Ga naar hoofdstuk: inleiding/index - 1/2  -3/4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9/10 - 11/12 - 13 -13/14 - 14/15 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19  - 20a - 20/22

22-25 - 23/24 - 25 - 25-30 - 26 -  27 - 28/29 - 30 - 31 - 32 - 33 - 34 - 35/36  

English: click here!

Numeri 31 de strijd tegen Midian

Het is de laatste opdracht die Mozes hoort van Jahweh. Hij moet de reis door de woestijn afronden en er is nog een “appeltje te schillen” met de Midianieten. En dat is geen klein appeltje. Het is een ware oorlogsopdracht. Midian heeft, door beïnvloeding van Bileam, een rechtstreekse aanval gedaan op de godsdienst van de Israëlieten. Een satanische poging om het volk dat door God is afgezonderd om het heilig Zaad, de Messias voort te brengen, te verontreinigen met afgoderij en zelfs met de poging het Zaad te vermengen en te verontreinigen. In onze tijd is het de aanval op ons DNA d.m.v. gentherapie om ons tot zaad van de slang te maken.

Vermenging van de zuivere dienst aan God is door alle tijden heen het gevaar waaraan gelovigen zijn blootgesteld en waartegen men zich zou moeten wapenen.

Er is niets waarmee we onze God dieper kunnen krenken. Als we Hem echt liefhebben zouden we de kleinste aanleiding om Hem ontrouw te zijn, onderkennen en zouden we ons daarvan afwenden. 

Wie heeft het stof van Jakob geteld, en het aantal, het vierde deel van Israël? Moge mijn ziel de dood van de oprechten sterven en mijn einde zijn als dat van hem. Numeri 23:10

 

Bileam is niet “de dood van de oprechten gestorven”. Hij is gedood en ten val gekomen door de wraak van God. Hij is het beeld van de valse profeet in de eindtijd, nu we voor het binnengaan van ons beloofde Land staan: het Koninkrijk van God, het Vrederijk. Ook de samenstelling van het leger: 1000 uit iedere stam, is een beeld van de 144.000, 12.000 uit iedere stam, die aan het einde van de tijd verzegeld worden voor de strijd. Openbaring 7:4-8; Openbaring 14:1-5; Ezechiël 9:4; Micha 5:7-8. Van hen zal niemand sterven, net zo als er van de 12.000 in de strijd met Midian niemand ten val kwam. 

In Israël waren tijdens de zonden met Baäl Peor 24.000 doden gevallen als straf voor hun ontrouw. Jahweh straft zowel de daders van de zonden als de verleiders tot de zonden.  Dat deed Jahweh ook in de hof van Eden. Zowel Adam en Eva, als de slang (de verleider) werden gestraft. Ook hier zal de verleider uiteindelijk uitgeroeid worden als het Zaad het de kop vermorzelt.

 

Als God wraak neemt dan is dat niet zachtzinnig en verre van dat wat wij humaan zouden noemen. Dat zal ook blijken als de eindstrijd en het oordeel in onze tijd aanbreekt. Van Midian werden de steden en tentenkampen verbrand.

Alle mannen en vrouwen van Midian moesten worden gedood, behalve de meisjes die nog geen omgang met een man hadden gehad. Maar het leger had de vrouwen in leven gelaten en als buit meegenomen. Dat was volgens de oorlogswetten toegestaan.  Maar Mozes werd erg kwaad, want hij had duidelijk opgedragen de vrouwen die gemeenschap hadden gehad met een man, om te brengen. De vrouwen van Midian waren het geweest die de mannen van Israël tot hoererij hadden verleid. De kans dat via deze vrouwen de heidense Baäl praktijken weer wortel zouden schieten binnen Israël was levensgroot aanwezig. Zij moesten uitgeroeid worden.

Trouwens heel Midian bleek niet uitgeroeid te zijn, want later horen we nog weer van Midian en was Gideon met hen in gevecht (Richteren 6-8). Midian was een zoon van Abraham en Ketura. De huidige Druzen in Noord Israël beroepen zich er ook op dat ze Midianieten zijn en zien Jethro, de schoonvader van Mozes, als de oorsprong van hun bevolkingsgroep. Ze zijn loyaal aan Israël.

 

Van het leger van Israël van 12.000 man was niemand in de strijd omgekomen. Dat is menselijk gezien haast onmogelijk, maar dit was dan ook een strijd van God. Er was ook een enorme buit aan goederen en 337.500 schapen en nog veel meer dieren. En daarvoor had Mozes geregeld:

Verdeel wat meegenomen is, in twee helften, tussen hen die aan de strijd deelgenomen hebben, die met het leger uitgetrokken zijn, en heel de gemeenschap. Numeri 31:27

 

Alles moest eerst gereinigd en ontzondigd worden, zelfs de strijders. Het doden in de strijd had de strijders onrein gemaakt voor Jahweh. Ze konden zo niet in de tabernakel voor God verschijnen. Ze moesten gereinigd worden met het ontzondigingswater van de rode jonge koe. Zie deze pagina. 

Dit is weer een deel van de Tora dat naar Yeshua verwijst. De oorlog was nodig en zelfs geboden door God. De oorzaak van deze oorlog ligt ten diepste in de zondeval, maar bovendien in het zich laten verleiden door de heidenen met hun afgoden. (Baäl Peor). Als het volk zo niet in de tabernakel kon komen, betekent het dat ze niet voor God kunnen verschijnen. 

Dat kunnen we ook doortrekken naar ons eigen leven. Om onze zonden en de gevolgen daarvan kunnen we niet voor God verschijnen, kunnen we Hem niet aanbidden en eren. De Israëlitische strijders moesten zich afzonderen en ontzondigen door het offer van de jonge koe. Er waren heel wat bepalingen die ze moesten nakomen om zich goed te realiseren wat zonde is en dat er offers nodig zijn om de relatie met Jahweh te herstellen.

Deze offers mondden uit in het ultieme offer van Yeshua, waarvan de rode koe het beeld was. De bepalingen voor de reiniging waren als volgt:

  • Zeven dagen buiten het kamp leven
  • Ontzondiging op de derde en de zevende dag (met as van de koe, gemengd met levend water)
  • Dit gold ook voor de gevangenen die waren meegevoerd
  • Ontzondiging van kleding, voorwerpen van leer, geitenhaar of hout
  • Goud, zilver, koper, ijzer, tin en lood, alles wat vuurvast is moet door het vuur en daarna ontzondigd worden
  • Wat niet vuurvast is door water reinigen
  • Op de zevende dag moesten allen hun kleding wassen, zodat ze rein in het kamp terug konden komen.
  • Een heffing, financiële bijdrage voor de tabernakeldienst

Van de buit die veroverd was waren heel veel kostbare, gouden en zilveren voorwerpen verdeeld onder de Israëlieten. Zij besloten vrijwillig daarvan een deel af te staan aan Jahweh die hen zo’n grote overwinning had gegeven en alle strijders gespaard had. Het was een offergave voor het aangezicht van Jahweh, die alle eer toekomt, Die niet kan hebben dat men Zijn oogappel – Israël – aanraakt.

 

Zacharia 2:8 Want zo zegt de HEERE van de legermachten: Nadat Hij heerlijkheid heeft beloofd, heeft Hij Mij gezonden tot die heidenvolken die u beroven, want wie u aanraakt, raakt Zijn oogappel aan.

 

De verdeling van de buit op de Midianieten

Numeri 31:25-47

25-31- De helft van de buit is voor degenen die gevochten hebben en de andere helft voor hen die in het legerkamp gebleven zijn. Uit de eerste helft komt 1/500 toe aan de priesters en uit de tweede 1/50 aan de Levieten.

32-47 – Volgens deze gegevens is de verdeling aldus:

Ida