Job 34 - Elihu's tweede rede

Het lijkt erop dat Elihu even gewacht heeft om te zien of Job iets te zeggen had. Maar nu hij stil blijft zitten, gaat Elihu verder.
1.. Hij vraagt aandacht en hulp van de vrienden. vs. 2-4.
2.. Hij bekritiseert enkele uitspraken van Job. vs. 5-9.
3.. Hij toont aan dat Gods regering en Zijn gerechtigheid parallel lopen. vs. 17-20
4..Hij leert hem wat hij moet zeggen, doet een beroep op Jobs geweten en besluit met een bestraffing over zijn ontevredenheid, vs. 33-37.
Job 34:1-9
1. Verder antwoordde Elihu en zei:
2. Luister, wijzen, naar mijn woorden,
en verstandigen, hoor mij aan.
3. Want het oor beproeft woorden,
zoals het gehemelte voedsel proeft.
4. Laten wij voor onszelf kiezen wat recht is;
laten wij onder elkaar erkennen wat goed is.
5. Want Job heeft gezegd: Ik ben rechtvaardig,
maar God heeft mijn recht weggenomen.
6. Ondanks mijn recht ga ik voor leugenaar door;
mijn pijlwond is ongeneeslijk, zonder dat er een overtreding is.
7. Wie is een man zoals Job?
Hij drinkt de spot in als water.
8. Hij loopt rond in gezelschap van hen die onrecht bedrijven,
en gaat om met goddeloze mensen.
9. Want hij heeft gezegd: Het baat een man niet
als hij behagen schept in God.
Want het oor beproeft woorden, zoals het gehemelte voedsel proeft....... Na een formele inleiding neemt Elihu op een poëtische wijze het woord, gericht tot alle aanwezige betrokkenen, die hij als 'wijzen' aanspreekt. Elihu roept hen, die zichzelf als 'wijzen' zien nu dan ook wijs te luisteren en dienovereenkomstig te handelen. Elihu gaat nu de samengevatte woorden van Job beoordelen. Het valt op dat Elihu in deze tweede redevoering niet meer zo mild over Job spreekt, integendeel, hij beschuldigt Job zelfs. Waarom deed hij dat? Hij roept zijn gehoor op om te kiezen wat recht en goed is van Jobs argumenten. Hij benadrukt dat een goed onderscheidingsvermogen nodig is. Hij herhaalt Jobs woorden die volgens hem luiden: "Ik ben rechtvaardig, maar God heeft mijn recht weggenomen". "Zo waar God leeft, die mijn recht heeft weggenomen en de Almachtige, die mijn ziel heeft verbitterd" (Job 27:2). Job spraak deze woorden inderdaad, maar wel in uiterst moeilijke omstandigheden, waarin hij ten onrechte schuldig was bevonden aan een ernstige zonde die hij niet had begaan. Net als zijn vrienden begreep Job niet dat zelfs de rechtvaardigen beproevingen moeten doorstaan. We zien dat God later Job ook over deze uitspraak ondervraagt (Job 40:3).
Ondanks mijn recht ga ik voor leugenaar door; mijn pijlwond is ongeneeslijk, zonder dat er een overtreding is....... opnieuw een 'citaat' van wat Job gezegd heeft. Het is waar dat Job in zijn ellende heel wat onredelijke en onbezonnen dingen heeft gezegd, zoals vooral in het tiende hoofdstuk te lezen is. Job heeft gezegd dat God hem, die van zichzelf weet dat hij niets kwaads heeft gedaan, onrecht heeft aangedaan door zijn recht weg te nemen. Job heeft dit letterlijk gezegd (Job 13:18; 27:2,6). De vrienden dwongen hem te liegen door te zeggen: "ik ben schuldig aan allerlei zaken", terwijl hij dat niet was. Zulke situaties ontstaan er nu ook rondom Israël. Ze dwingen hen om toe te geven dat ze suicide plegen, terwijl daar geen sprake van is. (en dat terwijl Iran en Hamas een plan voor suicide op Israël in hun handvesten hebben opgenomen).
Job ontwikkelde in zijn lijden een verkeerde zienswijze
Wie is een man zoals Job? Hij drinkt de spot in als water..... Job werd door Zofar ten onrechte beschuldigd anderen te bespotten (Job 11:3), terwijl hij juist door zijn rechtvaardigheid uitgelachen, bespot en beschimpt werd (Job 12:4; 17:2; 21:3 (Job 12:4; 17:2; 21:3)). Als ik die zin zorgvuldig lees dan komt die spot van bijvoorbeeld Zofar bij Job binnen. Job bespot geen anderen, maar hij werd bespot en dat kwam hem goed uit (hij dronk het in als water). Het bevestigde hem in zijn slachtofferrol, waardoor hij zich extreem om zijn eigen rechtvaardiging ging bekommeren en zag dat als zijn recht. Hij was de geplaagde, in plaats van God (Job 35:2; 36:23). Dat ging zo'n grote rol spelen, dat hij er niet bij stil stond dat de spot van die drie vrienden in feite op God gericht was. Op dezelfde manier dat God tegen Samuël zei: "ze hebben niet jou, maar Mij verworpen dat ik geen koning over hen zou zijn” (1 Sam. 8:7). Wat we goed doen aan de minsten in Gods Koninkrijk doen we aan Yeshua {Matth. 25:40), omgekeerd: het kwade dat Gods kinderen wordt aangedaan, zoals hier bij Job, wordt ook Yeshua aangedaan (Matth.25:45). Als Gods kinderen kwaad van vijanden ondergaan, dan wordt Gods hart daardoor geraakt. Zo kan God ook zeggen van de ellende aan Israël aangedaan: "In al hun benauwdheid was Hij benauwd;" (Jesaja 63:9).
Job was in dit opzicht als iemand die met genoegen water drinkt, als iemand die er behagen in schept zichzelf aan spot en hoon bloot te stellen. Later legde God Job uit dat deze spotters in werkelijkheid onwaarheid over God hadden gesproken (Job 42:7). Elihu erkende hiermee dat de vrienden Job respectloos bespot hadden. (Ik moet zeggen dat ik deze tekst - vers 7 - niet begreep, maar dat ook vele commentatoren er maar wat van maakten. Totdat ik zowaar een verklaring van de Jehova-getuigen hierover las en mijn ogen geopend werden! - Ida)

Hij loopt rond in gezelschap van hen die onrecht bedrijven, en gaat om met goddeloze mensen...... de drie 'vrienden' Elifaz, Bildad en Zofar waren geen echte vrienden. Ze betoonden geen mededogen, noemden Job niet bij zijn naam en beschuldigden hem alleen maar. Daarom zijn ze in Gods ogen "goddelozen', al spreken ze wel over God. YAHWEH zegt later dat ze niet goed over God hebben gesproken, zoals Gods dienaar Job (Job 42:7). Zo beschouwd waren de vrienden 'goddelozen". Want hij heeft gezegd: Het baat een man niet als hij behagen schept in God.........(34:9). Job had alleen gezegd dat het geen zin had om een rechtvaardig leven te leiden. (Job 34:5). Job verwachtte van God blijkbaar meer een beloning voor zijn oprechte levensstijl. Hij ervaart het tegendeel.
Elihu probeerde naar de kern van het probleem door te vragen: ‘Ben je zo overtuigd van je gelijk dat je zegt: “Ik ben rechtvaardiger dan God”?’ (Job 33:9-10). Dit was een conclusie van Elihu, maar Job had dit nooit zo gezegd. Job had er gewoon moeite mee de redenen voor zijn lijden te begrijpen. Je kunt inderdaad zo'n conclusie eruit halen, maar vermoedelijk wilde Job niet zover gaan. Maar het was wel een onderliggende, niet uitgesproken gedachte. Wij hebben het voordeel dat we vooruit kunnen kijken wat uiteindelijk Gods oordeel over Job is namelijk: Hij heeft “woorden zonder kennis” over God gesproken (Job 38:2) en zo "Gods Raad verduisterd" omdat hij Gods handelen verkeerd uitlegde. Tot deze goddelijke conclusie van Elihu is geen van de drie vrienden gekomen. Job meende te weten wat God wel had moeten doen, maar niet heeft gedaan, dat heeft nagelaten. God was hierover ontstemd, maar Hij veroordeelde Job niet en ging Hem vervolgens Zijn omvoorstelbare grootheid en verhevenheid tonen ten opzichte van het menselijk verstand. Elihu's beoordeling is niettemin identiek aan die van God. Beiden stellen vast dat Job soms zonder wijsheid en kennis sprak (Job 34:35, 35:16, 38:2).
Job 34:10-15
10. Daarom, verstandige mensen, luister naar mij:
Er is bij God geen sprake van goddeloosheid,
of bij de Almachtige van onrecht!
11. Want het werk van een mens vergeldt Hij hem,
en overeenkomstig iemands weg doet Hij hem ondervinden.
12. Ja, het is waar, God handelt niet goddeloos,
en de Almachtige verdraait het recht niet.
13. Wie heeft Hem over de aarde aangesteld,
en wie heeft de hele wereld neergezet?
14. Als Hij Zijn hart tegen de mens zou richten,
diens geest en diens adem tot Zich zou verzamelen,
15. dan zou alle vlees tegelijk de geest geven,
en de mens zou tot stof terugkeren.
Luister, verstandige mensen: Er is bij God geen sprake van goddeloosheid, of bij de Almachtige van onrecht......! Elihu wist heel goed dat deze mensen, die zich beroemden op hun wijsheid, zich niet zo verstandig en zelfs respectloos gedragen hadden. Hij had hun gedrag vanuit God gezien zelfs 'goddeloos' genoemd, want Job was immers in gezelschap van vrienden die onrecht bedrijven" (Job 35:8) . Hij verwees toen naar God, bij wie geen sprake is van goddeloosheid en onrecht. Hij doet een beroep op de vrienden om nu eens waarlijk verstandig te zijn. Hij bevestigt dat nog eens in vers 12.
het werk van een mens vergeldt Hij hem....... overeenkomstig iemands weg doet Hij hem ondervinden....... dat zeiden de vrienden ook. Het is ook de Bijbelse boodschap, gekoppeld aan het houden van Gods geboden, wat we terugzien in de hoofdstukken over "zegen en vloek". Zie ook deze Jaïr site.
Wie heeft Hem over de aarde aangesteld, en Wie heeft de hele wereld neergezet........? YAHWEH is de Allerhoogste, de Almachtige, de Schepper van hemel en aarde en alles wat zich daar bevindt. Er is geen hogere macht die Hem ter verantwoording kan roepen, laat staan zijn schepselen die juist verantwoording aan Hem schuldig zijn. Wie zijn wij om Zijn handelen te begrijpen? Hij treedt wel in verbinding met Zijn schepping en Zijn schepselen. Omdat God de wereld liefheeft kunnen we Hem vertrouwen.
Als Hij Zijn hart tegen de mens zou richten, diens geest en diens adem tot Zich zou verzamelen.....
Wat was en is God vaak teleurgesteld en boos om wat mensen doen. Om wat Zijn volk deed. Maar Hij weet ook welk maaksel wij zijn.... (Psalm 103:14). En Hij heeft een heel mooi plan met Zijn volk. Maar je zou je vanuit je menszijn kunnen voorstellen dat God zou zeggen: "Ik kap ermee. Dit wordt niets." Dan waren we er in één moment niet meer. . De mens heeft geen recht op het leven, maar op de dood. Het leven ontvangen we door Gods genade! Door de zonde is de dood in de wereld gekomen. De mens die sterft, krijgt daarmee zijn loon, “want het loon van de zonde is de dood” (Rom. 6:23a). De adem/geest die God in ons had geblazen zou Hij terug nemen en wij zouden weer gewoon aards stof zijn. Maar wat God uit genade doet is voor eeuwig! Hij laat niet los wat Zijn hand begon.

“Uw goedertierenheid, HEERE, is voor eeuwig; laat de werken van Uw handen niet los.” – Psalm 138: 8. Hij komt tot Zijn doel. Zijn plannen falen niet! De mens zal zien waartoe een leven los van Hem, toe leidt. Israël dat nu zo moet lijden en beschuldigd en bespot wordt zal in zijn roeping en eer hersteld worden, zoals Job nu gelouterd en gezuiverd wordt en een nieuwe toekomst krijgt. Het boek Job is voor Israël een troostboek.

Job 34:16-20
16. Als er inzicht bij jou is, luister hier dan naar,
neem de stem van mijn woorden ter ore:
17. Kan ook iemand die het recht haat, regeren,
en wil je Hem Die zeer rechtvaardig is, schuldig verklaren?
18. Zou men tegen een koning durven zeggen: Verderfelijk mens!
of tegen edelen: Goddelozen!
19. Hij trekt geen partij voor de vorsten,
en trekt de rijke niet voor boven de arme,
want zij zijn allemaal het werk van Zijn handen.
20. In een ogenblik sterven zij, zelfs midden in de nacht;
een volk wordt heen en weer geschud en komt om;
de machtige wordt weggenomen, maar niet door een mensenhand.
Als er inzicht bij jou is, luister hier dan naar, neem de stem van mijn woorden ter ore:....... In dit gedeelte spreekt Elihu weer rechtstreeks tot Job en vraagt zijn aandacht voor het volgende:.
Kan ook iemand die het recht haat, regeren, en wil je Hem Die zeer rechtvaardig is, schuldig verklaren? Op deze in zonden gevallen aarde zijn er talrijke regeerders die het recht haten. Maar Elihu heeft het over de almacht van de soevereine God en Die regeert en is dus rechtvaardig. Een kenmerk van Zijn regering is dat Hij vorsten niet naar de ogen ziet. Zo'n Koning der Gerechtigheid is alleszins rechtvaardig en kun je niet schuldig verklaren. Als dat nodig is zal Hij tegen een aardse koning durven zeggen: "Verderfelijk mens!" (in het Hebreeuws staat er 'Belial'), of tegen edelen: "Goddelozen!" Uit dezelfde almacht en vrijmacht van God vloeit ook voort dat Hij zich stilhoudt in plaats van recht te spreken.
God is niet partijdig, want vorsten, rijken en armen, zij zijn allemaal Zijn maaksel....... Elihu wil hiermee aangeven dat de God op Wie Job kritiek heeft geen gewone menselijke rechter is, maar de Schepper van alle mensen, die allen gelijk behandelt zonder rekening te houden met status of afkomst.
In een ogenblik sterven zij, zelfs midden in de nacht;........ het moment waarop dat gebeurt gaat niet buiten God om, al begrijpen we vaak niet waarom. Soms ontstaat er een oorlog in een land en degene die aan de macht is wordt weggerukt. Er zijn zoveel situaties in het leven waar we geen greep op hebben, Maar God heeft er altijd een goede reden voor, daar mogen we op vertrouwen.
Job 34:21-30
21. Want Zijn ogen zijn op ieders wegen,
en Hij ziet al hun voetstappen.
22. Er is geen duisternis en er is geen schaduw van de dood
waar degenen die onrecht bedrijven zich kunnen verbergen.
23. Zeker, Hij legt de mens niet te veel op,
zodat hij tegen God in het gericht zou kunnen komen.
24. Hij verplettert de machtigen, zonder dat men het doorgronden kan,
en stelt anderen in hun plaats.
25. Omdat Hij hun werken kent,
keert Hij hen 's nachts om, en zij worden verbrijzeld.
26. Hij slaat hen als goddelozen neer,
in een plaats waar mensen het zien,
27. omdat zij van achter Hem zijn afgeweken,
en geen van Zijn wegen opgemerkt hebben.
28. Hij brengt straf over hem vanwege het hulpgeroep van de arme,
en Hij hoort het hulpgeroep van de ellendigen.
29. Als Hij stil blijft, wie kan dan schuldig verklaren?
Als Hij Zijn aangezicht verbergt, wie kan Hem dan waarnemen?
Hij regeert zowel over een volk als over een mens alleen,
30. opdat er geen huichelaar regeert,
en er geen valstrikken voor het volk zijn.
(21) Zijn ogen zijn op ieders wegen, en Hij ziet al hun voetstappen....... Elihu vervolgde met het thema van Gods volmaakte gerechtigheid. Hier benadrukte hij het idee dat niets wat de mens doet, verborgen is voor Gods ogen. Job was zich ervan bewust dat God zijn voetstappen telde (Job 31:4,37).
(22) Onrechtbedrijvers kunnen zich voor God niet verbergen. (23) Gerechtelijk vooronderzoek is voor God niet nodig. Hij weet wat er aan de hand is. (24-25) Machtswisselingen op aarde worden door God geregeld, soms doodt Hij machthebbers. Hij doet dat om herstel van de rechtsorde.
In de verzen 25-28 wordt herhaald wat er al is genoemd over het oordeel van God met betrekking tot de slechte leiders en hun zonden, die in de verzen 20-24 ter sprake kwamen.

(28-29) Hij brengt straf over hem vanwege het hulpgeroep van de arme, en Hij hoort het hulpgeroep van de ellendigen. Deze tekst spreekt voor zichzelf en tekent een barmhartig God voor degenen die onderdrukt worden. Hij straft de onderdrukkers. (29) Soms reageert God niet en blijft Hij stil. Dat was Jobs verwijt aan God, die verder ging en God nalatig verklaarde. Hij regeert zowel over een volk als over een mens alleen, dit spreekt ook voor zichzelf. Opdat er geen huichelaar regeert, en er geen valstrikken voor het volk zijn........ Hiermee voorkomt God dat er een verkeerde heerser over het volk regeert. Deze zaken liggen in onze tijd en cultuur een beetje anders.
Yeshua heeft geprofeteerd dat er een huichelachtige antichrist aan de macht gaat komen, die beslist valstrikken voor het volk zal plaatsen! (Joh. 5:43) In onze tijd is satan de overste van de wereld, die de macht heeft (Matth. 23:38-39). Hij kan zijn gang gaan tot zover als de God van Israël hem de ruimte geeft. Die ruimte wordt hem steeds meer gegeven, totdat Yeshua zelf ingrijpt.
Job 34:31-33
31. Zeker, Job heeft tegen God gezegd:
Ik heb Uw straf gedragen, ik zal niet meer verderfelijk handelen.
32. Leert U mij wat ik niet zie;
als ik onrecht begaan heb, zal ik het niet meer doen.
33. Moet het van jou komen hoe Hij iets vergelden zal, terwijl je Hem veracht?
Zul jíj dan kiezen, en niet Ik?
Wat weet je? Spreek.
Zeker, Job heeft tegen God gezegd: Ik heb Uw straf gedragen, ik zal niet meer verderfelijk handelen....... deze verzen blijken moeilijk te vertalen. Kingcomments zegt hierover: "De vertaling die ons het meest voldoet, is om deze verzen op te vatten als een advies van Elihu aan Job. Elihu zegt: "(31) ‘Zeker, zeg maar tegen God …’ Het gaat in dit geval niet om iets wat Job gezegd heeft, maar om wat Elihu zegt. Elihu vertelt Job hoe hij zich onder zijn beproeving tegenover God zou moeten opstellen. Daarvoor geeft hij hem de woorden van de verzen 31-32 in de mond. Hij gebiedt Job niet om die uit te spreken, maar stelt het voor. Het past Job om tegen God te zeggen dat hij zich buigt onder Zijn kastijding en dat hij Hem niet meer zal beschuldigen.'
(32) Zulke woorden zijn nog niet uit zijn mond gekomen, want hij volhardt nog steeds in zijn onschuld en geeft God de schuld van zijn lijden. Het zijn de woorden van iemand die de dingen wil leren die hij niet begrijpt. Job had geen zondige daden gedaan waarvoor God hem door de rampen die Hij over Job heeft gebracht tot een belijdenis wil dwingen. Zo hebben de vrienden het lijden van Job steeds verklaard. God heeft echter gezegd dat Job niet gezondigd heeft (Job 1:22; 2:10). Dat betekent niet dat hij geen zondaar is. Hij is geen huichelaar, maar dat hij een zondaar is, blijkt uit zijn woorden als reactie op het lijden.
(33) Moet het van jou komen hoe Hij iets vergelden zal, terwijl je Hem veracht....? Het lijkt erop dat Elihu niet tevreden is met de reactie van Job. Volgens Elihu wijst Job zijn advies af. Dat advies was dan "dat Job zich buigt onder Gods kastijding en dat hij Hem niet meer zal beschuldigen.' Ook dit vers is een puzzel voor de vertalers. In ieder geval lijkt het erop dat Job geen schuld wil belijden zoals Elihu dat voorstelt. En dan zegt Elihu zoiets van "Wil jij zelf bepalen hoe God jou moet straffen?" Daar staat dan achter "terwijl je Hem veracht". Die laatste opmerking lijkt me niet van toepasssing. (Misschien moet er een 'w' tussen, maar dat heeft natuurlijk niets met het Hebreeuws te maken :-) ). " Zul jíj dan kiezen, en niet Ik?" Een andere verklaring probeert het zo: "Moet God deze schuld kwijtschelden volgens jouw maatstaven, nadat Job Gods maatstaven naast zich heeft neergelegd?" Het is pijnlijk dat de gesprekken op deze manier verlopen. Het klinkt haast brutaal naar de godvruchtige Job, die uiteindelijk weer helemaal met God werd verzoend, na de erkenning dat hij zijn eigen rechtvaardigheid belangrijker achtte dan die van God. Elihu was aanvankelijk zo met Job begaan en wilde hem helpen. Satan lijkt ook hier een stokje voor te steken, om Jobs lijden voort te zetten.
Job 34:34-37
34. Verstandige mensen zullen tegen mij zeggen,
en een wijs man zal naar mij luisteren:
35. Job heeft niet met kennis gesproken,
en zijn woorden waren niet met verstand.
36. Ach, laat Job tot het einde toe beproefd worden,
om zijn antwoorden onder mensen van onrecht.
37. Want hij voegt aan zijn zonde nog overtreding toe;
hij klapt onder ons in de handen,
en hij maakt zijn woorden tegen God talrijk.
Verstandige mensen zullen tegen mij zeggen........... Job heeft niet met kennis gesproken..... Job heeft ondanks zijn onbegrip en ellende wel in geloof gesproken! Paulus zegt in 1 Korinthe 13:9: "wij kennen ten dele en wij profeteren ten dele". Dat geldt ook voor een mens als Elihu. Ik vergeleek hem eerder met Michael de aartsengel omdat hij Job te hulp kwam. Maar Ellihu is een echt mens en geen engel. Hij is de enige vriend waarbij een geslachtsregister werd bekend gemaakt (Job 32:2). Elihu is uitermate zelfverzekerd van wat hij zegt. En wij, die de afloop hebben gelezen weten wat God in Job 42:7 erover zei: "Job heeft wel juist over Mij gesproken".
Ach, laat Job tot het einde toe beproefd worden........ wat nu....blijkt de vermeende engel van het licht om te draaien zoals de antichrist? Dit is eveneens profetisch voor de eindstrijd van Israël. Dus Elihu denkt dat het goed voor Job is om tot het uiterste te moeten lijden. Net zo lang tot Job doet wat hij heeft voorgesteld. Waaruit blijkt nu zijn verlangen om Job te rechtvaardigen (Job 33:32)? Elihu verzwaart hier Jobs lijden en met de 'mensen van onrecht' zal hij dan wel de vrienden bedoelen, op wie hij eerder kritiek had (Job. 32:3). Job durfde kritiek te hebben op Gods handelen en zijn pijn en onbegrip te verwoorden. Job keerde zich echter niet van Hem af en verloochende Hem niet, waartoe satan hem wilde manipuleren.
Job klapt onder ons in de handen...... wat een beledigende opmerking. Job wordt van minachting verdacht. Elihu, een man uit de familie van Ram, de achterkleinzoon van Juda (1 Kron. 2:10) is intussen één met de drie andere Edomitische vrienden, op grond van het feit dat ze Job niet kunnen overhalen om overeenkomstig hun inzichten schuld te belijden. Job staat nog steeds alleen, maar Job heeft ook geen weerwoord voor Elihu, zoals bij de andere vrienden. Zo eindigt dit hoofdstuk.

Ida
Job inleiding -- Job> 1- Job> 2 - Job> 3 -Job> 4 - Job> 5 -Job> 6 -Job> 7 Job> 8 -Job> 9 - Job> 10 - Job> 11 - Job> 12 - Job> 13 -Job> 14 - Job> 15 - Job> 16 - Job> 17 - Job> 18 - Job> 19 - Job> 20 - Job> 21 - Job> 22 - Job> 23 - Job> 24 - Job> 25 - Job> 26 - Job> 27 -Job> 28 -Job> 29 - Job> 30 - Job >31 - Job> 32 - Job> 33 - Job> 34 - Job> 35 - Job> 36 - Job> 37 - Job> 38 - Job> 39 - Job> 40 - Job> 41 - Job> 42 - Job - Epiloog