Ga naar hoofdstuk: inleiding/index - 1/2  -3/4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9/10 - 11/12 - 13 -13/14 - 14/15 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19  - 20a - 20/22

22-25 - 23/24 - 25 - 25-30 - 26 -  27 - 28/29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35/36  

English: click here!

Numeri 7 offergaven en geschenken

Numeri 7 lijkt een saaie opsomming waarover niet veel te zeggen valt. We lezen in het eerste vers dat Mozes gereed gekomen was met de opbouw van de tabernakel en alles had gezalfd en geheiligd. Dat was vanzelfsprekend een moment waarnaar ieder had uitgezien. Blijkens de daarop volgende verzen hadden de Israëlieten het met de leiders van hun stam geregeld dat er voor deze gelegenheid geschenken moesten worden aangeboden, uit dankbaarheid aan God die in hun midden wilde wonen.

Ze brachten offers, die niet alleen uit offerdieren als dankoffer bestonden, maar ook uit praktische goederen die voor de tabernakel gebruikt konden worden. Belangrijk waren de wagens waarop de onderdelen van de tabernakel op hun reis door de woestijn vervoerd konden worden.

En dan de mooie zilveren schalen en schotels en andere zilveren voorwerpen, zoals de sprengbekkens (schalen die bij het brandofferaltaar gebruikt werden om het bloed van de offerdieren erin op te vangen en het eruit te sprengen).  Er was blijkbaar heel wat vakmanschap onder het volk om dit allemaal te vervaardigen. Zij moeten dit echt uit liefde voor de Eeuwige hebben gedaan, die ook aan Mozes bevestigde deze geschenken aan te nemen.  God had dit alles in hun harten bewerkt. 

Numeri 7:4-5  En de HEERE sprak tot Mozes: "Neem ze van hen aan; ze zijn bestemd om de dienst van de tent van ontmoeting te verrichten. U moet ze aan de Levieten geven, ieder overeenkomstig zijn dienst".

Bijzonder is ook dat er bij de wagens dekkleden werden aangeboden. De heilige voorwerpen uit de tabernakel mochten niet open en bloot worden vervoerd. In Numeri 4 werden hiervoor instructies gegeven. Hiervoor moesten zeekoeienhuiden worden gebruikt. De plaatjes die wij altijd zien van de ark van het verbond die wordt gedragen, tonen meestal de ark zonder bedekking. De ark mocht alleen bedekt worden gedragen, anders zouden er doden vallen. Het toont ons  weer hoe voorzichtig wij met de heilige dingen behoren om te gaan:


Numeri 4:5-6 Bij het opbreken van het kamp moeten Aäron en zijn zonen komen en het voorhangsel ter afscherming losmaken, en daarmee moeten ze de ark van de getuigenis bedekken. 
Zij moeten er een deken van zeekoeienhuid overheen leggen, en daarover een geheel blauwpurperen kleed uitspreiden en zijn draagbomen aanbrengen.

 

Er is geen organisatie die de taken verdeelt. God bepaalt hoe de goederen en de taken verdeeld moeten worden onder de Levieten.

 

De leiders van de stammen worden allemaal bij name genoemd. Hieronder een overzicht van deze leiders. Veel van die namen bevatten de lettercombinatie “El”, hetgeen naar God verwijst. De betekenis van deze namen is meestal heel duidelijk, maar er zijn ook namen die moeilijk te vertalen zijn.

In Numeri 2 wordt vermeld hoe het de stammen hun kampen moesten opstellen rondom de tabernakel. De volgorde daarvan was als eerste Juda en als laatste Naftali. Het was dezelfde volgorde waarin ze moesten optrekken. Ook het aanbieden van de geschenken, zoals in dit hoofdstuk vermeld, gebeurde in deze volgorde. We lezen in dit hoofdstuk hoe ook ieder zich bewust was van zonde en een offerdier meenam als zondoffer. Maar nog meer dieren werden meegenomen als dankoffer (= vredeoffer). Het was een feestelijke aangelegenheid, waarbij ook gegeten werd. De brandoffers drukten de toewijding aan God uit.  Het moeten wel heel bijzonder mooie dagen zijn geweest in de goede verhouding tot God en elkaar. 

 

Het hoofdstuk besluit met het prachtige vers waarin we lezen hoe God omgang had met de mens Mozes en via Mozes met Zijn volk. Mozes kon voortdurend het Heilige der Heiligen binnengaan om met God te spreken. Dit in tegenstelling tot Aäron, die er éénmaal per jaar mocht binnengaan met het bloed tot verzoening van de zonden. God sprak met Mozes zoals je met een vriend of met een zoon spreekt. In die tijd was de middelaar Mozes en het beeld van Yeshua. 

 

Numeri 7: 89 En wanneer Mozes de tent van ontmoeting binnenging om met Hem te spreken, hoorde hij een stem tot hem spreken van boven het verzoendeksel, dat op de ark van de getuigenis ligt, van tussen de twee cherubs. Zo sprak Hij tot hem.

Op drie plaatsen lezen we dat God van aangezicht tot aangezicht met Mozes sprak:

Exodus 33:11

De HEERE sprak tot Mozes van aangezicht tot aangezicht, zoals een man met zijn vriend spreekt. Daarna keerde hij terug naar het kamp, maar zijn dienaar Jozua, de zoon van Nun, een jongeman, week niet uit het midden van de tent.

 

Deuteronomium 5:4

Van aangezicht tot aangezicht heeft de HEERE met u gesproken op de berg, vanuit het midden van het vuur

 

Deuteronomium 34:10

En er is in Israël geen profeet meer opgestaan zoals Mozes, die de HEERE kende van aangezicht tot aangezicht.

 

Dit is het getuigenis wat God later over Mozes zei tegen Aäron en Mirjam:

Numeri 12: 6-8
Luister toch naar Mijn woorden! Als iemand onder u een profeet is, maak Ik, Jahweh, Mij door een visioen aan hem bekend, spreek Ik met hem door een droom.  Maar zo doe Ik niet tegenover Mijn dienaar Mozes, die in Mijn hele huis trouw is, met hem spreek Ik van mond tot mond, ja, zichtbaar, en niet in raadsels. Hij aanschouwt de gestalte van de Jahweh.

Zo wordt een op het eerste gezicht saai hoofdstuk, bij nadere bestudering, een verslag van een feestelijk gebeuren waarover ook God zich verheugde.

Ida