Job 14 - sterven en dan.....
Het hoofdstuk begint met met Jobs gedachten over de troosteloosheid van het leven. Het is een vervolg op datgene wat we in het vorige hoofdstuk lazen. Job vergelijkt het leven met een bloem die enkele dagen prijkt in haar schoonheid maar al spoedig verwelkt, zoals David dat beschrijft in Psalm 103:15-16. Ook de schaduw van een mens is maar even en verdwijnt. De kortheid van het leven is bij Job versterkt door de druk die God op hem legt. Hij beseft ook dat God de grenzen van zijn leven heeft bepaald. Voor een boom is er nog hoop. Uit zijn overblijfsel kan nog een nieuwe spruit ontstaan, maar voor hem niet. Is het dodenrijk tijdelijk en zal Gods toorn na verloop van tijd bedaren?
Job 14:1-3
1. De mens, geboren uit een vrouw,
is kort van dagen en verzadigd van onrust.
2. Als een bloem komt hij op en hij verwelkt;
hij vlucht als een schaduw en houdt geen stand.
3. Ja, voor zo iemand doet U Uw ogen open,
en U brengt mij met U in het gericht.
Psalm 103:15-16
15. De sterveling – zijn dagen zijn als het gras,
als een bloem op het veld, zo bloeit hij.
16. Wanneer de wind erover is gegaan, is hij er niet meer
en zijn plaats kent hem niet meer.
De mens, geboren uit een vrouw...... zo'n uitdrukking, die we ook op andere plaatsen tegenkomen (Matth. 11:11; Lukas 7:28; Galaten 4:4) drukt de zwakheid van de vrouw uit. Genoemde tekstverwijzingen laten ons zien dat Yeshua en Johannes de Doper (niemand groter dan hij) dat uit wat zwak lijkt, iets groots geboren kan worden. Maar Job gebruikt het om zijn eigen zwakheid en hulpeloosheid te benadrukken. Daarom is zo'n mens: kort van dagen en verzadigd van onrust. Job projecteert zijn eigen zwakheid op de hele mensheid. Hij is dan ook verzadigd van onrust. Job herhaalt hier wat hij zei in Job 7:4. Wat heeft Job zijn Verlosser nodig, die zegt:
Mattheüs 11:28-30
28. Kom naar Mij toe, allen die vermoeid en belast zijn, en Ik zal u rust geven.
29. Neem Mijn juk op u, en leer van Mij dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart; en u zult rust vinden voor uw ziel;
30. want Mijn juk is zacht en Mijn last is licht.
We weten dat Job later ook de toekomstige Verlosser profeteert in Job 19:25-27. Maar hij bevindt zich nu nog in de tijd van beproeving, waarin, ondanks alles, God de Schepper hem staande houdt.
Als een bloem komt hij op en hij verwelkt..... zoals boven in het cremekleurig tekstvak vermeld, deed David ongeveer dezelfde uitspraak. Ook Mozes schreef iets dergelijks in Psalm 90:5-6. Mozes, David en Job hebben alle drie, weliswaar op verschillende manieren, hun afhankelijkheid en kwetsbaarheid ondervonden, maar zijn niet bezweken in de satanische aanvallen.
hij vlucht als een schaduw en houdt geen stand...... Job probeert te ontsnappen uit zijn lijden. Maar hij is niet meer dan een schaduw en kan zijn situatie niet ontvluchten.
voor zo iemand doet U Uw ogen open....... Job komt terug op zijn eerdere gedachten over de vluchtige en broze aard van de mensheid en past dit toe op zijn eigensituatie. “God, U ziet dat ik aan het verwelken ben; het door motten aangevreten kleed (Job 13:28); de verwelkende bloem en de vluchtende schaduw (vers 2). Zie mij aan in genade!”
U brengt mij met U in het gericht..... Job wil vertrouwen dat hij met God in het gericht komt en hij zich mag verdedigen en dat God genade zal schenken.
Job 14:4-6
4. Wie zal een reine geven uit een onreine?
Niet één.
5. Als zijn dagen vastgesteld zijn,
het getal van zijn maanden bij U bekend is,
en U zijn grenzen bepaald hebt, die hij niet kan overschrijden,
6. wend Uw blik dan van hem af, zodat hij rust heeft
en als een dagloner van zijn dag geniet.
Wie zal een reine geven uit een onreine.......? Dit hoor je de mensen ook vaak zeggen: 'Kan ik er wat aan doen dat Eva die 'appel' nam?" En nee, daar kunnen we niets aan doen. Maar als we het leven erven, dan beërven we ook die zondige natuur en daarom gaan we zondigen. We zondigen omdat we zondaars van nature zijn. We zijn slechts verantwoordelijk voor onze eigen zondige daden. Maar God wil dat we rein zijn in Zijn Zoon Yeshua. Job reageert hier blijkbaar op wat Zofar van hem zei in Job 11:4 "Want je hebt gezegd: Mijn inzicht is zuiver, en ik ben rein in Gods ogen".
Als zijn dagen vastgesteld zijn, het getal van zijn maanden bij U bekend is....... wend Uw blik dan van hem af......
Job zegt tot God, dat als hij toch gaat sterven, neem die druk en onrust dan toch weg. Geef hem nog even de gelegenheid om te genieten van rust, zoals een arbeider een periode van rust mag hebben aan het einde van zijn leven.
zodat hij rust heeft en als een dagloner van zijn dag geniet........
Dit verwijst ook weer naar hoofdstuk 7 "Zoals een slaaf snakt hij naar schaduw, zoals een dagloner ziet hij uit naar zijn loon" ( Job 7:2).
Job 14:7-9
7. Want voor een boom is er, als hij omgehakt wordt, nog hoop
dat hij zich weer vernieuwt,
en zijn jonge loten niet ophouden uit te lopen.
8. Al wordt zijn wortel in de aarde oud,
en sterft zijn stronk in het stof,
9. bij het ruiken van water zal hij weer uitlopen,
en maakt hij weer een twijg, zoals een plant.
voor een boom is er, als hij omgehakt wordt, nog hoop dat hij zich weer vernieuwt...... Job voelt zich minder bedeeld dan een boom. Want Job heeft geen hoop op vernieuwing. Het leven is met recht uitzichtloos. De jonge loten van een oude boom lopen wel weer uit. Juist bij omhakken ontstaat in de verwondingen vaak nieuw leven.
Maar de jonge loten uit zijn leven zijn door de dood weggenomen, ze zijn er niet meer. Al wordt zijn wortel in de aarde oud, en sterft zijn stronk in het stof....... zelfs als de wortel van de boom afsterft en de stronk tot stof wordt kan er soms toch weer een nieuw scheutje tevoorschijn komen. Job merkte hier op dat er een soort wederopstanding is in de wereld van bomen en planten; nieuw leven kan ontkiemen uit een oude stronk. De tronk kan niet ruiken, maar de natuur vindt, als het maar even mogelijk is, een weg naar het water.
Job 14:10-12
10. Maar een man sterft en is krachteloos;
als een mens de geest geeft, waar is hij dan?
11. Het water loopt weg uit een meer,
en een rivier verzandt en valt droog.
12. Zo gaat een mens liggen, en hij staat niet meer op.
Totdat de hemel er niet meer is, zullen zij niet ontwaken
of opgewekt worden uit hun slaap.
Maar een man sterft en is krachteloos; als een mens de geest geeft, waar is hij dan.......? Johannes hoorde een stem uit de hemel die zei: "Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hun inspanningen, en hun werken volgen met hen." Hoe Paulus hierover dacht staat geschreven in Gods Woord: 'Ik verlang heen te gaan en met Christus te zijn, want dit is verreweg het beste. ' (Filippenzen 1:23).
Nu lees je in het eerste testament vaker dat men werd "vergaderd tot zijn vaderen/voorgeslacht" (Deut. 32:50). Ze waren in het dodenrijk. Daar sprak Yeshua ook over in de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus. Er was een scheiding tussen hen die in het geloof van Abraham waren gestorven en degenen die naar eigen inzichten hadden geleefd. Ze waren als het ware in krijgsgevangenschap. Maar Yahweh bepaalde de omstandigheden in die gevangenis en dat viel gunstig uit voor degenen die in Zijn genade leefden. Toen Yeshua in Zijn opstanding de satan en de dood had overwonnen, voerde Hij Zijn kinderen mee bij de hemelvaart (Psalm 68:19 en Efeze 4:8). Dat is dan de situatie sinds de opstanding en hemelvaart van Yeshua. Dit zijn allemaal feiten die we in onze Bijbel kunnen lezen. Maar Job wist dat naar alle waarschijnlijkheid niet. Wie God vertrouwt zal daarover geen angsten hebben. Vooral ook als we 1 Korinthe 15 lezen, kan dat ons erg bemoedigen. Echter, Job was in zijn vertrouwen verward geraakt. Daarom vroeg hij "waar is de gestorvene dan?"
Het water loopt weg uit een meer, en een rivier verzandt en valt droog....... een vrijwel eendere tekst vinden we in Jesaja 19:5, waar het gaat over het oordeel over Egypte. Maar Job vergelijkt een natuurlijk verschijnsel met het sterven van een mens. Het leven loopt weg uit de mens en dan is hij er niet meer. Zo gaat een mens liggen, en hij staat niet meer op.
Later ondervraagt God Job over wat hij zonder kennis beweerde over het leven na de dood en andere zaken (Job 38:2, 17).
Totdat de hemel er niet meer is, zullen zij niet ontwaken of opgewekt worden uit hun slaap....... als dit door Job verondersteld wordt, zonder kennis hierover te hebben, kunnen we dit ook niet verduidelijken of lering trekken uit zulke uitspraken.
Natuurlijk gingen er allerlei vragen door Job heen. God zelf zal ons op Zijn tijd laten weten wat we moeten weten. Het is vanzelfsprekend dat als iemand die de dood in de ogen kijkt, hij nadenkt over wat dat inhoudt. Maar hij zal bij God en Zijn Woord te rade moeten gaan. We zien in bovenstaande tekst Psalm 17:15, dat er bij David al een heel andere verwachting was van de opstanding. Toch zal Job
later, net als David, wel ontwaken en opgewekt worden om verzadigd te zijn met het Goddelijk beeld.
Job 14:13-17
13. Och, verstopte U mij maar in het graf,
verborg U mij maar totdat Uw toorn zich afkeert;
stelde U maar een grens voor mij vast en dacht U maar aan mij!
14. Als een man gestorven is, zal hij dan weer levend worden?
Dan zou ik alle dagen van mijn strijd hopen,
totdat er voor mij verandering zou komen.
15. U zou roepen, en ík zou U antwoorden,
U zou verlangen naar het werk van Uw handen.
16. Maar nu telt U mijn voetstappen;
U bewaart mij niet vanwege mijn zonde.
17. Mijn overtreding is in een buidel verzegeld,
en U houdt mijn ongerechtigheid bijeen.
Och, verstopte U mij maar in het graf, verborg U mij maar totdat Uw toorn zich afkeert..... Job wil maar één ding, dat hij bevrijd wordt van de druk die op hem wordt uitgeoefend, waarvan hij veronderstelt dat die toorn van God komt. Dan zou het graf de plek zijn om dit te ontvluchten.
stelde U maar een grens voor mij vast en dacht U maar aan mij.........! Aan de ene kant denkt Job in zijn vertwijfeling dat er geen opstanding is, maar hier zien we dat hij toch nog aan een grens van deze toorn denkt en zo dat God zich zal ontfermen. Hij mist de God van voorheen zo erg.
Als een man gestorven is, zal hij dan weer levend worden......? We zien ook telkens de onzekerheid die Job heeft over dat wat hij uitspreekt. Er is toch nog een lichte hoop op opstanding. Als die hoop er zou zijn dan zou het misschien mogelijk zijn dat hij eens uit deze strijd komt. Hier begint een profetisch inzicht tot ontwikkeling te komen.
U zou roepen, en ík zou U antwoorden..... mogelijk is er na de dood herstel van de relatie tussen Yahweh en hem. Wat verlangt hij daarnaar. Hij wordt heen en weer geslingerd tussen hoop en vrees.
U zou verlangen naar het werk van Uw handen....... Job weet dat hij door God geschapen is en dat hij 'het werk van Zijn handen' is.
God wordt vaak vergeleken met een Pottenbakker, die het werk van zijn handen in een hete oven moet plaatsen. Dit is nodig om het vocht van de klei geheel te doen verdwijnen om een bruikbare pot te kunnen zijn. Job zit op dit moment bij wijze van spreken in de oven van de pottenbakker. Maar er zal een man tevoorschijn komen die 'duurzaam' en bruikbaar is voor Gods Koninkrijk. De pottenbakker verlangt naar zo'n bestendig produkt, waaruit het laatste bederf-veroorzakend vocht is verdwenen. Vaak zijn het de aanslagen van satan die God ten goede van zijn kinderen toelaat (Rom. 8:28).
Maar nu telt U mijn voetstappen; U bewaart mij niet vanwege mijn zonde...... In Job 10:14a en Job 13:27 beklaagde Job zich ook al over het feit dat God hem onder controle houdt om zonden te kunnen ontdekken, die een reden kunnen zijn om Job af te wijzen. Dat is iets wat Job niet kan verdragen. Maar zo is God niet.
Dat is wel een eigenschap van de aanklager: satan. Besefte Job dat maar..... Daarom zijn er zoveel situaties waarin we, net als Job, niet begrijpen, waarom dat God deze moeiten toelaat.
U bewaart mij niet vanwege mijn zonde...... een tegenovergesteld zinsverband (equivalent) maakt dat er staat: U bewaart mij om mijn gerechtigheid. Als we afgaan op wat God zegt in Job 1:8 dan mogen we die conclusie trekken.
Mijn overtreding is in een buidel verzegeld....... Het Hebreeuwse woord voor buidel is tz'ror צְרוֹר (Strong 6872). Hetzelfde woord komen we tegen in 1 Samuel 25:29 waar Abigaïl tot David zegt:
1 Samuel 25:29 Wanneer er een mens opstaat om u te vervolgen en naar het leven te staan, zal het leven van mijn heer veilig zijn in de buidel van de levenden bij de HEERE, uw God. Het leven van uw vijanden echter zal Hij wegslingeren midden uit de holte van de slinger.
Het leven van David werd eveneens in een 'buidel van levenden' verzegeld om bewaard te worden, nadat hij bijna bloedschuld op zich had geladen (1 Sam. 25:26). We weten dat ook Job is bewaard, zoals hij het zelf zegt.
U houdt mijn ongerechtigheid bijeen...... in die buidel slaat God geen acht op de door de vrienden vermeende ongerechtigheid van Job. De tranen die Job geplengd heeft (Job 16:16) zijn ongetwijfeld ook in de buidel bewaard, net zo als tranen die door God in een kruik bewaard worden (Psalm 56:9) .
Job 14:18-22
18. Zeker, een berg die valt, vergaat,
en een rots wordt van zijn plaats gehaald.
19. Water vermaalt stenen,
het stof van de aarde overdekt het gewas, dat vanzelf opkomt;
zo doet U de hoop van de sterveling vergaan.
20. U overweldigt hem voor altijd, en hij gaat heen;
U verandert zijn gezicht en stuurt hem weg.
21. Zijn kinderen krijgen aanzien en hij weet het niet;
of zij worden veracht, en hij let niet op hen.
22. Maar zijn vlees aan hem lijdt pijn;
en zijn ziel binnen in hem rouwt.
een berg die valt, vergaat........ waarschijnlijk denkt Job hier aan de enorme krachten die tijdens de zondvloed hadden plaatsgevonden. Er vonden grote veranderingen plaats, zowel geologisch als klimatologisch. Voor ons was die zondvloed in een ver verleden, maar voor Job was dat een jongere geschiedenis. De vulkanische krachten die vrijkomen door Gods toorn, kunnen ook rotsen verplaatsten en splijten (1 Kon. 19:11; Psalm 78:15; Nahum 1:6).
Water vermaalt stenen....... dit is eigenlijk niet bekend. Wel weten we dat jarenlange waterstromen op een vaste plek langs gesteente een bedding daarin vormen. Dan is dat steen erdoor geslepen.
het stof van de aarde overdekt het gewas........ Een zandstorm, zoals dat in het oosten wel vaker gebeurt, overdekt inderdaad het gewas (en dat niet alleen).
zo doet U de hoop van de sterveling vergaan....... heeft Job in de vorige verzen iets van hoop laten doorschemeren, hier gebruikt hij weer allerlei argumenten die afbreuk aan die hoop doen. In zijn ogen zijn dit bewijzen dat God de hoop van de mens wegvaagt. Hij balanceert daadwerkelijk tussen hoop en vrees, tussen geloof en ongeloof. Hij verwijt God dat hij hem de hoop ontneemt,
U overweldigt hem voor altijd, en hij gaat heen....... zo ziet Job zichzelf, overweldigd door zijn Schepper en de dood in het vooruitzicht.
Zijn kinderen krijgen aanzien en hij weet het niet........ mensen die gestorven zijn weten niet wat hun kinderen meemaken, of ze nu met voorspoed, eer en aanzien of verachting te maken hebben.
Maar zijn vlees aan hem lijdt pijn; en zijn ziel binnen in hem rouwt.........
Job heeft het heel moeilijk. In zijn ogen heeft God het af laten weten. Hij voelt zich verlaten van God en mensen. Hij rouwt om het verleden, toen alles nog zo goed was tussen God en hem en de mensen om hem heen. Zijn lichaam is ziek, lijdt pijn en heeft jeuk. Een vooruitzicht heeft hij niet. Hij zoekt wanhopig naar het waarom van zijn lijden, het waarom van de enorme geestelijke druk die hij ervaart, Hij ziet geen enkele uitweg. Alles is geestelijk donker om hem heen.
En dan dat zwijgen van God. Het bepaalt ons bij de uitroep van Yeshua aan het kruis: "Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?" (Mattheüs 27:46) Het moet God ook aan het hart gaan dat Hij Job zo ziet lijden. In deze moeilijke situatie krijgt Job wel de ruimte om alles te overdenken en te uiten. En toch zie je dat hij God niet vaarwel zegt, zoals zijn vrouw dat deed. Juist door zijn verwijten laat hij zien dat hij het goede van God had verwacht. Hij vraagt zich af of God wel barmhartig en rechtvaardig is. Daar merkt hij toch niets van? Dag aan dag gaat voorbij en er komt geen uitzicht. We begrijpen dat Yeshua ons waarschuwde voor valse profeten - in dit geval de vrienden - die door satan ingezet worden om - ware het mogelijk - ook de uitverkorenen te verleiden (Mattheüs 24:24). Maar God weet hoe ver dit kan komen. Hoever het vuur van de beproeving zijn louterend werk kan doen. Want de mensheid is in de greep van satan, de overste van deze wereld. Het verklaart ook waarom het overblijfsel van het volk Israël door de beproeving moet gaan en gelouterd moet worden zoals men zilver loutert en goud beproeft (Zacharia 13:9).
Paulus schrijft deze bemoedigende woorden:
Romeinen 8:18 Want ik ben ervan overtuigd dat het lijden van de tegenwoordige tijd niet opweegt tegen de heerlijkheid die aan ons geopenbaard zal worden.
Echter voorlopig, in het boek Job, is het lijden nog niet voorbij. Maar de HEER zal uitkomst geven. Voor Job en voor ieder die aan God blijft vasthouden, ondanks lijden en beproeving.
Ida