English & other languages: click here!
Galaten 2 - Redding alleen door geloof

-
Paulus in Jeruzalem: Hij vertelt over zijn bezoek aan Jeruzalem, waar hij zijn boodschap bespreekt met de leidende apostelen (Jakobus, Petrus en Johannes). Ze erkennen zijn roeping en geven hem en Barnabas de rechterhand van gemeenschap.
-
Conflict met Petrus: Paulus beschrijft hoe hij Petrus publiekelijk heeft terechtgewezen in Antiochië. Petrus had eerst vrij met niet-Joden gegeten, maar trok zich terug uit angst voor kritiek van Joodse gelovigen. Paulus noemt dit hypocriet gedrag.
-
Rechtvaardiging door geloof: Paulus benadrukt dat niemand gerechtvaardigd wordt door de werken van de wet, maar alleen door geloof in Jezus Christus. Hij zegt: “Ik ben met Christus gekruisigd, en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij”.
-
De wet versus genade: Hij stelt dat als gerechtigheid door de wet zou komen, Christus dan tevergeefs gestorven zou zijn.
Kernboodschap: Paulus maakt duidelijk dat het leven van een gelovige draait om geloof in Christus en niet om het naleven van religieuze regels. In de latere contacten met de apostelen is er niets toegevoegd aan de goddelijke openbaring.
Galaten 2:1 -2
1. Daarna ging ik, na verloop van veertien jaar, weer naar Jeruzalem, samen met Barnabas, en ik nam ook Titus mee.
2. En ik ging op grond van een openbaring, en ik legde hun het Evangelie voor dat ik verkondig onder de heidenen; en afzonderlijk aan hen die in aanzien waren, opdat ik niet misschien tevergeefs zou lopen of gelopen hebben.
Daarna ging ik, na verloop van veertien jaar, weer naar Jeruzalem...... Het woord 'daarna' geeft aan dat dit aansluit op het eind van hoofdstuk 1, waar Paulus vertelt dat hij in de streken van Syrië en Cilicië verbleef en geen contacten had gehad met de gemeenten van Judea die in Christus zijn. Hiermee wil hij opnieuw benadrukken dat hij zich niet had laten bijscholen door aan de voeten van Yeshua's discipelen te zitten om het evangelie te leren. Het was sinds zijn bekering de tweede keer dat hij in Jeruzalem kwam. De eerste keer was 3 jaar na zijn bekering waar hij 15 dagen de gast van Petrus was.
ik ging samen met Barnabas, en ik nam ook Titus mee...... Barnabas was een man met hoog aanzien in de gemeente van Jeruzalem en Titus was een bekeerde Griek, die Paulus na aan het hart lag.
ik ging op grond van een openbaring, en ik legde hun het Evangelie voor dat ik verkondig onder de heidenen........ dus Paulus predikte het Woord van God aan de Judeeërs in Jeruzalem op dezelfde manier zoals hij dat onder de heidenen deed.
en afzonderlijk aan hen die in aanzien waren, opdat ik niet misschien tevergeefs zou lopen of gelopen hebben........... Paulus ontvouwde het evangelie eveneens, maar privé, aan de erkende leiders. Ik deed dit uit bezorgdheid dat mijn huidige of eerdere werk tevergeefs zou zijn geweest. Paulus had gehoord dat er 'valse broeders' in de gemeente waren en tot zijn vreugde ontdekte hij dat de leiders net zo als hij in het geloof stonden en hoefde hij ze niet publiekelijk in het ongelijk te stellen.
Galaten 2:3-5
3. Maar zelfs Titus, die bij mij was, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij een Griek was.
4. En dat ter wille van de binnengedrongen valse broeders, die waren binnengeslopen om onze vrijheid, die wij in Christus Jezus hebben, te bespioneren, om ons tot slaven te maken.
5. Voor hen zijn wij ook geen moment in onderdanigheid opzijgegaan, opdat de waarheid van het Evangelie bij u zou blijven.
Zelfs Titus, die bij mij was, werd niet gedwongen zich te laten besnijden, hoewel hij een Griek was....... Paulus veroordeelde de besnijdenis niet alsof het een zonde was om die te ondergaan. Maar hij hield vol, en de geloofsgemeenschap steunde hem, dat de besnijdenis geen invloed heeft op de redding en daarom niet aan de heidenen opgelegd mocht worden.
En dat ter wille van de binnengedrongen 'valse broeders', die waren binnengeslopen om onze vrijheid te bespioneren...... met broeders bedoelt men Joden. In de eerste eeuw van onze jaartelling sloeg het woord "Jood" niet specifiek op iemand van de stam Juda. Het gaat hier om afstammelingen van Abraham in de lijn van Izaak en Jakob. Paulus rekende zichzelf als Joods, terwijl hij uit de stam van Benjamin was. De Joden, Paulus broeders, waren Israëlieten. Het is veelzeggend dat Paulus deze mannen valse broeders noemt – een strenge benaming. Natuurlijk beschouwden ze zichzelf niet als valse broeders. Ze beschouwden zichzelf als ware broeders . Maar omdat ze het evangelie dat door Yeshua aan Paulus was geopenbaard, tegenwerkten door te zeggen dat de heidenen zich moesten laten besnijden om gered te worden, waren ze in werkelijkheid valse broeders.
om ons tot slaven te maken..... met die dwang om heidenen te besnijden werden de nieuw tot geloof gekomen heidenen tot slaven gemaakt. Als gevolg daarvan concluderen veel christenen dat het houden van de Wet van God slavernij is en tegen het Evangelie ingaat. In dit deel van het hoofdstuk gaat het niet zozeer om het houden van Gods Wet, maar om het afdwingen van de besnijdenis.
In tegenspraak met dat wat in de kerken vaak geleerd wordt, wezen deze mannen de verlossing door Yeshua's offer niet af. De boodschap van het sterven van de Messias, Zijn begrafenis en Zijn opstanding en de rechtvaardiging en de verlossing die door Yeshua tot hen komen, hadden ze in die tijd met blijdschap aanvaard. Het was meer hun weerzin tegen het feit dat heidenen deel zouden uitmaken van het uitverkoren volk. Dan zou het karakter daarvan verwateren.
Als er dan heidenen kwamen dan moesten ze ook helemaal Joods worden en alle geboden houden, anders konden ze er niet bij horen. Traditionele Joden hebben geen belang bij volle kerken/synagoges, en zijn wars van zendingsdrang. Een heidense meerderheid in de synagoge vormde voor hen een bedreiging.
Voor hen zijn wij ook geen moment in onderdanigheid opzijgegaan...... Paulus en de zijnen bleven vasthouden aan het principe dat behoud (redding) niet iets is wat we kunnen verdienen met besnijdenis. Geloof is het middel waardoor we genade ontvangen. Geloof is vertrouwen op Yeshua HaMashiach als Redder. Vertrouwen is een vorm van liefde, van erkenning van een Autoriteit waarvan je opaan kunt. Hij spreekt de waarheid door Woord en Geest. Daarom volgen we Hem omdat Hij ons tot Zijn doel leidt en Hij ons vormt naar Zijn evenbeeld. En niemand kan ons afhouden van de weg die we met Hem zijn ingeslagen en niemand rukt ons uit Zijn hand.

Galaten 2:6-10
6. Maar wat betreft hen die geacht werden iets te zijn – wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil; God ziet de persoon van de mens niet aan – zij dus die in aanzien waren, hebben mij verder niets opgelegd.
7. Maar integendeel, zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was, zoals aan Petrus dat onder de besnedenen.
8. (Want Hij Die door Petrus werkte met het oog op het apostelschap onder de besnedenen, werkte ook door mij met het oog op de heidenen.)
9. En toen Jakobus, Kefas en Johannes, die geacht werden steunpilaren te zijn, de mij gegeven genade erkenden, gaven zij mij en Barnabas de rechterhand van gemeenschap, opdat wíj naar de heidenen en zíj naar de besnedenen zouden gaan.
10. Alleen moesten wij wel aan de armen denken; en ik heb mij ook beijverd juist dit te doen.
wat betreft hen die geacht werden iets te zijn – wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil.......

wat betreft hen die geacht werden iets te zijn – wat zij voorheen waren, maakt voor mij geen verschil....... ook in die tijd waren er geestelijke leiders waartegen hoog op werd gekeken. Maar door zulke gevoelens liet Paulus zich niet leiden. Voorheen was hij ook zo'n man waartegen men opkeek. Maar het genoegen dat dit met zich mee bracht heeft hij in de vuilnisbak moeten gooien. Ze imponeren hem niet. Net zo als God dat al helemaal niet doet. De belangrijke mannen in Jeruzalem hebben Paulus dan ook met rust gelaten. Want ze zagen iets anders, iets beters, wat niet de verering van mensen oproept.
zij zagen dat aan mij het Evangelie onder de onbesnedenen toevertrouwd was........ ze zagen dat God in Paulus aan het werk was, want de prediking van het Evangelie aan onbesneden heidenen nam ontzag wekkende vormen aan. Hetzelfde werk van God werd in Petrus zichtbaar, die door de Heilige Geest was toegerust om het evangelie aan de besneden Joden te brengen.
toen Jakobus, Kefas en Johannes, de mij gegeven genade erkenden, gaven zij mij en Barnabas de rechterhand van gemeenschap...... Er zullen vast wel spanningen geweest zijn over de afloop van deze bijeenkomst, dat kun je ook wel opmaken uit vers 2. Paulus had er heel wijs aan gedaan om de gemeente en de leiders apart te nemen voor zijn prediking. Wat er voordien ook aan spanningen zijn geweest, na deze bespreking hebbenzij aanvaard dat er geen druk gelegd mocht worden op de besnijdenis. Eén weg via Petrus naar de besnedenen en via Paulus de weg naar de onbesnedenen. Zo wordt het inzicht van Paulus erkend en geven de broeders elkaar de rechterhand van gemeenschap. Een eerste poging om de weer opgebouwde scheidsmuur ongedaan te maken, die in feite door Christus was weggenomen.
De besnijdenis heeft ook niets te maken met de wet van Mozes. Het is het teken van het verbond dat God met Abraham heeft gesloten (Genesis 17:9-14).
Alleen moesten wij wel aan de armen denken; en ik heb mij ook beijverd juist dit te doen....... In deze bijeenkomst werd ook afgesproken om in de heidense zustergemeenten geld in te zamelen voor de armen in Jeruzalem. Paulus dacht altijd aan de armen in Jeruzalem. We lezen dat bijvoorbeeld in Hand. 24:17; 1 Kor. 16:1-3; 2 Kor. 9,. In de heidense gemeenten werd gecollecteerd voor de armen in Jeruzalem, zodat zij bijvoorbeeld deel konden nemen aan de Bijbelse feesten.
Galaten 2:11-13
11. Maar toen Petrus naar Antiochië gekomen was, ging ik openlijk tegen hem in, omdat hij te veroordelen was.
12. Want voordat er enkelen uit de kring van Jakobus gekomen waren, at hij samen met de heidenen; maar toen zij kwamen, trok hij zich terug en zonderde zich af uit vrees voor hen die van de besnijdenis waren.
13. En ook de andere Joden huichelden met hem mee, zodat zelfs Barnabas zich door hun huichelarij liet meeslepen.

Na de vergadering in Jeruzalem wordt de geschiedenis vervolgd in Antiochië. Zoals Jeruzalem de uitvalbasis was van de Joodse gemeente, was Antiochië dat voor de heidense gemeenten. Hier vindt een verdrietig voorval plaats. Paulus, Petrus en Barnabas zaten blijkbaar in een of andere eetgelegenheid. Petrus was bij enkele heidense personen aangeschoven voor de maaltijd. Totdat er een aantal Joodse mannen binnenkwamen uit de kring van Jakobus uit Jeruzalem. Mogelijk waren dit van die zogenaamde ‘valse broeders’ en voelde Petrus zich geïntimideerd door deze mannen. Petrus liep weg van die tafel, uit vrees voor hen die van de besnijdenis waren en Barnabas ging met hem mee, om aan een andere tafel te eten. "Want Joden eten niet met heidenen aan één tafel." Dat is een Joodse wet die niet op Gods Woord is gebaseerd. Het gaat hier om, wat de Bijbel noemt: een δόγμα = dogma – decreet. Yeshua noemde dat ‘overleveringen van mensen’ (Markus 7:8-9).
Was dit nu de Petrus die ook al eens door God naar de heidense Cornelius was gestuurd en daar gegeten had? In Handelingen 11:3 lezen we dat zo’n verontruste broeder hem daarover berispte: “je bent binnengegaan bij mannen die onbesneden zijn, en je hebt met hen gegeten”. .Toen Petrus dat hele visioen met dat laken vertelde begrepen ze het en verheerlijkten ze God. Maar nu werd Petrus bestraft door Paulus. Ook andere Joden lieten zich door deze huichelarij meeslepen. Paulus schrijft dat hij Petrus confronteert met zijn hypocrisie.
Petrus wordt terecht berispt als een huichelaar omdat hij mensen meer vreest dan God. De handelwijze van Petrus was niet alleen in direct conflict met de Evangelieboodschap, maar ook met de Torah (bijv. Leviticus 19:34). Als God bereid is om heidenen aan te nemen op basis van hun geloof, dan zou Petrus dat ook moeten doen.
Gelovigen hier en nu, die zo graag varkensvlees blijven eten, leggen dit voorval uit alsof het om het eten van onrein voedsel ging, wat Petrus volgens hen, nu gewoon had mogen eten. Er is niets in de tekst die deze redenering ondersteunt. In het hele hoofdstuk tot hiertoe gaat het om het omgaan met heidense gelovigen. Net zo als bij het visioen in Handelingen 10, van het laken met de dieren. Zie het artikel "Het laken van Petrus"
Terwijl we Galaten 2 doornemen, wordt het steeds duidelijker dat Paulus niet tegen de Wet van God onderwees, maar tegen de valse leer van een verplichte besnijdenis. Dat betekent een op werken gebaseerde theorie voor je redding. Paulus verduidelijkte dit toen hij zei:
Galaten 2:14 Maar toen ik zag dat zij niet juist wandelden, overeenkomstig de waarheid van het Evangelie, zei ik tegen Petrus in het bijzijn van allen: Als u die een Jood bent, naar heidens gebruik leeft en niet naar Joods gebruik, waarom dwingt u dan de heidenen op de Joodse manier te leven?
Toen Paulus zijn medestrijder Petrus ervan beschuldigde dat hij de heidenen dwong om als Joden te leven, beschuldigde hij Petrus er niet van dat hij hen onderwees om de Wet van God te houden; hij berispte Petrus omdat hij het eens leek te zijn met de broeders die de menselijke geboden verplicht stellen en die weigeren om aan tafel te gaan met de heidenen. De handelwijze van Petrus wekte de indruk dat hij die groep gelijk gaf, vanwege hun standpunt dat de heidenen niet tot het volk van God konden worden gerekend, tenzij zij zich ritueel zouden bekeren. Dit betrof de valse broeders waartegen Paulus in de brief aan de Galaten ernstig waarschuwde. Gods reddingsplan is voor Jood en heiden hetzelfde! Omdat Petrus' publieke gedrag andere gelovigen, zelfs de leiders, op een dwaalspoor bracht, was het noodzakelijk dat Paulus hem publiekelijk corrigeerde; zie 1 Timoteüs 5:20.

Galaten 2:15-16
15. Wij, die van nature Joden zijn, en geen zondaars uit de heidenen,
16. weten dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus. En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet. Immers, uit werken van de wet wordt geen vlees gerechtvaardigd.
Wij, die van nature Joden zijn........ Paulus is een echte Jood en hij weet heel goed dat mensen, maar ook Joden hun behoud niet kunnen bewerken door werken van de wet. Goede daden zijn belangrijk, maar ze zijn niet de basis van onze redding. Het is belangrijk hierbij op te merken dat "werken van de wet" in dit verband niet verwijst naar trouwe gehoorzaamheid aan de geboden van God, maar in plaats daarvan naar de door de
mensen gemaakte formules van bekering, die opgelegd waren door de orhodoxe Joden en de valse broeders. Ook de 'goede daden' (die van alles kunnen inhouden) door de R.K. kerk vallen daaronder. De besnijdenis is wel een goddelijk gebod, maar om het behoud van de ziel daaraan te koppelen is een menselijke aanvulling daarop en daarom misbruik van Gods geboden.
dat een mens niet gerechtvaardigd wordt uit werken van de wet, maar door het geloof in Jezus Christus........ Paulus en hen die met hem zijn, weten heel goed dat alleen het geloof in Yeshua de basis is voor hun rechtvaardiging. Als Paulus zegt dat niemand gerechtvaardigd wordt door "werken van de wet", verwijst hij in dit verband naar de toelatingseisen voor behoud, met name de besnijdenis.
En ook wij zijn in Christus Jezus gaan geloven, opdat wij gerechtvaardigd zouden worden uit het geloof van Christus en niet uit werken van de wet...... dat is ook voor de farizeeër Paulus een geweldige ommekeer geweest. Dat is zo diep gegaan dat hij dit vanuit zijn eigen strijd en overgave heeft kunnen begrijpen. En toen was het geloof Gods gave! Ik heb vroeger een kort filmpje van nog geen 3 minuten gezien, wat het zo duidelijk maakte dat ik het altijd nog voor ogen houd.
Galaten 2:17-18
17. Maar als wij, die in Christus verlangen gerechtvaardigd te worden, ook zelf zondaars blijken te zijn, is Christus dan een dienaar van de zonde? Volstrekt niet!
18. Want als ik dat wat ik afgebroken heb, weer opbouw, dan bewijs ik daarmee dat ik zelf een overtreder ben.
als wij, die in Christus verlangen gerechtvaardigd te worden, ook zelf zondaars blijken te zijn...... Paulus had hier onder zijn gehoor blijkbaar twee stromingen, n.l. hen die met hem het vertrouwen op Yeshua gesteld hebben tot hun behoud en de groep van Jakobus, die vasthield aan de besnijdenis als voorwaarde voor behoud. De laatste groep trekt de conclusie dat degenen die op Christus vertrouwen toch nog zonden doen. Dientengevolge zou je Christus dan een dienaar van de zonde kunnen noemen. Daarop antwoordt Paulus met: Volstrekt niet!
Het geheim is dat door het zoenoffer van Christus de zonde is vergeven en niet meer wordt toegerekend door God de Vader. Ook zal iemand die voor en door Christus leeft toenemen in heiligheid waarbij zijn behoefte om te zondigen steeds meer wordt teruggedrongen, omdat hij "nee" kan zeggen tegen de zonde. Paulus zegt dat hij de zonde als ontoelaatbaar beschouwt en dit heeft afgebroken. Maar als hij wat hij afgebroken heeft, weer opbouw, dan bewijst hij daarmee dat hij zelf een overtreder is. Voorheen was Paulus trots op zijn Joods-zijn en hij stond erop dat het behouden van Joodse kenmerken essentieel is om deel uit te maken van Gods volk. Dit is een vorm van afgoderij, die Paulus heeft afgelegd. Als hij dit weer zou opbouwen overtreedt Paulus de ware Tora omdat Yahweh een God is van zowel Joden als heidenen (Romeinen 3:27-31) en daarom de trouw en het vertrouwen van heidenen aanvaardt zonder van hen te eisen dat zij Jood worden (een punt dat Paulus verder uitwerkt in Romeinen 4).

Galaten 2:19 -21
19. Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik voor God zou leven.
20. Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.
21. Ik doe de genade van God niet teniet; want als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven.
Want ik ben door de wet voor de wet gestorven, opdat ik voor God zou leven........ Dit is een moeilijke tekst. Romeinen 10:4 vertelt ons dat het doel van de wet Christus is, tot rechtvaardigheid voor een ieder die gelooft. Het is het geloof van Christus, (Filippensen 2:6-9), wat ons rechtvaardigt = recht maakt voor God. Wij hebben geen schuld meer voor God. Hij heeft onze zonden op zich genomen. Hij heeft de wet(matigheid) van zonde die tot de dood leidt aan het kruis teniet gedaan. De wet kan mij niet meer veroordelen, maar is wel een richtlijn voor een leven met Christus die je graag wilt volgen omdat je gered bent! En niet om gered te worden.....
Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij....... Onze oude mens, ons zondige bestaan, is gekruisigd met Christus aan het kruis! Tenminste, als wij in Christus zijn. Op het moment dat wij Christus aannamen als persoonlijk Verlosser werden wij nieuwe mensen in Hem. Onze oude mens is verdwenen. Je oude ik is voorbij, je bent nu nieuw in Hem, een nieuwe mens! De oude mens leeft niet meer, bestaat niet meer. Wij zijn dus nieuwe mensen in Christus en Christus leeft in ons.

Dit is nu realiteit! Hoe leeft Hij in ons? Antwoord hierop is dat Zijn Geest in ons woont en daarmee zijn wij verzegeld tot de dag der verlossing (Efeze 4:30). Totdat wij bij de opstanding een nieuw lichaam zullen krijgen en met Christus zullen regeren.
leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven....... Paulus zegt in deze tekst: Als resultaat van het offer van Christus aan het Kruis, ben ik aan het einde van mijn leven gekomen. Toen ik bij het Kruis kwam, stierf Paulus en nu is het niet meer Paulus die leeft, maar Christus die in hem leeft. Als we ons aan Christus hebben overgegeven kunnen we dat nazeggen en naleven. Dan zal ons leven aan Zijn doel beantwoorden. Gods wet, die we in dit leven hebben leren kennen, zal in ons hart zijn, zoals dat ook met het verloste Israël zal zijn, waarmee we één zullen zijn in Christus. Wat een vreugdevolle toekomst!
Galaten 2:21 Ik doe de genade van God niet teniet; want als er gerechtigheid door de wet zou zijn, dan was Christus tevergeefs gestorven.
Als de manier waarop men rechtvaardigheid wil bereiken wetticisme is, zoals elke vorm van zelfopgelegde inspanning, en specifiek door het wettistisch volgen van de Tora-geboden om acceptabel te zijn voor het behoud, dan was de dood van de Messias zinloos, en dat geldt ook voor het opstandingsleven. Gods wet is niet bedoeld om iets daarmee te verdienen of om rechten daaraan te ontlenen.
Maar, het feit dat we in de Messias geloven, waardoor we gerechtvaardigd worden, geeft ons geen excuus om de rechtvaardige Wet van God niet meer te gehoorzamen. Hieruit leren we Zijn wil en Zijn karakter kennen. Het zal zegen betekenen voor ons leven hier en nu. Maar het vervullen is geen noodzakelijke voorwaarde voor ons behoud. Het is vanwege de rechtvaardiging, die ons is gegeven, door genade, dat we de rechtvaardige Wet van God met vreugde kunnen gehoorzamen. Die wet zal in ons hart zijn. Het houden ervan is een uiting van onze liefde voor Hem en onze medegelovigen.
1 Johannes 5:2 Hieraan weten wij dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden bewaren.
3. Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen; en Zijn geboden zijn geen zware last.

