English & other languages: click here!

Job 15 - Elifaz in tweede spreekronde

Met dit hoofdstuk begint de tweede ronde van gesprekken tussen Job en zijn vrienden. Deze ronde is korter dan de eerste, maar de volgorde van wie aan het woord zijn is wel gelijk. 

Voor de tweede keer neemt Elifaz ui Tema, waarschijnlijk de oudste en meest gezaghebbende van de drie vrienden, het woord en spreekt Job toe. Naarmate Job heftiger wordt, worden zijn vrienden strenger. Elifaz is minder beleefd en beschuldigt Job botweg van sluwheid en goddeloosheid. Hij verhardt zich en richt zijn vijandige pijlen op de lijdende Job. De vrienden tonen zich ervan overtuigd dat Jobs beproevingen door hemzelf zijn veroorzaakt.

Job 15:1-6
1. Toen antwoordde Elifaz, de Temaniet, en zei:
2. Zal een wijze antwoorden met wetenschap die als wind is? Zal hij zijn buik vullen met oostenwind?
3. Bestraft hij met woorden die nutteloos zijn, en met uitspraken waarvan hij geen voordeel heeft?
4. Ja, jíj doet de vreze Gods teniet, en neemt het gebed voor het aangezicht van God weg.
5. Want je eigen mond geeft je ongerechtigheid te kennen, je hebt de tong van de sluwen gekozen.
6. Je eigen mond verklaart je schuldig, en niet ik; je lippen getuigen tegen je.

Zal een wijze antwoorden met wetenschap die als wind is.......? Elifaz wil hiermee zeggen dat de antwoorden van Job alleen maar wind bevatten en niet getuigen van een wijze geest. Het is zelfs nog een irritante hete wind (oostenwind) van nutteloze woorden en uitspraken die niets inhouden. Oostenwind wordt in Hosea 12:2 met leugen en verwoesting geassocieerd.

jíj doet de vreze Gods teniet, en neemt het gebed voor het aangezicht van God weg......... 

hier durft Elifaz zelfs te zeggen dat Job geen eerbied voor God heeft. Job heeft in Elifaz ogen geen wijsheid, want, zoals in Spreuken 1:7 staat is 'de vreze Gods het begin der wijsheid'. Waarschijnlijk reageert Elifaz op wat Job in Job 13:4-5 en 9 heeft gezegd.

je eigen mond geeft je ongerechtigheid te kennen, je hebt de tong van de sluwen gekozen...... In de ogen van de vrienden is Job een man van ongerechtigheid. In Job 5:12,13 beschuldigde Elifaz hem van sluwheid in algemene termen. Maar hier wordt hij rechtstreeks als sluw bestempeld. Wat Elifaz zegt lijkt op de uitspraak van het sanhedrin om Yeshua te veroordelen: "Welk getuigenis hebben wij nog nodig? Want wij hebben het zelf uit Zijn mond gehoord" Lukas 22:71). En omdat Job gezegd heeft "ik zwicht niet voor jullie" zijn ze behoorlijk op hun tenen getrapt.
Je eigen mond verklaart je schuldig, en niet ik; je lippen getuigen tegen je........ Zij stellen zich op als leermeesters namens God, maar beseffen niet dat ze er helemaal naast zitten. Ze hebben ook totaal geen gevoel voor wat Job doormaakt. Dan verwijten ze hem ook nog dat hij het gebed voor Gods aangezicht wegneemt. Zo kunnen mensen, door zichzelf autoriteit aan te meten, met godsdienstig klinkende woorden een ander geestelijk kapot maken. 

Job 15:7-13
7. Ben jij de eerste mens die geboren werd? Ben jij vóór de heuvels voortgebracht?
8. Heb jij geluisterd in de verborgen raad van God? En heb jij de wijsheid naar je toe getrokken?
9. Wat weet jij dat wij niet weten? Wat begrijp jij dat bij ons ontbreekt?
10. Onder ons is ook een grijsaard en een stokoude, ouder van dagen dan jouw vader.
11. Zijn de vertroostingen van God te klein voor je, of woorden in zachtheid met je gesproken?
12. Waarom voert je hart je zo mee, en waarom flikkeren je ogen,
13. dat je je geest tegen God keert en zulke woorden uit je mond laat gaan?

Ben jij de eerste mens die geboren werd? Weer van die retorische vragen waarop ieder het antwoord wel weet, maar die bedoeld zijn om Job te kleineren. Wie denkt hij wel dat hij is bij zulke uitnemende 'hulpverleners'? Natuurlijk, Job zal wel de verborgen raad van God kennen, haha!! Verbeeld je niets man! Jij hebt natuurlijk de wijsheid naar je toe getrokken. Dit sarcasme geeft aan dat Elifaz deze Job eigenlijk niet aan kan. Hij kan niet meer redelijk met hem spreken. En dat terwijl er een man tegenover hem staat of zit, waarvan men zou kunnen zeggen 
Wat weet jij dat wij niet weten? Wat begrijp jij dat bij ons ontbreekt...... ?  Dit is duidelijk een reactie op wat Job zei in hoofdstuk 12:2 dat met hen ('de vrienden') de wijsheid zou sterven. Ben jij vóór de heuvels voortgebracht......? In vers 7 en 10 vraagt Elifaz op verkapte wijze of Job wel de leeftijd heeft om wijs te zijn. Eerder had Bildad in Job 8:8 al aangegeven dat wijsheid bij de voorvaderen gezocht moet worden. Onder ons is ook een grijsaard en een stokoude..... mogelijk bedoelt Elifaz zichzelf en als zodanig geeft het hem de status de wijsheid in pacht te hebben. Ook als Temaniet heeft hij die status in de mensenogen van die cultuur.

Zijn de vertroostingen van God te klein voor je...... Elifaz beschouwde het advies van hem en zijn vrienden als Gods vertroostingen. Omdat Job hun advies verwierp, stelde hij dat Job zijn geest tegen God had gekeerd. 

woorden in zachtheid met je gesproken...... nou ja, zachtheid. Wat Elifaz zei was erg confronterend, hoewel in zijn vorige toespraak gematigder dan nu.

Waarom voert je hart je zo mee, en waarom flikkeren je ogen...... er zal inderdaad wel een behoorlijke felheid in Jobs spreken te horen zijn. Maar wat verwacht je anders als je steeds moet horen dat je gestraft wordt om je sluwe daden. Job weet van zichzelf dat hij voor God leefde en geen dingen had gedaan die deze ellende rechtvaardigen, terwijl hem dat voortdurend onder de neus gewreven wordt door de vrienden.  

Job 15:14-16
14. Wat is de sterveling dat hij zuiver zou zijn, en dat hij, geboren uit een vrouw, rechtvaardig zou zijn?
15. Zie, zelfs op Zijn heiligen vertrouwt Hij niet, en zelfs de hemel is niet zuiver in Zijn ogen.
16. Hoeveel te meer is dan een man afschuwelijk en verdorven die het onrecht indrinkt als water!

Wat is de sterveling dat hij zuiver zou zijn, en dat hij, geboren uit een vrouw, rechtvaardig zou zijn......? Nu spreekt Elifaz een algemene waarheid uit die op de mensheid kan worden toegepast. Hier komt Elifaz terug op Job's uitspraak: "Mijn inzicht is zuiver, en ik ben rein in Gods ogen" (Job 11:4). Omdat wij gelezen hebben dat God dit zelf van Job verklaarde in Job 1:8, weten we dat dit geen grootspraak is. Persoonlijk ben ik meer geneigd om de bede van David voor ogen te houden, zoals hiernaast afgebeeld. En ook Job heeft wel in deze geest tot God gebeden 

Job 13:23 Hoeveel ongerechtigheden en zonden heb ik? Maak mij mijn overtreding en mijn zonde bekend.

Zie, zelfs op Zijn heiligen vertrouwt Hij niet, en zelfs de hemel is niet zuiver in Zijn ogen."...... Deze redenering klopt niet. Er is zonde geweest in de hemel en één derde van de engelen is toen uitgebannen. Maar die scheiding is voltrokken, de hemel is gezuiverd. Net zo als de aarde gezuiverd gaat worden van kwaad en vijandschap. Als we lezen in Mattheüs 25:31  e.v. dat God al Zijn heilige engelen betrekt in het oordeel dan heeft de scheiding zich daar voltrokken. De gevallen engelen wachten in de afgrond nog op het oordeel (Judas 1:6; 2 Petrus 2:4), en hebben geen toegang tot de hemel. Er zijn wel hemelse gewesten waar satan en andere goden samenkwamen en komen, maar dat is niet in de woonplaats van God. 

Hoeveel te meer is dan een man afschuwelijk en verdorven die het onrecht indrinkt als water...... ! Met deze redenering probeert Elifaz Job te overtuigen dat hij niet mag zeggen dat hij onschuldig is. Als engelen al zo onbetrouwbaar zijn (dat geldt niet voor Gods heilige engelen) wat moeten mensen dan ook onbetrouwbaar zijn. Elifaz bedoelt Job, maar dan zou dat ook op hemzelf betrekking hebben. Dat laatste is ongetwijfeld het geval, want Elifaz is - om zo te zeggen - ingehuurd door satan, om Job te doen afvallen van het geloof. 

Job 15:17-21
17. Ik zal het je te kennen geven, luister naar mij; wat ik gezien heb, zal ik vertellen,
18. wat de wijzen bekendgemaakt hebben, en wat men voor hun vaderen niet verborgen heeft.
19. Aan hen alleen was het land gegeven, en geen vreemde ging door hun midden.
20. Alle dagen doet de goddeloze zichzelf verdriet aan; en voor de geweldpleger is een klein aantal jaren weggelegd.
21. Het geluid van angstaanjagende dingen klinkt in zijn oren; zelfs tijdens de vrede komt de verwoester naar hem toe.

luister naar mij; wat ik gezien heb, zal ik vertellen......... nadat Elifaz eerst verklaard heeft dat ouderen meer wijsheid hebben, bij welke catagorie  hij zichzelf rekende, vraagt Job om naar hem te luisteren. Hij gaat iets vertellen vanuit de kennis van wijzen en hun vaderen, dingen die hij zelf ook heeft gezien. Dat terugvallen op vaderen, maar ook op mensen die naam gemaakt hebben, houdt ook het gevaar in om tradities en cultuurgebonden leringen door te geven aan het nageslacht. Zulke wijsheden moeten ook getoetst worden aan wat God zegt. Zo'n traditionele stelregel was in het kort samengevat: "wie zondigt wordt gestraft en wie goed doet wordt gezegend".  We zien dit ook terug in het evangelie: In Joh. 9:2 en de 18  op wie de toren in Siloam viel en die daardoor gedood werden, hadden niet meer schuld dan de mensen die in Jeruzalem woonden" (Luk. 13:4). In veel gevallen klopt de redenering van de vrienden, maar lang niet altijd. En zeker niet wat Job betreft.

Aan hen alleen was het land gegeven, en geen vreemde ging door hun midden...... het is niet duidelijk welk land Elifaz hier bedoelt. Mogelijk zijn eigen land Edom. Dat was inderdaad door God aan Edom gegeven (Deut. 2:5; Jozua 24:4) en Israël werd bij zijn terugtocht naar Kanaän niet toegelaten daar doorheen te trekken, waardoor Israël, bijna bij Kanaän, een grote omweg moest maken (Numeri 20:14-20). Omdat er geen preciese datering is van het boek Job, weten we niet of dit toen al had plaatsgevonden. Edom is de geschiedenis door een hinderpaal voor Israël geweest. Hier is Elifaz eveneens een onbarmhartige tegenstander voor Job.  

Alle dagen doet de goddeloze zichzelf verdriet aan...... het is duidelijk wat Elifaz bedoelt. Hij is een echte Temaniet, want Teman (in Edom) stond bekend om zijn wijsheid, maar dat was niet de wijsheid van God. Hij versterkt zijn opvatting met een tweede zin, die hetzelfde bedoelt te zeggen: voor de geweldpleger is een klein aantal jaren weggelegd. Deze veroordeling is voor Job niet mis te verstaan. Hoe ellendig en boos zal hij zijn.

Het geluid van angstaanjagende dingen klinkt in zijn oren...... ook dit is een Bijbelse waarheid waarvan de toepassing misplaatst is met betrekking tot Job (Leviticus 26:17,36; Spreuken 28:1).

zelfs tijdens de vrede komt de verwoester naar hem toe.......Het lijkt wel of Elifaz dit haalt uit 'de vloek' van Gods Woord. (Leviticus 26:34-36).

Hierin wordt zowel de verwoesting als de angst voor geluiden genoemd. Zo zie je hoe Zijn Woord misbruikt kan worden door satan en degenen die in zijn dienst staan. Het is voor Job een niet voor tweeërlei uitleg vatbare beschuldiging aan zijn adres, afkomstig van de aanklager van onze broeders (Openbaring 12:10).

Job 15:22-24
22. Hij verwacht niet dat hij terugkeert uit de duisternis, omdat er met een zwaard op hem geloerd wordt.
23. Hij zwerft rond om brood. Waar is het? Hij weet dat een dag van duisternis voor hem ophanden is.
24. Benauwdheid en angst overvallen hem; ze overweldigen hem als een koning die klaar is voor de strijd.

Hij verwacht niet dat hij terugkeert uit de duisternis, omdat er met een zwaard op hem geloerd wordt...... volgens Elifaz zal de goddeloze zich voortdurend in de duisternis van dreigende dood bevinden, uit angst voor een zwaard, terwijl hij niet eens wordt opgejaagd. Dit lijkt op de vloek die wordt beschreven in Lev. 26:36.

Hij zwerft rond om brood. Waar is het......?  Nu wordt Job gelijkgesteld aan de goddelozen die voortdurend op zoek naar brood moeten. Zoals we dat kennen van een zwerver.

Leviticus 26:26 Wanneer Ik het u aan brood laat ontbreken, dan zullen tien vrouwen uw brood in één oven bakken en zij zullen uw brood in afgewogen hoeveelheden moeten teruggeven. U zult eten, maar niet verzadigd worden.

Hij weet dat een dag van duisternis voor hem ophanden is...... deze duisternis houdt waarschijnlijk verband met doodsdreiging, zoals uit vers 22 blijkt. Benauwdheid en angst overvallen hem...... angst en benauwdheid maken zijn leven tot een schrikbeeld, alsof vijanden met hem de strijd aan willen binden.

Leviticus 26:36-37
33. uw land zal een woestenij worden. (zie Job 15:21)
36. En wie van u overgebleven zijn, zal Ik in de landen van hun vijanden angst inboezemen, zodat het geritsel van een opdwarrelend blaadje hen al opjagen zal. Zij zullen op de vlucht slaan alsof ze voor een zwaard op de vlucht slaan, en neervallen, terwijl niemand hen opjaagt.
37. Zij zullen over elkaar struikelen alsof ze zich voor een zwaard uit de voeten maken, terwijl niemand hen opjaagt. U zult geen stand kunnen houden tegen uw vijanden,

In de verzen 22 t.m. 24, 28 van dit hoofdstuk, komen allerlei begrippen naar voren die in Leviticus 26 zijn beschreven onder het onderwerp 'vloek'. In de lila vlakken staan enkele teksten uit Leviticus, waarbij de overeenkomende begrippen onderstreept zijn. Het lijkt wel of Elifaz kennis heeft van dit hoofdtuk over 'zegen en vloek' en daar bewust gebruik van maakt om de vloek over Job uit te spreken.

Job 15:25-29
25. Ja, hij strekt zijn hand tegen God uit, en hij verheft zich tegen de Almachtige.
26. Hij rent op Hem af met opgeheven nek, met de dikke knoppen van zijn schilden vooruit.
27. Want hij heeft zijn gezicht bedekt met zijn vet, en hij heeft een vetlaag op zijn lendenen gedaan.
28. Hij bewoont verwoeste steden, huizen waarin niemand meer woont, bestemd om een puinhoop te worden.
29. Hij zal niet rijk worden, zijn vermogen houdt geen stand, en hun bezit breidt zich niet uit over de aarde.

hij strekt zijn hand tegen God uit, en hij verheft zich tegen de Almachtige........ Elifaz gaat maar door met zijn beschuldigende vergelijkingen met een goddeloos persoon. Hoe kan Job dit allemaal aanhoren? Als hij niet zo zwak en ziek was zou hij zich af kunnen keren van deze laster, of hem wegsturen. Is dit ook het kwade dat hij uit Gods hand moet ondergaan? Is hij hier geen beeld van Yeshua die op allerlei manieren werd veracht en beschuldigd? Is dit niet het beeld van het ware Israël dat de eeuwen door als de zondebok wordt gezien?

Hij rent op Hem af met opgeheven nek, met de dikke knoppen van zijn schilden vooruit..... Job wordt voortdurend onbarmhartig veroordeeld door Elifaz. Hij tekent deze man, gedompeld in lijden, als een eigenwijs en koppig persoon, die niet toegeeft dat hij zondigt en die op God afstormt met een stevig uitgerust schild (met knoppen of reliëf (?)) om zich te beschermen tegen de pijlen die door God op hem worden afgeschoten.

hij heeft zijn gezicht bedekt met zijn vet, en hij heeft een vetlaag op zijn lendenen gedaan........ het vet dat Job op zijn gezicht en lendenen heeft gesmeerd, duidt op de welvaart die hij voorheen had. Maar dat is nu voorbij. 

Hij bewoont verwoeste steden, huizen waarin niemand meer woont, bestemd om een puinhoop te worden....... de verwoeste steden worden in Leviticus 26:31 e.v. ook onder de vloek gerekend. Het zijn inderdaad vaak tekenen van een oordeel van God, maar bij Job was er een andere reden. Job wordt aangesproken zoals later van Yeshua (en het volk Israël) werd geprofeteerd: "Wíj hielden Hem voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt" (Jesaja 53:4b).

Hij zal niet rijk worden, zijn vermogen houdt geen stand...... uit het vervolg weten wij dat Job wel weer rijk en welvarend werd. Maar voorlopig wordt hij hardhandig naar beneden geduwd door Elifaz, zonder hoop, zonder troost. 

Job 15:30-35
30. Hij kan de duisternis niet ontwijken, een vlam verdroogt zijn jonge loot; hij gaat weg door de adem van Gods mond.
31. Laat hij niet vertrouwen op iets wat nutteloos is, waardoor hij misleid wordt; want iets nutteloos zal hij als vergelding krijgen.
32. Terwijl het zijn sterfdag nog niet is, zal die vervuld worden, en zijn palmtak zal niet groen worden.
33. Hij zal zijn onrijpe druiven afstoten als een wijnstok, en zijn bloesem afwerpen als een olijfboom.
34. Ja, de gemeenschap van de huichelaars is onvruchtbaar, en het vuur verteert de tenten van hen die geschenken aannemen.
35. Zij zijn zwanger van moeite en baren onheil, en hun buik brengt bedrog voort.

Hij kan de duisternis niet ontwijken, een vlam verdroogt zijn jonge loot...... We zien dat Elifaz zijn slachtoffer niet meer oproept tot berouw en bekering. Voor hem is dat station gepasseerd. Hij vindt geen ingang bij Job en die moet nu maar de consequenties onder ogen zien. Duisternis en angst voor de dood is zijn deel. Op nageslacht hoeft hij niet meer te rekenen. De ondergang is het lot van de goddeloze. 

hij gaat weg door de adem van Gods mond....... Elifaz gebruikt hier een profetie die de Bijbel betrekt op de antichrist. Hij heeft dit eerder gezegd in Job 4:9 (Zie ook Jesaja 11:4).

2 Thess. 2:8 Dan zal de wetteloze zich openbaren; hem zal de Here [Jezus] doden door de adem zijns monds en machteloos maken door zijn verschijning, als Hij komt. NBG

Laat hij niet vertrouwen op iets wat nutteloos is, waardoor hij misleid wordt...... er is niets meer waarop Job kan vertrouwen, dat is volkomen nutteloos. Elke poging om uit de misère te komen is misleiding en zal mislukken. Het brengt alleen maar meer ellende. 

Terwijl het zijn sterfdag nog niet is, zal die vervuld worden...... Job zal vroegtijdig sterven. Net zo als een boom die nog geen loof heeft. Het groene van nieuw leven zal hij niet zien. Er komen slechts onrijpe druiven aan de wijnstok. (vers 33). Zelfs de bloesem zal zich niet tot vrucht  ontwikkelen (zie Jesaja 18:5).

de gemeenschap van de huichelaars is onvruchtbaar.......  Elifaz stelt vast dat Job deel uitmaakt van een gemeenschap van huichelaarsHij zal bij hen geen baat vinden en alleen achter blijven. Het vuur verteert hun bezit dat door corruptie is verkregen: de tenten van hen die geschenken aannemen..
Zij zijn zwanger van moeite en baren onheil, en hun buik brengt bedrog voort........ 
De goddelozen veroorzaken moeite. Ze zullen tenslotte beschaamd erkennen dat zij zichzelf bedrogen hebben met leugen en vermeende zelfverzekerdheid. Zo oordeelt Elifaz. Maar hij heeft niet het laatste woord. Yahweh stelt grenzen aan wat Job verdragen kan om staande te blijven. Hij waakt over zijn trouwe dienaar Job (Job 1:8) die een zware beproeving ondergaat. 

Ida