Engels & other languages: click here!

Job 19 -Job's antwoord aan Bildad

Job heeft de moed nog niet opgegeven om te reageren op de armzalige 'troost' van de vrienden. Wel wordt hij nu en dan weerbaarder.  Hij kan zich niet neerleggen bij wat zijn vrienden tegen hem inbrengen. Hoe kunnen ze hem beschuldigen zonder enig bewijs? Hij blijft hopen dat hem recht gedaan zal worden, een hoop die hij, ondanks zijn klacht tot God, toch van Hem verwacht. In dit hoofdstuk spreekt hij de profetische geloofstaal uit: "Ik weet dat mijn Verlosser leeft!" Dit vertrouwen tilt Job als het ware boven zijn lijden uit. Er komt eindelijk toekomstperspectief, maar na dit leven. Hij zal vanuit zijn eigen lichaam, met zijn eigen ogen zijn Verlosser zien. 

Job 19:1-6
1. Job antwoordde echter en zei:
2. Hoelang blijven jullie mijn ziel bedroeven, en mij met woorden verbrijzelen?
3. Jullie hebben mij nu al tien keer schande aangedaan; jullie schamen je niet om mij zo hard te behandelen.
4. Maar ook als ik werkelijk gedwaald heb, zal mijn dwaling dan toch bij míj overnachten?
5. Als jullie je werkelijk boven mij verheffen, en mijn schande als bewijs tegen mij aanvoeren,
6. weet dan dat God mij neergedrukt heeft, en mij met Zijn vangnet omsingeld heeft.

Hoelang blijven jullie mijn ziel bedroeven......een begrijpelijke vraag van Job. Het gaat immers maar door met al die beschuldigingen en oordelen die over hem worden uitgesproken. Echte vrienden zouden Job toch wel kennen als een integer man, maar ze spreken hem te alsof hij de grootste boosdoener is, Job ervaart het als het hem met woorden verbrijzelen. Doen vele 'christenen' dat niet als ze het over Israël hebben? Ook Yeshua heeft zulke getuigenissen tegen Hem moeten aanhoren, terwijl Zijn onrechtvaardigheid op geen enkele wijze kon worden aangetoond.      Jullie hebben mij nu al tien keer schande aangedaan;...... wat hebben de vrienden er toch voor belang bij om maar door te gaan met hun beschuldigingen. Vrienden zijn er toch om troost en hulp te bieden in nood? Is het geen schande om iemand voortdurend zonder bewijs schuldig te verklaren?

jullie schamen je niet eens om mij zo hard te behandelen....... Job gaat de ontwikkelingen in de juiste proporties zien. De vreselijke woorden die door Bildad, Elifaz en Zofar zijn uitgesproken waren dolksteken om zijn lijden te verzwaren. 

Maar ook als ik werkelijk gedwaald heb, zal mijn dwaling dan toch bij míj overnachten? Als Job inderdaad gezondigd had zou zijn geweten gaan spreken, dan zou dat hem uit de slaap gehouden hebben.

Als jullie je werkelijk boven mij verheffen......dat is geen vraag, dat doen de vrienden duidelijk. Zij pretenderen dat zij het weten en dat Job moet doen wat zij zeggen, zonder enig bewijs van zondig gedrag. 

zich boven de ander verheffen is een kwalijke houding die helaas zo vaak onder gelovigen voorkomt. Het is het uitoefenen van macht door een ander te vernederen. 

mijn schande als bewijs tegen mij aanvoeren......... de situatie waarin Job verkeerde was voor hun het bewijs om hem schuldig te verklaren

weet dan dat God mij neergedrukt heeft, en mij met Zijn vangnet omsingeld heeft....... het klinkt beschuldigend naar God en in zekere zin is het waar dat God satan die ruimte gaf. Maar het is aan de andere kant ook een bewijs dat Job Gods vertrouwen waard was om satan bewust te maken van zijn positie. Het zou zeker bijdragen aan de verheerlijking van God en uiteindelijk tot grote zegen voor Job. Maar in deze situatie is dit de eerlijke weergave van wat Job ervaart. Hij kende God als een milde Gever en Job was dat ook voor hen die dat nodig hadden.

Want ik bevrijdde de ellendige die om hulp riep, en de wees die geen helper had... en het hart van de weduwe deed ik vrolijk zingen... Voor de blinde was ik als ogen, en voor de kreupele was ik als voeten. Ik was een vader voor de armen... (Job 29:12-13, 15-16)

Zegt Spreuken 11:25 niet van de man die om de armen denkt: "De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd."
Maar als God wegblijft nu Job zelf in nood is, dan ontstaat er begrijpelijkerwijs een grote onzekerheid. Dat God Job ongezien ondersteunt en dat Zijn oog op Job is, dat kan Job niet weten. Daaruit bestaat zijn beproeving. Job zegt God níet ‘in Zijn aangezicht vaarwel’, zoals satan had voorspeld (1:5, 11). Maar Job begrijpt wel dat God hier iets mee te maken heeft, hij ervaart zijn lot als een vangnet waar God de hand in heeft. Daarmee komt hij dichter bij de oorzaak van dit alles.    

Job 19:7-12
7. Zie, ik roep: Geweld! maar ik krijg geen antwoord; ik roep om hulp, maar er is geen recht.
8. Hij heeft mijn weg versperd, zodat ik er niet door kan gaan, en op mijn paden heeft Hij duisternis geplaatst.
9. Van mijn eer heeft Hij mij beroofd, en de kroon van mijn hoofd heeft Hij weggenomen.
10. Hij heeft mij aan alle kanten afgebroken, zodat ik ten onder ga, en heeft mijn hoop losgetrokken als een boom.
11. Hij heeft Zijn toorn tegen mij laten ontbranden, en mij tegenover Hem beschouwd als één van Zijn vijanden.
12. Zijn troepen zijn tezamen gekomen, zij hebben hun weg naar mij gebaand, en zich gelegerd rondom mijn tent.

ik roep: Geweld! maar ik krijg geen antwoord......... het woord 'geweld' is het bekende woord 'Hamas". Mijns inziens zegt Job: ik roep met alle geweld om hulp, om recht! Maar helaas, hij krijgt geen reactie van God. Job vervolgt, ervan overtuigd dat God alles hiermee te maken heeft:   
Hij heeft mijn weg versperd, zodat ik er niet door kan gaan, en op mijn paden heeft Hij duisternis geplaatst.......
in feite is het waar dat God hem de weg verspert. Job herhaalt hier in andere bewoordingen de klacht die hij uitte in Job 3:23 en Job 13:27) waar hij zich door God ingesloten en in het blok gezet voelde. 
Van mijn eer heeft Hij mij beroofd....... en de kroon van mijn hoofd heeft Hij weggenomen...... het is dezelfde vernedering die Yeshua doormaakte bij het Sanhedrin en voor Pilatus, toen Hij ten spot een doornenkroon kreeg opgezet, gegeseld werd en met een zogenaamde koningsmantel werd aangekleed. Voor Job is dit een les voor nog verdergaande gehoorzaamheid, om zelf bereid te zijn je leven en je welzijn op te offeren voor de zaak van YAHWEH, Dat leerde ook Yeshua door lijden heen volgens Hebreeën 5:8 "Hoewel Hij de Zoon was, heeft Hij toch gehoorzaamheid geleerd uit wat Hij heeft geleden".

Hij heeft mij aan alle kanten afgebroken, zodat ik ten onder ga....... Job's leven is op alle fronten aangetast, er is niets meer waar hij nog wat aan heeft. Hij is kapot gemaakt, vernietigd. Zoals een boom ontworteld.... Hij beklaagt zich over God, maar beschuldigt Hem niet. 

Hij heeft Zijn toorn tegen mij laten ontbranden....... deze klachten bepalen me opnieuw bij Psalm 88, maar ook bij Psalm 42. Wat hebben de kinderen van God door de eeuwen heen geleden. Hoe kan men nog van een welvaartsevangelie spreken als je je midden in een strijd bevindt? 

mij tegenover Hem beschouwd als één van Zijn vijanden...... en wat uitzichtloos moet het zijn als je denkt dat God je vijand is, terwijl je Hem altijd liefhad en van harte diende?

Zijn troepen zijn tezamen gekomen............ zijn de vrienden hier de 

troepen die hun weg naar hem hebben gebaand en zich rondom zijn tent hebben gelegerd? Job ervaart dit als bovennatuurlijk geweld. 

Job 19:13-20
13. Mijn broeders heeft Hij ver van mij weggedaan; en wie mij kennen, zijn geheel van mij vervreemd.
14. Mijn naaste verwanten blijven weg, en mijn bekenden vergeten mij.
15. Mijn huisgenoten en mijn slavinnen beschouwen mij als een vreemde; een buitenstaander ben ik in hun ogen.
16. Ik riep mijn dienaar, maar hij antwoordt niet; ik moet hem smeken met mijn mond.
17. Mijn adem is vreemd voor mijn vrouw; en ik stink voor de kinderen van mijn buik.
18. Zelfs de jonge kinderen verachten mij; als ik opsta, spreken zij mij tegen.
19. Alle mensen met wie ik vertrouwelijk overlegde, hebben een afschuw van mij, en hen die ik liefhad, hebben zich tegen mij gekeerd.
20. Mijn beenderen kleven aan mijn huid en aan mijn vlees; en slechts mijn tandvlees bleef mij over.

Mijn broeders heeft Hij ver van mij weggedaan...... er was een tijd dat Job een prettige relatie met zijn broeders had, maar waar zijn ze nu? Goede kennissen zijn vreemden voor hem geworden. Ook naaste familieleden ziet hij niet meer. Vroegere huisgenoten en dienstmeisjes doen alsof hij een vreemde is, alsof hij niet meer het hoofd van zijn huishouding was. Iedereen laat Job in de steek.

Een dienaar die altijd klaar stond bij werkzaamheden, komt nu niet naar hem toe als hij hem roept. Job moet gewoon smeken om contact met hem te krijgen. Zijn vrouw en kinderen - ik dacht dat hij die niet meer had - vinden dat hij stinkt. Kleine kinderen laten merken dat ze Job een vieze ouwe man vinden en ze zijn nog brutaal ook.

Alle mensen met wie ik vertrouwelijk overlegde..... ze hebben een afschuw van Job... 
het doet denken aan wat Jesaja over Yeshua profeteerde, ook Hij was diep veracht.

Mijn beenderen kleven aan mijn huid en aan mijn vlees....... de Studiebijbel schrijft daarover: "Alle ellende heeft hem niet meer overgelaten dan zijn eigen krakkemikkige lichaam, 'vel over bot'. De vreemde uitdrukking - aan mijn huid en aan mijn vlees kleeft aan mijn gebeente -  wil aangeven dat de eenzaamheid Job alle kracht heeft doen verliezen (vgl. Ps. 102:5-6) Zijn geraamte zorgt niet meer voor de steun, maar zijn botten moeten nu door vlees en huid bij elkaar gehouden worden." Het tweede deel van vers 20 luidt letterlijk - ik ontsnap met de huid van mijn tanden - (SV) is moeilijk, want het enige waaraan Job ontsnapt is de dood. Misschien is dit cynisch gezegd....... Hij drukt het gevoel uit alsof zelfs zijn huid van hem is weggenomen (Micha 3:3). " Tot zover de studiebijbel.

Job 19:21-22
21. Ontferm je over mij, ontferm je over mij, jullie, mijn vrienden! Want de hand van God heeft mij getroffen.
22. Waarom vervolgen jullie mij, zoals God, en worden jullie niet verzadigd van mijn vlees?

Ontferm je over mij, ontferm je over mij, jullie, mijn vrienden.....!  Een hartstochtelijk pleidooi van Job gericht aan zijn vrienden. Zij zijn de enigen die hij nog kan aanspreken. Job heeft ontferming nodig. God laat niets van zich horen. Hij kan nergens heen. Want..... de hand van God heeft hem getroffen! 

Waarom vervolgen jullie mij, zoals God....... in Job 13:8 zag Job zijn vrienden ook als ‘handlangers van God’, omdat zij partij trekken voor God. Weliswaar verwacht hij tussendoor ook weer dat God het voor hem zal opnemen. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees.  

Jullie worden niet verzadigd van mijn vlees......'Iemands vlees eten' betekent 'hem beschuldigen' (Daniël 3:8; Daniël 6:25). Ook als hij gestorven is zal hij nog bekend staan als een zondaar en zal men hem alsnog belasteren. Die gedachte is onverdragelijk. 

Job 19:23-24
23. Och, werden mijn woorden maar opgeschreven. Och, werden ze maar opgetekend in een boekrol!
24. Werden ze maar met een ijzeren griffel en lood voor eeuwig in een rots uitgehakt!

Och, werden mijn woorden maar opgeschreven...... deze wens van Job is duidelijk in vervulling gegaan. Zijn lijden heeft menige gelovige in nood aangesproken en hoop gegeven. Ook voor Gods volk Israël, dat verachting en onterechte beschuldigingen moet ondergaan, is dit een troostboek omdat het laat zien dat God uiteindelijk recht zal verschaffen. Job wilde dat zijn woorden met onuitwisbaar schrift zouden worden opgeschreven. De huidige technologie heeft naast 'ijzeren griffel en lood' perfecte mogelijkheden om Jobs woorden vast te leggen en te bewaren. Ze maken zelfs deel uit van de wereldliteratuur, vanwege het poëtisch taalgebruik. 

Job 19:25-27
25. Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan.
26. En als zij na mijn huid dit doorknaagd hebben, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen.
27. Ik zelf zal Hem aanschouwen, en mijn ogen zullen Hem zien, niet een vreemde; mijn nieren bezwijken van verlangen in mijn binnenste.

Ik weet echter: mijn Verlosser leeft, en Hij zal ten laatste over het stof opstaan....... Dit is het langverwachte antwoord op alle aanvallen! Er is ongetwijfeld grote blijdschap in de hemel. De engelen juichen en satan siddert. Job spreekt profetisch over de komende Messias: Yeshua: God redt, verlost!

Hoe triomfantelijk het ook klinkt, het is toch een kortstondige opleving in alle misère, maar wel één die het begin aangeeft van een definitief herstel. Het woord dat vertaald is als Verlosser is goël (גֹּאֲלִי mijn go-ëli). Een goël/losser mest iemands zaak verdedigen, om het onrecht dat hem was aangedaan te wreken en hem zo vrij te spreken van alle beschuldigingen die tegen hem waren ingebracht. Een 'go'"el" is in feite wat de Bijbel een 'losser' noemt, zoals beschreven in Leviticus 25:23 e.v.. De keuze van dat woord houdt de diepe waarheid in dat de mens in God een Verlosser heeft in de volste betekenis. De bloedwreker heeft in de Bijbel ook de naam 'goël' גֹּאֵל (Numeri 35:19).  In  Deuteronomium 19:12 is te lezen dat de oudsten in de stad een taak hadden om een moordenaar over te geven in de hand van de bloedwreker, die hem dan kon ombrengen. Doordat Job deze Losser "mijn losser" noemt, ervaart hij ineens dat deze Losser er voor hem, voor Job is. Zijn eigen Losser zal zich wreken op hen die zijn leven kapot maakten. 

Hij zal ten laatste over het stof opstaan...... er wordt niet gezegd dat Hij, de Verlosser, uit het stof zal opstaan. Yeshua zal boven het stof verschijnen in Zijn verheerlijkte staat. Zijn lichaam is niet tot stof weergekeerd, zoals dat nu met onze lichamen gebeurt. Maar Hij zal er zijn en Zijn verlossend werk zal plaatsvinden ten aanzien van Job en allen die Hem toebehoren.

En als zij na mijn huid dit doorknaagd hebben....... het zijn de maden die Job's huid doorknagen (Job 7:5), maar zelfs al verslinden de wormen zijn lichaam, hij zal uit zijn vlees God aanschouwen. Hij weet het ineens heel zeker, er komt gerechtigheid, hij zal zijn God weer ontmoeten.
Ik zelf zal Hem aanschouwen, en mijn ogen zullen Hem zien...... Job zal Hem met eigen ogen zien! Het is niet iets wat alleen voor anderen is weggelegd, waaraan hij geen deel heeft. Die gedachte had zich wel aan hem opgedrongen.

niet een vreemde........... Nee, God heeft Zijn aandacht voor hem!

mijn nieren bezwijken van verlangen in mijn binnenste......... de nieren zijn in de Bijbel de aanduiding voor het gemoedsleven. Dit uitzicht dat Gods Geest hem gegeven heeft, zal medicijn voor de ziel van Job zijn. Maar hij is er nog lang niet. Het is een begin.

Job 19:28-29
28. Voorzeker, jullie zouden moeten zeggen: Waarom vervolgen wij hem eigenlijk? Want de wortel van de zaak wordt in mij gevonden.
29. Wees zelf maar bevreesd voor het zwaard – want woede is een van de misdaden die het zwaard verdienen – opdat jullie weten dat er een oordeel is.

Jullie zouden moeten zeggen: Waarom vervolgen wij hem eigenlijk.......? Nu de lucht enigszins opgeklaard is in Job's eigen gedachten, realiseert hij zich dat als er recht gesproken wordt, de houding van de vrienden onder het oordeel zal vallen. Dan mogen ze zich wel eens afvragen waarom ze hun vriend zo onbarmhartig hebben vervolgd. Job vervolgt wat de vrienden van zichzelf moeten denken:

'Want de wortel van de zaak wordt in mij gevonden.......' Ze moeten dus beseffen dat de oorzaak van dit uit de hand gelopen conflict tussen hen,  in henzelf gevonden moet worden. Zij waren geen 'losser' op de manier waarop de Bijbel die taak beschrijft.  

Wees zelf maar bevreesd voor het zwaard – want woede is een van de misdaden die het zwaard verdienen...... Laten ze maar eens beseffen dat het zwaard waarmee ze Job dreigden wel eens op hun eigen hoofd kan neerkomen. Een 'go'ël/losser heeft verschillende taken:
Bijvoorbeeld: de dood van een vriend wreken. Als iemand doodgeslagen was, was de goël de bloedwreker. Hij greep zijn zwaard en achtervolgde meteen de persoon die zich aan bloedvergieten had schuldig gemaakt. Het was ook de taak van de losser, om met zijn eigen geld het erfgoed terug te kopen voor zijn naaste familielid. Als een familielid zich als slaaf had moeten verkopen, moest de losser hem vrijkopen.
Ook bloedwraak was een middel om het evenwicht herstellen. De Hebreeuwse termen voor de losser en de bloedwreker zijn dan ook gelijk: go’el. Dit woord heeft iets te maken met ‘terugkrijgen’, ‘in orde maken’. (God is een woedende wreker Nahum 1:2 – NBV21)