2 Korinthe 1 - Bij Paulus is ja ja !
- Opening en groet (vers 1–2)
- Paulus en Timotheüs schrijven aan de gemeente in Korinthe en alle gelovigen in Achaje.
- Ze wensen genade en vrede van God de Vader en de Heer Jezus Christus.
- God van troost (vers 3–7)
- Paulus prijst God als de Vader van barmhartigheid en God van alle vertroosting.
- Hij benadrukt dat God hen troost in hun verdrukking, zodat zij anderen kunnen troosten.
- Het lijden van Christus werkt door in hen, maar ook Zijn troost.
- Paulus ziet hun lijden en troost als gedeeld: wanneer hij troost ontvangt, is dat ook tot bemoediging van de gemeente.
- Ervaringen van verdrukking (vers 8–11)
- Paulus vertelt over zware beproevingen in Asia (waarschijnlijk Efeze), waar hij bijna de hoop op leven verloor.
- Dit leerde hem niet op zichzelf te vertrouwen, maar op God die de doden opwekt.
- God heeft hem gered en zal dat blijven doen.
- Hij benadrukt het belang van gemeentegebed: hun gebeden dragen bij aan dankzegging voor Gods redding.
- Paulus’ oprechtheid (vers 12–14)
- Paulus verdedigt zijn bediening: hij heeft in eenvoud en oprechtheid geleefd, niet in wereldse wijsheid maar door Gods genade.
- Hij hoopt dat de Korinthiërs dit erkennen en
-
dat zij elkaar tot eer zullen zijn bij de komst van Christus.
5. Uitleg over zijn reisplannen (vers 15–24)
- Paulus legt uit waarom hij zijn plan hen te bezoeken heeft gewijzigd.
- Sommigen dachten dat hij wispelturig was, maar
hij benadrukt dat zijn woord niet “ja en nee” tegelijk is.
- Hij wijst op Christus, in wie alle beloften van God “ja” en “amen” zijn.
- God heeft hen bevestigd, gezalfd en de Geest als onderpand gegeven.
- Paulus zegt dat hij niet uit zwakheid wegbleef, maar om hen te sparen.
- Hij wil niet heersen over hun geloof, maar hen helpen in hun vreugde,
want zij staan vast door het geloof.
1. Opening en groet
2 Korinthe 1:1-2
1. Paulus, apostel van Jezus Christus door de wil van God, en Timotheüs, de broeder, aan de gemeente van God die in Korinthe is, met al de heiligen die in heel Achaje zijn:
2. genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus.
Paulus, apostel van Jezus Christus door de wil van God.......Paulus heeft zichzelf niet opgeworpen als apostel, hij is door God geroepen en bekwaam gemaakt. Hij schrijft de brief samen met Timotheüs zijn geestelijke zoon. Hij schrijft de brief aan de Gemeente van God.
die in Korinthe is, met al de heiligen die in heel Achaje zijn.......... De Romeinse provincie Achaia is gelegen in Griekenland en wordt meerdere malen door Paulus in de Bijbel genoemd. Zie bijv. Handelingen 18:12, 27, 19:21. De provincie ontstond toen keizer Augustus in 27 v.Chr. het hele land verdeelde in twee provincies, Macedonië en Achaia. Met de 'heiligen' worden de voor de dienst aan God afgezonderde gelovigen genoemd, die samen de gemeente vormen.
genade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus......... Paulus begint zijn brieven met deze groet, niet als cliché. Hij wenst hun werkelijk de genade en vrede toe van God de Vader en van Yeshua de Messias. Hij legt zijn zegen op hen, namens zijn Zender.
2. God van troost
2 Korinthe 1:3-7
3. Geprezen zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vader van de barmhartigheden en de God van alle vertroosting,
4. Die ons troost in al onze verdrukking, zodat wij hen kunnen troosten die in allerlei verdrukking zijn, met de vertroosting waarmee wij zelf door God getroost worden.
5. Want zoals het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo is door Christus ook onze vertroosting overvloedig.
6. Of wij nu verdrukt worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid, die tot stand gebracht wordt in de volharding in hetzelfde lijden dat ook wij lijden; of dat wij getroost worden, het is eveneens tot uw vertroosting en zaligheid.
7. En onze hoop voor u is vast, in de wetenschap dat u, zoals u deelhebt aan het lijden, zo ook deelhebt aan de vertroosting.
Behalve het uitspreken van zegen voor de gemeente, vindt Paulus het vanzelfsprekend ook de Gevers van die zegen te prijzen! De Vader die zich over ons ontfermt, de God die ons altijd troost en ons in alle verdrukking moed geeft. De gemeente kent verdrukking en lijden, want dat is 'normaal' voor een gemeente die echt van Christus is. Zo leren we anderen troosten met de troost van God die we ook echt zelf ervaren hebben.
Want zoals het lijden van Christus overvloedig over ons komt, zo is door Christus ook onze vertroosting overvloedig..... de vertroosting in Christus gaat gelijk op met het lijden (Psalm 34:20; Psalm 94:19). Het is een twee-éénheid. Yeshua is bij ons in lijden en verdrukking.
Of wij nu verdrukt worden, het is tot uw vertroosting en zaligheid......... als Paulus vervolgd werd dan ging het om zijn bemoeienis met de gemeenteleden van Korinthe. Dat had te maken met hun behoud en Paulus' lijden bevestigde het lijden van Yeshua voor hun zaligheid.
onze hoop voor u is vast, in de wetenschap dat u, zoals u deelhebt aan het lijden, zo ook deelhebt aan de vertroosting........ Yeshua riep zijn volgelingen op om te delen in Zijn lijden (Lukas. 9:23, Rom. 8:17-18, Kor. 1:24 e.v.) omdat ze zo ook Zijn troost zouden ervaren. Dit zou hen standvastig maken. God zal de Korinthiërs troosten als ze moeten lijden in Zijn Naam.
3. Ervaringen van verdrukking
2 Korinthe 1:8-11
8. Want wij willen niet, broeders, dat u geen weet hebt van onze verdrukking, die ons in Asia overkomen is: dat wij het uitermate zwaar te verduren hebben gekregen, boven ons vermogen, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten.
9. Ja, wij hadden voor ons eigen besef het doodvonnis zelf al ontvangen, opdat wij niet op onszelf zouden vertrouwen, maar op God, Die de doden opwekt.
10. Hij heeft ons uit zo'n groot doodsgevaar verlost, en Hij verlost ons nog. Op Hem hebben wij de hoop gevestigd dat Hij ons ook verder verlossen zal,
11. terwijl u ons ook mede te hulp komt door het gebed, opdat door velen dankzegging voor ons gedaan wordt voor de genadegave die door velen tot ons is gekomen.
8. Want wij willen niet, broeders, dat u geen weet hebt van onze verdrukking, die ons in Asia overkomen is: dat wij het uitermate zwaar te verduren hebben gekregen, boven ons vermogen, zodat wij zelfs aan ons leven wanhoopten.
9. Ja, wij hadden voor ons eigen besef het doodvonnis zelf al ontvangen, opdat wij niet op onszelf zouden vertrouwen, maar op God, Die de doden opwekt.
10. Hij heeft ons uit zo'n groot doodsgevaar verlost, en Hij verlost ons nog. Op Hem hebben wij de hoop gevestigd dat Hij ons ook verder verlossen zal,
11. terwijl u ons ook mede te hulp komt door het gebed, opdat door velen dankzegging voor ons gedaan wordt voor de genadegave die door velen tot ons is gekomen.
wij willen niet, broeders, dat u geen weet hebt van onze verdrukking, die ons in Asia overkomen is........