk dat die dochter als tempelprostituee dienst zou doen. Dat is natuurlijk heidens, afgodisch. Maar ook in andere situaties is het duidelijk dat geslachtsgemeenschap uitsluitend plaats mag vinden binnen het verbond van het huwelijk. Omdat satan er een religieus labeltje aan hangt denken mensen dat ze er een god mee dienen. Maar dat is dan wel een “god” die hun ondergang op het oog heeft.  

f. U moet Mijn sabbatten in acht nemen en eerbied hebben voor Mijn heiligdom. Opnieuw wordt in dit hoofdstuk de nadruk gelegd op de sabbat. Maar nu is ook het heiligdom eraan toegevoegd. Het heiligdom was in de tijd van Mozes: de Tabernakel, waar God bij de mensen wilde wonen. De Tabernakel was in feite een stukje geheiligd Koninkrijk van God in een zondige wereld. Afgescheiden door een omheining van wit linnen. Een uitbeelding van de heiligheid en reinheid van God die eerbied afdwingt. Dan was er de poort waardoor je naar binnen kon gaan. Die poort (de deur) was het beeld van Yeshua, door Wie wij  geestelijk het Koninkrijk van God kunnen binnengaan.                                             

g. U mag u niet wenden tot de dodenbezweerders en tot de waarzeggers. Op deze manier zochten heidenen contact met de doden of andere geesten; dit was een doorgang naar het occulte rijk van satan, het rijk van de dood, en daarom streng  verboden - degenen die naar deze dingen zoeken worden onrein en moeten worden uitgeroeid.

WETTEN VAN LIEFDE EN RECHTVAARDIGHEID

Leviticus 19:32 U moet opstaan voor iemand met grijze haren en eer bewijzen aan een oudere. Uw God moet u vrezen. Ik ben de HEERE. 33. Wanneer een vreemdeling bij u in uw land verblijft, mag u hem niet uitbuiten. 34. De vreemdeling die bij u verblijft, moet voor u zijn als een ingezetene onder u. U moet hem liefhebben als uzelf, want u bent zelf vreemdelingen geweest in het land Egypte. Ik ben de HEERE, uw God. 35. U mag geen onrecht doen in de rechtspraak, met de lengtemaat, met het gewicht en met de inhoudsmaat. 36. U moet een zuivere weegschaal hebben, zuivere gewichten, een zuivere efa en een zuivere hin. Ik ben de HEERE, uw God, Die u uit het land Egypte geleid heeft. 37. U moet al Mijn verordeningen en al Mijn bepalingen in acht nemen en ze houden. Ik ben de HEERE.

a. moet opstaan voor iemand met grijze haren en eer bewijzen aan een oudere.... Wanneer een vreemdeling bij u in uw land verblijft, mag u hem niet uitbuiten.  In Leviticus 19:18 lazen we “dat je je naaste moet liefhebben als jezelf.”  Dat principe wordt hier verder uitgewerkt.  Het zijn principes die we ook in onze tijd en leefwereld kunnen toepassen. Vooral als de tijden moeilijk worden is het niet zo vanzelfsprekend meer. Dan is het vaak “ieder voor zichzelf”. De ouderen, de gehandicapten, de werklozen worden in de wereldvisie die zich aan het ontwikkelen is “de nutteloze klasse” genoemd. Dat is tegengesteld aan wat God ons hier leert en dan begrijpen we uit welke duivelse hoek dat komt.

bU mag geen onrecht doen in de rechtspraak, met de lengtemaat, met het gewicht en met de inhoudsmaat: Gods verlangen is dat we eerlijk zaken doen. De omringende cultuur kan ons vertellen dat het niet uitmaakt hoe we ons geld verdienen, maar God zegt ons dat we eerlijk moeten zijn in al onze zaken. We vinden deze regels ook in Spreuken 11:1 , Spreuken 16:11 en Spreuken 20:23 .

c. Ik ben de HEERE: In dit hoofdstuk heeft YAHWEH  15 keer verklaard dat Hij de HEER is, en 15 keer met Zijn erenaam YAHWEH  - Hij is Degene die het recht heeft om ons te vertellen wat we moeten doen en hoe we moeten leven. Dit is iets waarvan God verwachtte dat het Israël van die tijd dit zou respecteren en toepassen en dat degenen die in deze tijd zijn geënt op de beloften aan Israël gedaan dit eveneens in liefde en waarheid zouden respecteren en toepassen.

Ida