English & other languages: click here!
Job 16 - Job antwoordt Elifaz
Job voelt zich ontgoocheld en geïrriteerd door de reacties van Elifaz en de vrienden. Is dat nu de troost die je van vrienden verwachten kunt? Als de zaken nu eens omgekeerd lagen, wanneer zij zelf in moeite en onheil zouden verkeren.
Maar ook de houding van God begrijpt Job niet. Waarom komt Hij hem niet te hulp? Ondanks zijn klachten over God spreekt Job zijn hoop uit op de Pleitbezorger in de hemel, die zijn Getuige is.
Zoals steeds, als er weer hoop gloort in het denken van Job, valt hij daarna weer terug in zelfbeklag om de uitzichtloosheid die hij voortdurend ervaart.
Job 16:1-5
1. Maar Job antwoordde en zei:
2. Ik heb al vaak dergelijke dingen gehoord,
jullie zijn allemaal moeitevolle vertroosters.
3. Is er een einde aan de woorden van wind?
Of wat maakt jullie zo stellig als jullie antwoord geven?
4. Zou ík ook spreken zoals jullie,
als jullie ziel in de plaats van mijn ziel was?
Zou ik woorden aaneenrijgen tegen jullie,
en zou ik mijn hoofd over jullie schudden?
5. Ik zou jullie met mijn mond bemoedigen;
medelijden zou mijn lippen inhouden.
Ik heb al vaak dergelijke dingen gehoord, jullie zijn allemaal moeitevolle vertroosters...... Zo langzamerhand kent Job de argumenten van de vrienden wel. Maar is dat 'troost'? Het bezorgt Job alleen maar meer moeite, verdriet en afkeer van hun aanwezigheid. Komt er nog eens een einde aan de woorden van wind? Met die uitdrukking 'woorden van wind' refereert hij aan de woorden van Bildad (Job 8:2) en Elifaz (Job 15:2).
Wat maakt jullie zo stellig als jullie antwoord geven......? Ja, waar halen ze hun zekerheid vandaan om Job zijn schuld 'in de schoenen te schuiven'? Wij weten uit het eerste hoofdstuk dat Job te lijden heeft onder woordvoerders van satan, die gestuurd zijn om zijn lijden te verzwaren en God af te zweren. Mensen die onder invloed van satan en zijn demonen staan kunnen heel erg zeker lijken van de dingen die zij in hun eigen wijsheid naar voren brengen.
Zou ík ook spreken zoals jullie, als jullie ziel in de plaats van mijn ziel was........? Job laat de vrienden voelen hoe zij zich zouden voelen als de situatie omgekeerd was. Zou ik dan ook met een beschuldigende redevoering (aanééngerijgde woorden) zonder einde komen? Zodra Job zou gaan beseffen dat zijn lijden het gevolg van verdrukking door satan is, zou hij in een omgekeerde situatie beter in staat zijn een verdrukte lijder te troosten.
"Schudden met het hoofd' betekent volgens de studiebijbel "beeldspraak die niet alleen medelijden tot uitdrukking wil brengen, maar ook een lading van spot in zich draagt. (2 Kon. 19:21; Psalm 22:8; Psalm 109:25; Jes. 37:22; Klaagl. 2:15)."
Ik zou jullie met mijn mond bemoedigen; medelijden zou mijn lippen inhouden....... Job geeft geen serieus antwoord op zijn eigen vraag. Want hij weet dat die zaken niet omgekeerd kunnen worden. Uit dit antwoord kun je van alles halen.
Job 16:6-8
6. Als ik echter spreek, wordt mijn leed niet verzacht;
en als ik ophoud, wat gaat er dan van mij weg?
7. Zeker, nu heeft Hij mij laten bezwijken.
U hebt heel mijn gemeenschap verwoest.
8. U hebt mij gegrepen, en dat is als een getuige tegen mij;
en mijn vermagering beschuldigt mij, zij getuigt openlijk tegen mij.
Als ik echter spreek, wordt mijn leed niet verzacht...... wat Job ook tegen zijn vrienden zegt, het wordt niet met troost beantwoord, integendeel.
als ik ophoud, wat gaat er dan van mij weg........? maar als hij niets zegt helpt dat ook niet. Er komt geen woord van troost of medeleven.
Zeker, nu heeft Hij mij laten bezwijken........ God heeft satan inderdaad toegelaten om Job (althans voorlopig) ten onder te doen gaan. Dit is dus echt een beproeving, alleen weet Job niet waaruit die beproeving voortkomt.
U hebt heel mijn gemeenschap verwoest...... Deze beproeving houdt in dat de vrouw van Job afstand van hem nam, dat zijn kinderen werden gedood, maar de knechten en de veestapel zijn ook verdwenen. En de vrienden die er zijn betonen zich geen echte vrienden.
U hebt mij gegrepen, en dat is als een getuige tegen mij....... zoals men Job nu ziet zitten in al zijn zwakheid en ellende is hij een toonbeeld van een looser. Hij is het tegenovergestelde van een welvaartsprediker. Toch predikt zijn situatie de Messias Yeshua, zoals beschreven door Jesaja:
Jesaja 53:4b Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt.
mijn vermagering beschuldigt mij, zij getuigt openlijk tegen mij........ Job voelt zich als een dwaas, een nietsnut in de ogen van anderen en dat zou God toch hebben kunnen voorkomen.
Job 16:9
9. Zijn toorn verscheurt en haat mij;
Hij knarsetandt tegen mij;
mijn Tegenstander scherpt Zijn ogen tegen mij.
10. Zij sperren hun mond tegen mij open;
smadelijk slaan zij mij op de kaak;
zij komen allen samen tegen mij.
11. God heeft mij aan een verkeerde overgegeven,
en heeft mij uitgeleverd in de handen van goddelozen.
Zijn toorn verscheurt en haat mij; Hij knarsetandt tegen mij....... wat zouden wij tegen iemand zeggen die dit van God zegt.... wij willen in eerste instantie God verdedigen en dat doen de vrienden van Job ook. De oorzaak is dat wij vaak geen goed beeld hebben van God, die ook de vijandelijke machten zodanig inschakelt, zodat ze meewerken aan Gods bedoeling. Zijn bedoeling is om het goede van het kwade te scheiden, om een volk te vormen dat rechtvaardig en trouw is. Het zal blijken dat ook Job uiteindelijk zijn kijk op God moet leren herzien, zoals Jakob dat ook heeft moeten doen in zijn worsteling met God (Genesis 32:22-32).
mijn Tegenstander scherpt Zijn ogen tegen mij....... in de HSV vertaling staat hierbij een verwijzing naar Job 13:24 Waarom houdt U mij voor Uw vijand? Hiermee wil Job uitdrukken dat hij zich niet tegen God heeft gekeerd, maar dat God zich tegen hem keert.
Zij sperren hun mond tegen mij open; smadelijk slaan zij mij op de kaak; zij komen allen samen tegen mij...... omdat Job hier in het meervoud spreekt lijkt het alsof hij, niet alleen God, maar ook zijn vrienden hierin betrekt. Stond God dan aan de kant van zijn vrienden?
Zij komen allen samen tegen mij.......Het is voor hem ook alsof er niemand is die hem goed gezind is.
God heeft mij aan een verkeerde overgegeven........ dit is in principe waar. God had tot satan gezegd:
Job 1:12 De HEERE zei tegen de satan: Zie, alles wat hij heeft, is in uw hand; alleen naar hemzelf mag u uw hand niet uitsteken. En de satan ging weg van het aangezicht van de HEERE.
Maar satan is vanwege de zondige natuur van de mens de 'vorst van deze wereld '(Joh. 14:30), d.w.z. voor zover God hem de ruimte geeft.
God erkent dat recht van satan op de mens, maar laat de werken van satan uiteindelijk meewerken ten goede voor hen, die God liefhebben, die volgens zijn voornemen geroepenen zijn (Rom. 8:28-30). Dit heeft tot het heerlijke doel om gelijk te worden aan Gods Zoon (Rom. 8:29) die de aanvallen van satan ten volle heeft doorstaan.
Maar in de gedachten van Job kan zoiets niet mogelijk zijn. En Job is niet alleen in dat denken. Hij had ook nog niet de Bijbel in zijn geheel. Zoals bij iedere gelovige moet ons denken steeds vernieuwd worden. Dat proces zal ook zeker bij Job tot ontwikkeling komen. Tegelijk is wat hier plaatsvindt ook ter lering van gelovigen in onze tijd. Wie het boek Job leest zal niet meer zo snel iemand veroordelen die in een ernstige geloofscrisis zit.
Job 16:12 -14
12. Ik had rust, maar Hij heeft mij gebroken,
en mij bij de nek gegrepen en mij verpletterd;
Hij heeft mij neergezet als een doelwit voor Hem.
13. Zijn schutters omringen mij;
Hij splijt mijn nieren en spaart mij niet,
Hij giet mijn gal op de aarde uit.
14. Hij breekt mij met breuk op breuk,
Hij stormt tegen mij aan als een held.
Ik had rust, maar Hij heeft mij gebroken, en mij bij de nek gegrepen en mij verpletterd....... Met weemoed denkt Job terug aan de tijd dat hij nog rust had....... bij de nek gegrepen... dat doet men bij wijze van spreken bij een onwillige arbeider, of als vader bij een zoon die in gebreke blijft. Job voelt zich ook mentaal gebroken door God. Hij gebruikt allerlei uitdrukkingen om zijn onvrede te uiten. Hij voelt zich als een doelwit waarop God Zijn pijlen richt.
Hij splijt mijn nieren en spaart mij niet, Hij giet mijn gal op de aarde uit...... In zekere zin is Job een profetisch beeld van Yeshua, de rechtvaardige aan het kruis die desondanks het doelwit werd van Gods rechtvaardige toorn; niet omdat Hij dat verdiende, maar omdat het in het goede en grotere plan van God lag om dat te doen. Omdat Job dit grote doel, waarmee hij God zal verheerlijken, nog niet kan zien, ontstaat er bitterheid waaraan hij uiting moet geven.
Hij breekt mij met breuk op breuk, Hij stormt tegen mij aan als een held....... dit doet denken aan een stormram die hem als een muur probeert open te breken. Dat veroorzaakt symbolisch bressen of breuken. Deze stormram wordt ingezet door satan, maar Job denkt dat God dit doet.
Job 16:15-17
15. Ik heb een rouwgewaad over mijn huid genaaid,
ik heb mijn hoorn in het stof gestoken.
16. Mijn gezicht is rood van het huilen,
en over mijn oogleden ligt de schaduw van de dood,
17. en dat terwijl er geen geweld in mijn handen is,
en mijn gebed zuiver is!
Ik heb een rouwgewaad over mijn huid genaaid..... zo'n rouwgewaad kan een jute zak zijn, of een dierenharen omhulsel, zoals Johannes de Doper (Matth. 3:4) of Elia (2 Kon. 1:8). Het was kleding voor de armen. Zo'n kleed had geen kleermakersvorm en moest hier en daar wat aan elkaar worden genaaid, zodat het om je heen bleef hangen. Zo'n kleed beschermde tegen de kou, de zon en bedekte de aangetaste huid van Job.
ik heb mijn hoorn in het stof gestoken........ de 'hoorn' was een aanduiding voor eer en aanzien (1 Samuel 2:1,10; Psalm 75:5; Psalm 89:18). Job wil hiermee zeggen dat hij zijn eer, zijn waardigheid had dood verklaard en begraven. Hij was een worm en geen man. En die hoort thuis in de aarde, in het stof. Dit deed me denken aan de profetie over het lijden van Yeshua, door David verwoord: Psalm 22:7 Maar ik ben een worm en geen man, een smaad van mensen en veracht door het volk.
Mijn gezicht is rood van het huilen.......het is Job aan te zien dat hij voortdurend huilt. Hierdoor is zijn gezicht en zijn de oogleden rood geworden en gezwollen.
over zijn oogleden ligt de schaduw van de dood...... zijn ogen staan niet meer levendig, de glans is er af en de oogleden hangen er als zware gordijnen overheen.
Het woord tzalamet צַלְמָוֶת is een combinatie van 'tzalem' = schaduw en 'met/mot' = dood. Job heeft alleen nog als uitzicht: 'de dood', want er is geen reden voor zijn lijden. Dat komt uit in zijn uitspraak: 'er is geen geweld in mijn handen' en 'mijn gebed dat zuiver is'.
Job 16:18-19
18. Aarde, bedek mijn bloed niet,
en laat er geen rustplaats zijn voor mijn geroep.
19. Ook nu, zie, in de hemel is mijn Getuige,
en mijn Pleitbezorger is in de hoogten.
Aarde, bedek mijn bloed niet, en laat er geen rustplaats zijn voor mijn geroep....... Job wil dat er recht gedaan wordt vanwege het feit dat hij onschuldig lijdt, ook nadat hij gestorven zou zijn. Hij weet waarschijnlijk dat het bloed van Abel vanaf de aarde bij God om gerechtigheid vroeg (Genesis 4:10 en 11). Hij wil dat zijn geroep door God gehoord wordt. De aarde wordt - in beeldspraak - wel eens vaker in de Bijbel als een handelend persoon aangesproken. In Jesaja 26:21b staat: 'de aarde zal het bloed dat erop vergoten is, aan het licht brengen". Dat kan dus ook als het bloed bedekt is. Hemel en aarde worden soms door God als getuige geroepen (Deut. 4;26: Deut. 30:19b).
zie, in de hemel is mijn Getuige, en mijn Pleitbezorger is in de hoogten....... Job geeft God de schuld voor dat wat hem overkomt. In zijn gedachten kan niemand anders daaraan schuld hebben. Tegelijk weet hij dat God rechtvaardig is en dat er daarom een Getuige en Pleitbezorger in de hemel moet zijn die voor hem opkomt. Hij schrijft God niet af, zoals satan dat wil bereiken.
Behalve de schuld bij God neer te leggen, verwacht hij ook hulp van God. Onbewust vraagt hij de Middelaar: Yeshua, de Messias te hulp.
Job 16:20-22
20. Mijn vrienden bespotten mij,
maar mijn oog weent tranen tot God.
21. Laat hij een man verdedigen bij God,
zoals een mensenkind voor zijn vriend doet.
22. Want er komt nog maar een klein aantal jaren,
voor ik het pad ga waarlangs ik niet terugkeer.
Mijn vrienden bespotten mij, maar mijn oog weent tranen tot God........ zo af en toe komt er weer een sprankje hoop naar boven. Job mist God, zoals hij hem voorheen kende. Het voelt alsof God nu zijn vijand is geworden. Waarom? Daarboven de spot van zijn vrienden..... opnieuw vullen zijn roodomrande ogen zich met tranen, waarmee hij God wil vertellen hoezeer hij verslagen en teleurgesteld is.
Laat hij een man verdedigen bij God, zoals een mensenkind voor zijn vriend doet....... de vraag om iemand die hem kan verdedigen bij God is in feite een vraag om de Middelaar Yeshua. Eigenlijk ziet Job in geloof dat zoiets er toch moet zijn. Dat gebeurt zelfs bij rechtszaken tussen mensen onderling.
Want er komt nog maar een klein aantal jaren...... Job gaat er van uit dat hij niet lang meer zal leven; voor ik het pad ga waarlangs ik niet terugkeer..... de dood ziet hij als een pad waarlangs hij niet terugkeert. Er is geen verwachting meer, het is einde verhaal (denkt hij...!).
Ida