English & other languages: click here!

Romeinen 9:14-33

Een bezwaar aangetekend en weersproken.

Gods rechtvaardige soevereiniteit

De goddelijke Pottenbakker kan uit klei maken wat Hem goeddunkt (vs. 21-24). Bovendien had de Pottenbakker Zijn plan bekend gemaakt door de profeten (vs. 25-29), om te laten zien dat de heidenen, naar Gods bedoeling mede tot Gods volk zouden behoren.

Israëls struikeling door ongeloof (vs. 30-33), door rechtvaardging te zoeken door de wet in plaats van het verzoenend offer van Yeshua.

In de afwijzing van Yeshua herkent Paulus zijn eigen verleden  en juist daarom begrijpt hij zo goed wat zijn broeders (naar het vlees) verwerpen.

Hij moet ook vaststellen dat het steeds een overblijfsel is dat in Gods wegen zal gaaan. Maar zijn hart zoekt hun behoud.

Romeinen 9:14-16
14. Wat zullen wij dan zeggen? Is er onrechtvaardigheid bij God? Volstrekt niet!
15. Want Hij zegt tegen Mozes: Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontferm en zal barmhartig zijn voor wie Ik barmhartig ben.
16. Zo hangt het dan niet af van hem die wil, ook niet van hem die hardloopt, maar van God Die Zich ontfermt.

Is er onrechtvaardigheid bij God.........? Deze vraag heeft te maken met wat in het voorgaande besproken werd, namelijk de uitspraak "Jakob heb ik liefgehad en Ezau heb Ik gehaat." (Rom. 9:13) Het is goed om dit zonodig nog eens na te lezen. Want God is niet onrechtvaardig, "God is licht en er is in Hem geen spoor van duisternis" (1 Johannes 1:6). Op die vraag in vers 14 antwoordt Paulus dan ook volmondig "Volstrekt niet!!" God is volstrekt niet onrechtvaardig. Hij is Zelf Gerechtigheid en zal de wereld oordelen.
Ik zal Mij ontfermen over wie Ik Mij ontferm en zal barmhartig zijn voor wie Ik barmhartig ben....... Hij is onze Schepper, maar toen de mens verkoos naar een ander te luisteren dan naar Hem, had Hij het hele mensdom kunnen vernietigen. Maar Zijn barmhartigheid weerhield Hem daarvan en Hij kwam met een geweldig reddingsplan, in de persoon van Yeshua. We hebben dus helemaal geen recht om God daarover ter verantwoording te roepen en te denken dat we recht hebben op Zijn ontferming. Dan gaan we de weg van Ezau en Amalek. maar die leidt naar onze ondergang.  Alleen overgave aan Zijn wil, liefde tot Hem en gehoorzaamheid aan Zijn geboden zijn voorwaarden om met God in het reine te zijn. Het is pure genade waarin we Zijn kinderen mogen zijn en in Hem een liefdevolle Vader zullen ervaren. 

het hangt dan niet af van hem die wil, ook niet van hem die hardloopt...... Gods barmhartigheid wordt ons niet gegeven vanwege wat wij willen doen, niet vanwege onze plannetjes waarmee we Hem naar onze ideeën willen behagen, ook al steken we zoveel geld, tijd en energie daarin. Als onze werken niet vanuit Hem zijn, hebben ze geen waarde voor Hem (1 Korinthe 3:13-15). Het hangt alleen af van God die zich ontfermt. En God vergeeft graag!! David zegt in Psalm 86:5:

WANT GIJ, O HERE, ZIJT GOED EN GAARNE VERGEVEND, RIJK IN GOEDERTIERENHEID VOOR ALLEN DIE U AANROEPEN (NBG).

Zo maakte de God van Israël zich bekend aan Mozes op de berg Sinaï (Exodus 34:5-7):

יְהוָה יְהוָה, אֵל רַחוּם וְחַנּוּן

YAHWEH, YAHWEH, EL RAGOEM W’GANUN

HEERE, HEERE, EEN GOD die BARMHARTIG is en GENADIG

geduldig, trouw en waarachtig,

die duizenden geslachten zijn liefde bewijst

die schuld, misdaad en zonde vergeeft,

maar niet alles ongestraft laat

en voor de schuld van de ouders de kinderen en kleinkinderen

laat boeten, en ook het derde geslacht en het vierde.

Romeinen 9:17
17. Want de Schrift zegt tegen de farao: Juist hiertoe heb Ik u verwekt: dat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou, en dat Mijn Naam verkondigd zou worden op de hele aarde.
18. Dus Hij ontfermt Zich over wie Hij wil, en Hij verhardt wie Hij wil.

Juist hiertoe heb Ik u verwekt: dat Ik in u Mijn kracht bewijzen zou...... het woordje 'verwekt' geeft de indruk alsof God deze man al voor zijn geboorte gepland had om hem te gebruiken om Zijn kracht te betonen. Maar het Griekse woord ἐξεγείρω geeft al in Google translate aan dat het opstaan betekent. Het is blijkbaar vertaald door iemand die de uitverkiezingsleer aanhangt. David Stern vertaalt het met 'raised up' (= Ik heb hem doen opstaan). Deze Farao had zich ook anders kunnen opstellen, zoals zijn voorganger, in de tijd toen Jozef daar onderkoning werd. Dit was tot zegen van zowel Egypte als Israël. Deze man was verhard. Dat wist God al toen Hij Mozes bij de doornstruik riep. God sprak toen: "Maar Ík weet dat de koning van Egypte u niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand. Daarom zal Ik Mijn hand uitstrekken en Egypte treffen met al Mijn wonderen die Ik te midden daarvan doen zal. Daarna zal hij u laten gaan Exodus 3:19". God liet hem standhouden, zodat de maat van de zonde in volle omvang  in hem openbaar zou worden. Dan zou de wereld weten dat alleen bij Hem redding te verwachten is. Dat hIJ de Machtige is die boven alles staat. Daarom laat God ook deze wereld tot een hoogtepunt c.q. dieptepunt in de zonde komen, zodat de wereld weet dat Hij de Allerhoogste is, maar ook dat Zijn ontferming voor hen die Hem liefhebben Zijn ware karakter openbaart. De HEER had het ook heel anders kunnen doen:

Exodus 9:15-16
15. Nu had Ik immers Mijn hand kunnen uitstrekken om u en uw volk met de pest te treffen, zodat u van de aarde uitgeroeid zou zijn. 16. Maar juist hierom heb Ik u laten bestaan, om Mijn kracht aan u te tonen, zodat Mijn Naam bekendgemaakt zal worden op heel de aarde.

Hij ontfermt Zich over wie Hij wil, en Hij verhardt wie Hij wil....... Dat kan en mag God doen. Er is geen instantie boven HEM die dat kan verbieden. 

Omdat we Hem hebben leren kennen als een rechtvaardig en barmhartig God, kunnen we Hem vertrouwen in alle omstandigheden. Dat maakt dat we in Zijn rust in het leven mogen staan. Maar DE GODDELOZEN HEBBEN GEEN VREDE (Jes. 57:21).

Romeinen 9:19-21
19. U zult dan tegen mij zeggen: Wat heeft Hij dan nog aan te merken? Want wie heeft Zijn wil weerstaan?
20. Maar, o mens, wie bent u toch dat u God tegenspreekt? Zal ook het maaksel tegen hem die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt u mij zó gemaakt?
21. Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem, om uit dezelfde klomp klei het ene voorwerp tot een eervol, het andere tot een oneervol voorwerp te maken?

Wat heeft Hij dan nog aan te merken? Want wie heeft Zijn wil weerstaan.......? "

Iemand vraagt aan Paulus: "Als God iemand hard maakt, waarom geeft hij hem dan de schuld dat hij hard is?" 
O mens, wie bent u toch dat u God tegenspreekt.... ?
Het antwoord van Paulus is: Wie ben jij, een gewoon mens, om tegen God in te gaan? En dan citeert hij uit Jesaja 45:9: "Wee hem die met zijn Formeerder twist", en Jeremia 18:6 "zoals de klei in de hand van de pottenbakker, zo bent u in Mijn hand, huis van Israël". Paulus laat het gewenste antwoord in het midden: de schijnbare tegenstrijdigheid van voorbestemming tegenover vrijheid van keuze. God verhardt het hart van de mens niet, behalve als iemand bewust een weerstand tegen Hem opbouwt (Joh. 12:40). God heeft geen behagen in de dood van een zondaar, maar Hij wil dat hij zich bekeert en leeft. (Ezechiël 18:23).

De genderrevolutie van deze tijd is een duidelijk voorbeeld van rebellie tegen de Schepper. Men stelt inderdaad de vraag 'waarom hebt U me zo gemaakt'. 

Romeinen 9:22-24
22. En is het niet zo dat God, omdat Hij Zijn toorn wilde bewijzen en Zijn macht bekendmaken, met veel geduld de voorwerpen van Zijn toorn, voor het verderf gereedgemaakt, verdragen heeft?
23. En dat met het doel om de rijkdom van Zijn heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van Zijn ontferming, die Hij van tevoren bereid heeft tot heerlijkheid?
24. Hen heeft Hij ook geroepen, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen.

God, omdat Hij Zijn toorn wilde bewijzen en Zijn macht bekendmaken...... Hieruit blijkt dat God wil bewijzen dat Hij toornt, dat bij Hem de macht is. Zo'n voorbeeld werd ons getoond in de Farao, maar ook in Ezau die door God werd gehaat. Voorwerpen van toorn die toebereid waren tot ondergang (zoals de Farao; vers 17), vervullen geen eervollemaar wel een noodzakelijke functie in Gods plan. Voor sommigen is het moeilijk om dit te aanvaarden, toch is dit Gods Waarheid, die vele malen beter is dan de verwerpelijke humanistische denkbeelden. Wij moeten weten dat we naar believen geen spelletje kunnen spelen met de Almachtige God. Daarom heeft Hij veel geduld gehad om zondaars te verdragen. Het zijn altijd de vijanden van Israël en de vijanden van de God van Israël geweest die God moest verdragen. Maar ook binnen Israël zijn er degenen die het ware Israël vervolgen. In feite gebeurt hetzelfde met ware gelovigen in de heidenwereld die door medechristenen veracht worden. De vijanden hebben zich door satan gereed laten maken voor het verderf. En wie niet anders wil krijgt dan nog een duwtje in die richting, zoals de Farao wiens hart verhard werd.

met het doel om de rijkdom van Zijn heerlijkheid bekend te maken over de voorwerpen van Zijn ontferming....... Toorn en ontferming staan tegenover elkaar. De nadruk ligt hier op de ontferming, waarvan in de verzen 15 en 16 ook al sprake was. En als God meer dan barmhartig wil zijn tegenover anderen, door hun Zijn barmhartigheid te tonen, wie kan Hem dan weerstaan? Pas als we Gods kneedwerk in ons volledig aanvaarden zijn we voor Hem een bruikbaar vat. Daarin gaan we de rijkdom van Zijn heerlijkheid zien. God vergeeft van harte, is genadig en barmhartig. Zo openbaarde Hij zich aan Mozes op de Sinaï. Hij is Dezelfde gebleven!

Hen heeft Hij ook geroepen, namelijk ons, niet alleen uit de Joden, maar ook uit de heidenen....... dat zowel Joden als heidenen geroepen werden voor het Koninkrijk van God, was al vanaf Abraham bekend. Toen er nog geen sprake was van Joden en Israëlieten. In Genesis 22:18 geeft Yahweh aan Abraham de belofte: "in uw Nageslacht zullen alle volken van de aarde gezegend worden."

Galaten 3:8-9
8. En de Schrift, die voorzag dat God uit het geloof de heidenen zou rechtvaardigen, verkondigde eertijds aan Abraham het Evangelie: In u zullen al de volken gezegend worden.
9. Daarom worden zij die uit het geloof zijn, gezegend samen met de gelovige Abraham.

Als gelovigen uit de heidenen zijn we bij Gods volk gevoegd en door Yeshua geënt op de Edele Olijf die beschreven wordt in Romeinen 11. We mogen deel hebben aan de saprijke wortel, de zegeningen van het verbond met Abraham. In Galaten 3:16 leren we dat het beloofde Zaad van Abraham Christus is. Daarom worden de heidenen (die niet van Abraham afstammen) die hun geloof op de Messias - het Zaad van Abraham - vestigen, geestelijk aan dat Zaad verbonden. We hebben deel aan het Zaad van Abraham omdat we deel zijn van het lichaam van de Messias, en Hij is het Zaad van Abraham (Galaten 3:29). We zijn van Christus en niet langer alleen maar onszelf, maar hebben deel gekregen aan Zijn identiteit. 
Net zoals God in Zijn genade mensen uit de heidenen riep, die straf verdienden en rijp waren voor vernietiging, zodat hij de rijkdom van zijn glorie bekend kon maken, zo zal Hij zich, zoals we in hoofdstuk 11 kunnen lezen, opnieuw in genade tot Israël wenden.

Romeinen 9:25-26
25. Zoals Hij ook in Hosea zegt: Ik zal Niet-Mijn-volk noemen: Mijn volk, en de Niet-geliefde: Geliefde.
26. En het zal zijn dat op de plaats waar tegen hen gezegd was: U bent Niet-Mijn-volk, daar zullen zij kinderen van de levende God genoemd worden.

Hosea 2:22 Ik zal haar voor Mij in de aarde zaaien........In plaats van Israël te verstrooien onder de volken, gaat God het nu zaaien (uitstrooien) in hun eigen land. Dit komt in het Vrederijk tot vervulling.

LO = לֹאniet of geen. Dit woordje (voorzetsel) stond voor de namen van de kinderen van Hosea en Gomer. Niet gezaaid, niet begenadigd, niet Mijn volk. Nu, met de verandering van Israël/Gomer, veranderen ook de negatieve betekenissen van de namen, in positieve zin! Ze zijn Gods kinderen, Zijn volk!! 

Romeinen 9:27-29
27. En Jesaja roept over Israël uit: Al zou het getal van de Israëlieten zijn als het zand van de zee, slechts het overblijfsel zal behouden worden.
28. Want Hij voltooit een zaak en handelt die af in gerechtigheid. De Heere immers zal metterdaad Zijn zaak snel afhandelen op de aarde.
29. En zoals Jesaja van tevoren gezegd heeft: Als de Heere van de legermachten ons geen nageslacht had overgelaten, zouden wij als Sodom zijn geworden en aan Gomorra gelijkgemaakt zijn geweest.

Al zou het getal van de Israëlieten zijn als het zand van de zee, slechts het overblijfsel zal behouden worden......  Hier verwijst Paulus naar Jesaja 10:22. In die tijd ging het allereerst over de dreiging van het schrikbewind van Assyrië. In heel de geschiedenis van Israël is er in elke periode een rest die behouden wordt. Een heel duidelijk voorbeeld is de tocht van Israël door de woestijn..... alleen Jozua en Kaleb kwamen van de eerste generatie in het beloofde land. De anderen gingen door ongeloof verloren (hoewel dit laatste niet voor Mozes en Aäron geldt).

Want Hij voltooit een zaak en handelt die af in gerechtigheid........ zoals in vers 27 al blijkt dat het bij Israël om een overblijfsel gaat, borduurt Paulus op dit gegeven door, om aan te geven dat niet iedere Jood behouden wordt, maar slechts een klein gedeelte. Dat gaf hij ook al aan in vers 6: "want niet allen die uit Israël voortgekomen zijn, zijn Israël". De God van Israël zal deze zaak zonder uitstel in gerechtigheid afhandelen. 
Als de Heere van de legermachten ons geen nageslacht had overgelaten, zouden wij als Sodom zijn geworden en aan Gomorra gelijkgemaakt zijn geweest...... bij het oordeel over Sodom en Gomorra bleven alleen Lot en zijn twee dochters behouden. Het nageslacht van deze drie personen was ook weer ongehoorzaam. De originele bewoners van Sodom zijn allemaal omgekomen. Door steeds een overblijfsel te behouden komt God met Israël tot Zijn doel.

Romeinen 9: 30-31
30. Wat zullen wij dan zeggen? Dit: dat de heidenen, die geen gerechtigheid hebben nagejaagd, gerechtigheid verkregen hebben, gerechtigheid echter die uit het geloof is.
31. Maar Israël, dat de wet van de gerechtigheid najaagde, is aan de wet van de gerechtigheid niet toegekomen.

de heidenen, die geen gerechtigheid hebben nagejaagd, hebben, gerechtigheid verkregen uit het geloof........ de afval van de Israëlieten is niet puur een beslissing van God op zichzelf. Ze hebben het er zelf naar gemaakt. Ze wezen de Messias af omdat ze niet begrepen dat het in de Tora om geloof en vertrouwen ging. Voor God zijn de 'werken', d.w.z. activiteiten die men 'op eigen houtje' als verdienste aan God aanbood, zonder waarde. Aan de wet van gerechtigheid (uit geloof) is het helemaal niet toegekomen. Dit wordt in het volgende hoofdstuk verder uitgewerkt. Het ligt niet aan God dat Hij ze moest laten afvallen:

Jesaja 65:2 De hele dag heb Ik Mijn handen uitgespreid naar een opstandig volk, dat de weg gaat die niet goed is, naar hun eigen gedachten;

Romeinen 9:32-33
32. Waarom niet? Omdat zij die niet uit geloof zochten, maar als uit werken van de wet. Want zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots,
33. zoals geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een struikelblok. En: Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden.

Omdat zij die niet uit geloof zochten, maar als uit werken van de wet...... we kunnen het afwijzen van God niet louter aan Zijn soevereine keuze wijten. De Bijbel geeft zelf de reden aan: zij zochten de gerechtigheid niet uit geloof, maar uit hun werken. Want God heeft zijn handen steeds uitgestrekt naar een opstandig volk (Jesaja 65:2).

zij hebben zich gestoten aan de steen des aanstoots....., die God in Sion heeft neergelegd...
Diezelfde Steen die aan het eind van de tijd alle wereldrijken en alle zelfbedachte politieke en kerkelijke systemen zal vernietigen, zoals in het beeld van Nebukadnezar werd geprofeteerd. Deze Steen, Yeshua de Rots, was een breekpunt in het volk Israël en intussen ook steeds meer onder de heidenen. Israël stootte zich, ergerde zich aan die Steen. Maar..... Ieder die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden. Geloven in Hem houdt in: op Christus vertrouwen! 

Hij, die satan heeft overwonnen door Zijn kruisdood, zal ook in ons Zijn overwinning bewerken. Het houden van de Mozaïsche wetten, die Abraham ook al kende door zijn omgang met God (Genesis 26:5), zijn geen garantie voor rechtvaardiging. Dat is alleen het volbrachte werk van Christus. Zijn bloed staat garant voor hen die hun vertrouwen op God stellen. Door het houden van de wet leren we het karakter en de gedachten van God beter kennen, door de Bijbelse feesten krijgen we inzicht in de loop van de geschiedenis door het heilsplan van God. We ontzeggen ons zoveel om dit na te laten. David zong er al enthousiast over: die wetten en bepalingen zijn rechtvaardig, omdat YAHWEH, die ze gaf, rechtvaardig is Psalm 119:137. Zie ook de verzen: 7, 62, 75, 106, 123, 160, 164 en 172. En Gods geboden zijn niet zwaar, zoals men zo vaak beweert (1 Joh. 6:3). Nee, niemand kan ze volmaakt houden, maar je kunt er wel vàn houden en Yeshua rekent ons Zijn volbrachte werk door Zijn Geest toe (Romeinen 8:4). Wie de wet niet houdt noemt de Bijbel "wetteloos", die gelooft de leugen en is een prooi voor de antichrist, de bij uitstek 'wetteloze', 2 Thess. 2:8. De wet is een verlustiging, een verrijking en God kan je liefde voor Hem ervan afmeten (1 Johannes 5:2-3).

De Wetteloze = Zonder Tora

wat Strong erover schrijft:  G459

"Oorsprong van het woord: Afgeleid van het Griekse voorvoegsel "α-" (a-, wat "zonder" betekent) en "νόμος" (nomos, wat "wet" betekent).
Gebruik: De term "anomos" wordt in het Nieuwe Testament gebruikt om personen of acties te beschrijven die zonder wet zijn, met name Gods wet. Het brengt een gevoel van rebellie tegen goddelijke orde en morele normen over. 
Het Joodse begrip van de wet was diepgeworteld in de Thora, die werd gezien als Gods geopenbaarde wil. "Anomos" zijn betekende buiten de grenzen van deze goddelijke instructie leven, vaak geassocieerd met heidenen of degenen die Gods geboden verwierpen."

Daar zingt de psalmist (Psalm 119) van (waarschijnlijk David) die grote liefde heeft voor God en Zijn wet. Hij vertrouwde op God die ze gaf, die een vergevende God is (Psalm 86:5). Het bloed van de dierenoffers bedekte de zonden, waarvan de reiniging "met terugwerkende  kracht" tot stand kwam door het bloed van Yeshua (Romeinen 3:25). Lees Psalm 110 van David: duizend jaar voor Yeshua's geboorte hoorde David God de Vader tot zijn Zoon spreken: Hij hoorde hoe God Hem goddelijke heerlijkheid gaf. En Yeshua bracht dit weer ter sprake (Markus 12:35-37). In Psalm 22 profeteerde David over de kruisiging van Yeshua. David was een grote liefhebber van de rechtvaardige wet van God en zag profetisch dat Yeshua Degene is, om wie alles draait in de heilsgeschiedenis. 

Ida