English & other languages: click here!

Psalm 1:1-6 - Waar geluk

Omertelling Dag 23

Psalm 1:1-6
1. Welzalig de man die niet wandelt in de raad van de goddelozen, die niet staat op de weg van de zondaars, die niet zit op de zetel van de spotters,
2. maar die zijn vreugde vindt in de wet van de HEERE en Zijn wet dag en nacht overdenkt.
3. Want hij zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd, waarvan het blad niet afvalt; al wat hij doet, zal goed gelukken.
4. Maar zo zijn de goddelozen niet: die zijn juist als het kaf, dat de wind wegblaast.
5. Daarom blijven de goddelozen niet staande in het gericht, de zondaars niet in de gemeenschap van de rechtvaardigen.
6. Want de HEERE kent de weg van de rechtvaardigen, maar de weg van de goddelozen zal vergaan.

Het ene of het andere

Boven deze psalm staat in de Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap het opschrift: ‘De twee wegen’. En we zien in vers 6 inderdaad twee mogelijkheden: de weg van de rechtvaardigen òf de weg van de goddelozen. Die wegen zijn tegengesteld, er is geen compromis mogelijk.

Nu is het niet toevallig dat het boek Psalmen juist met deze beschrijving begint. Heel dit bijbelboek door zien we de tegenstelling ‘goddeloos-rechtvaardig’ .

Psalm 1 herhaalt wat we al hebben gezien in de Tora: gehoorzaamheid aan de Tora brengt zegen in dit leven voor de natuurlijke mens. De mens die zijn vreugde vindt in de wet van YAHWEH wordt vergeleken met een boom, geplant aan waterbeken. Deze boom drinkt van het Levende Water uit de beek, dat is het Woord van God, de Tora; dat is de Levende Tora: Yeshua.

De centrale as van deze psalm is “waarvan het blad niet afvalt”. De verzen die daaraan vooraf gaan beschrijven de welvaart van de rechtvaardigen.

In de Psalmen, is geen onderscheid tussen rechtvaardigen die recht staan voor God omdat hun genade wordt verleend door het geloof (gerechtvaardigd of gered) en degenen die rechtvaardig worden geacht omwille van hun goede daden (geheiligd).

In het Nieuwe Testament wordt de rechtvaardigheid (rechtvaardiging) beschreven als een gevolg van het geloof, en de andere vorm van rechtvaardigheid (heiliging) als een gevolg van de werken.

Paulus maakte dit onderscheid in Romeinen 6:19-23 om redding aan de heidenen uit te leggen. Hij zegt daarbij: “Ik spreek op menselijke wijze vanwege de zwakheid van uw vlees.” Echter, in de hele Bijbel, worden deze beide aspecten gewoon als "gerechtigheid" gezien.

God rekent gerechtigheid toe aan het hart dat voor Hem besneden is, het hart dat in God gelooft en dat de waarheid van Gods woorden gelooft. Dat is wedergeboorte, dat is de rechtvaardigheid, die uit het geloof is: redding of rechtvaardiging. Deze gerechtigheid brengt namelijk altijd de bijbehorende goede daden voort, die tot gevolg hebben: heiliging. Geloof en werken kunnen we eenvoudig niet uit elkaar halen. Jacobus brengt dat heel duidelijk onder woorden:

Jakobus 2:17-18 Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood. Maar nu zal iemand zeggen: U hebt geloof en ik heb werken. Laat mij dan uw geloof zien uit uw werken en ik zal u uit mijn werken mijn geloof laten zien.

De rechtvaardige man in deze psalm heeft respect voor de Tora van YHWH, en overdenkt deze dag en nacht. Het Hebreeuwse woord hèkhèh הֶגֶה betekent nadenken, studeren, onderzoeken.

Daar is deze rechtvaardige man mee bezig en hij heeft dit ongetwijfeld in zijn leven toegepast. YHWH heeft dan aandacht voor de weg der rechtvaardigen. We zullen deze wederkerige relatie tussen God en de rechtschapen man, die in YHWH zijn hoogste vreugde ervaart, in heel het boek van de Psalmen zien uitgedrukt.

Ida