Ga naar hoofdstuk: inleiding/index - 1/2  -3/4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9/10 - 11/12 - 13 -13/14 - 14/15 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19  - 20a - 20/22

22-25 - 23/24 - 25 - 25-30 - 26 -  27 - 28/29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35/36  

English: click here!

Numeri 9 & 10 Pesach, wolkkolom, trompetten, op reis

Numeri 9 begint met instructies over het tweede Pesach in de woestijn. Deze instructies zijn niet alleen van kracht tijdens het verblijf in de woestijn, maar hebben ook betrekking op de toekomst, voor de komende generaties (Numeri 9:10) en als men woont in het Beloofde Land (Numeri 9:14). De eerste keer vierde men Pesach tijdens het vertrek uit Egypte dat in diepe rouw was vanwege de gedode eerstgeborenen.  Maar nu kon het volk zich in betrekkelijke rust op het feest voorbereiden. Pesach is de eerste van de Bijbelse feesten, dat, zoals hier ook weer uitdrukkelijk wordt vermeld, gevierd moet worden zowel door de vreemdeling als de Israëliet. (Numeri 9:14)

Een voorwaarde voor het vieren van dit feest is dat men zich niet verontreinigd mag hebben. Er kunnen meerdere redenen zijn waardoor men niet rein is. 

Hier wordt de reden aangevoerd dat men een dode heeft moeten aanraken. Dat kan onvermijdelijk zijn. Maar de dood past niet bij Gods heiligheid. De offers moesten in de tabernakel gebracht worden en deze reinheidswetten hebben uitsluitend te maken met de woonplaats van God onder de mensen. 

Degenen die door omstandigheden onrein waren, of op reis ver van huis waren, op de door God vastgestelde tijd van Pesach, werden door God in de gelegenheid gesteld dit feest alsnog een maand later te vieren. Maar ze mochten niet afwijken van deze inzetting, dat zou tot gevolg hebben dat zij afgesneden zouden worden van het volk.

De wolkkolom

Het vervolg van Numeri 9 gaat over de wolk die boven de tabernakel kwam toen deze in gereedheid werd gebracht. Deze wolk is het zichtbare teken van de aanwezigheid van Jahweh. We plegen deze wolk de “Shechina” שְׁכִינָה te noemen, maar die term komt niet in de Bijbel voor. Dit woord komt uit de Rabbijnse literatuur. De Hebreeuwse grondtaal gebruikt het gewone woord voor wolk: עָנָן  anan Strong H6051.

Deze wolk was behalve Gods tegenwoordigheid ook een bescherming, waarin Zijn heerlijkheid tot uitdrukking kwam, die ervaren werd in de tabernakel. In de nacht was de wolk een “vuurkolom”, zodat er licht was in de donkere woestijn.  Als de wolk boven de tabernakel bleef hangen, dan was het tijd voor rust. Maar als de wolk in beweging kwam was dat het teken dat ze moesten opbreken en op reis gaan.  Zo gebeurde alles op aanwijzingen van Jahweh.

Hoofdstuk 9 eindigt met:

“Zij namen de voorschriften van de HEERE in acht, op het bevel van de HEERE, door de dienst van Mozes.”

De zilveren trompetten

Hoofdstuk 10 informeert ons over de twee zilveren trompetten die ze moesten maken uit één stuk gedreven zilver. Aäron en zijn zonen moesten op deze trompetten blazen om allerlei signalen door te geven aan het volk. Dat was te herkennen aan het aantal stoten, of het onderbroken klanken waren en of er één of twee trompetten te horen waren. De trompetten hadden ook een functie als er strijd geleverd moest worden. En bij de blijde feesten moest erop geblazen worden om het volk in herinnering te brengen bij Jahweh, die zegt: "Ik ben Jahweh, uw God".

De opstelling van de stammen die optrekken in de woestijn.

Juda voorop. Achter het vaandel werden drie stammen ingedeeld. Er waren 4 vaandels bij het volk Israël, en deze behoorden toe aan de stammen Juda, Ruben, Efraïm en Dan. Volgens de Joodse traditie zijn dit de vaandeltekens van deze vier stammen: het vaandelteken van een leeuw was voor de stam Juda, het vaandelteken van een mens was voor de stam Ruben, het vaandelteken van een rund was voor de stam Efraïm en het vaandelteken van een arend was voor de stam Dan. Deze vier vaandeltekens komen we ook tegen bij de troon van God.

Het derde vaandel (Efraïm, Manasse en Benjamin) volgt onmiddellijk op de ark, waardoor deze stammen daar het directe zicht op hadden.

In de betekenissen van de namen van de stamhoofden zijn duidelijk verwijzingen naar de Messias te zien. Dit laat zien dat God met het gezin van Jacob/Israël het plan van verlossing introduceerde.

Dat de vaandels ook betrekking hebben op de troon van God vindt men in Ezechiël 1:10 en in Openbaring 4:6-7.

Numeri 10:35,36

35 En het was bij het opbreken van de ark dat Mozes zei: Sta op, HEERE, laat Uw vijanden overal verspreid worden en hen die U haten, van Uw aangezicht vluchten!

36 En als hij rustte, zei hij: Keer terug, HEERE, tot de tienduizenden van de duizenden van Israël!

 

In de brontekst van Numeri 10:35 en 36 is iets merkwaardigs aan de hand. Aan het begin en het eind van deze tekst staan twee omgekeerde Hebreeuwse letters noen (onze letter n) Zie onderstaand voorbeeld:

In het Jodendom bestaat de opvatting dat dit gedeelte eigenlijk een apart boek is, gescheiden van de andere teksten. Hierdoor valt het boek Numeri in drie delen uitéén, en komt het totaal aantal boeken in de Tora op 7. Dit wordt dan in verband gebracht met Spreuken 9:1 De hoogste Wijsheid heeft Haar huis gebouwd, Haar zeven pilaren uitgehakt.

We zien hier echter een dieper niveau: een profetie naar de Messias. De Joodse “wijzen” zagen in deze verzen een krachtige boodschap, zodat ze het tot een apart boek verklaarden. Maar de reden waarom deze boodschap zo krachtig is, konden ze (nog) niet zien. En helaas zien we ook, dat men weigert om dat te zien. Als wij die boodschap willen zien, denk dan eens na over de woorden “Sta op, HEERE!”. Dit vers vraagt Adonai om op te staan, wat exact is wat Yeshua deed! Hij stond op uit de dood! Maar Hij zal ook opstaan tot de strijd en dit gebed zou ook heel goed dienst kunnen doen in de eindstrijd die binnenkort losbreekt als Yeshua komt:

 

Psalm 68:2 God staat op, Zijn vijanden worden overal verspreid;
wie Hem haten, vluchten voor Zijn aangezicht.
3. U verdrijft hen, zoals rook verdreven wordt;
zoals was smelt voor vuur
komen de goddelozen om voor Gods aangezicht.

 

Zo zong koning David dat, als het beeld van de komende Koning die op Davids troon zal plaatsnemen.

In Handelingen 2:24 zegt Petrus:  “God heeft Hem echter doen opstaan door de weeën van de dood te ontbinden” en citeert vervolgens David vanuit Psalm 110:1 “De Heere heeft gesproken tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechterhand, totdat Ik Uw vijanden neergelegd zal hebben als een voetbank voor Uw voeten.” Zie je het verband met de beide verzen uit Numeri ? Dit is een profetie die betrekking heeft op de eerste komst van de Messias.

Numeri 10:36 is een gebed om de tweede komst van Yeshua: 
Mattheüs 24: En Hij zal Zijn engelen uitzenden onder luid bazuingeschal, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenbrengen uit de vier windstreken, van het ene uiterste van de hemelen tot het andere uiterste ervan.

Er bestaat tussen de genoemde verzen in Numeri 10 een opvallende overeenkomst met enkele verzen uit Psalm 68 die hun vervulling krijgen na de periode van "de benauwdheid van Jacob".  De strijd die vooraf gaat aan het aanbreken van Gods Koninkrijk op aarde.

Zo zien we in hoofdstuk 10, dat heel veel namen bevat, verborgen waarheden aan het licht komen als de Heilige Geest Zijn licht daarover laat schijnen en zo tot vervulling doet komen wat Yeshua van de Heilige Geest zei:


Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen.  Johannes 16:14

Ida