Romeinen 2 - Niemand is te verontschuldigen

- Geen uitzonderingen bij Gods oordeel (vers 1–11)
- Paulus richt zich tot mensen die anderen veroordelen, maar zelf dezelfde dingen doen.
- Hij benadrukt dat Gods oordeel rechtvaardig is en niet op uiterlijk vertoon of afkomst gebaseerd.
- “Gods goedheid leidt tot bekering,” niet tot zelfgenoegzaamheid.
- Oordeel naar werken, niet naar afkomst (vers 6–11)
- God beloont wie het goede zoekt en straft wie het kwaad doet—ongeacht of men Jood of heiden is.
- Er is geen aanzien des persoons bij God.
Romeinen 2:1-3
1. Daarom bent u niet te verontschuldigen, o mens, wie u ook bent die anderen oordeelt, want waarin u de ander oordeelt, veroordeelt u uzelf. U immers die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen.
2. En wij weten dat het oordeel van God in overeenstemming met de waarheid is over hen die zulke dingen doen.
3. En u, o mens, die hen oordeelt die zulke dingen doen, en ze zelf ook doet, denkt u dat u aan het oordeel van God zult ontkomen?
- De wet en het geweten (vers 12–16)
- Heidenen zonder de wet worden geoordeeld naar hun geweten.
- Joden met de wet worden geoordeeld naar hun gehoorzaamheid aan die wet.
- Paulus introduceert het idee dat het geweten als een innerlijke wet functioneert.
- Schijnheiligheid onder de loep (vers 17–24)
- Paulus spreekt de Joden aan die zich beroemen op de wet, maar haar niet naleven.
- Hij stelt scherpe vragen: “Onderwijs je anderen, maar leer je jezelf niet?”
- Hun gedrag brengt Gods naam in diskrediet onder de heidenen.
- Ware besnijdenis is innerlijk (vers 25–29)
- De uiterlijke besnijdenis heeft alleen waarde als men de wet werkelijk naleeft.
- Ware besnijdenis is die van het hart, door de Geest, niet door de letter.
1. Geen uitzonderingen bij Gods oordeel
1. Daarom bent u niet te verontschuldigen, o mens, wie u ook bent die anderen oordeelt, want waarin u de ander oordeelt, veroordeelt u uzelf. U immers die anderen oordeelt, doet dezelfde dingen.
2. En wij weten dat het oordeel van God in overeenstemming met de waarheid is over hen die zulke dingen doen.
3. En u, o mens, die hen oordeelt die zulke dingen doen, en ze zelf ook doet, denkt u dat u aan het oordeel van God zult ontkomen?
Daarom bent u niet te verontschuldigen, o mens, wie u ook bent die anderen oordeelt.........