English & other languages: click here!

Jeremia 26 - Jeremia met de dood bedreigd

Jeremia moet Gods Woord verkondigen in de tempel. Hij spreekt over de aanstaande verwoesting van de tempel en van de stad, wat zal gebeuren als het volk zich niet bekeert. Jojakim is net koning geworden. Koning Jojakim kwam op de troon in 609 v.Chr., ongeveer vier jaar voor de eerste Babylonische invasie. Deze profetie kwam blijkbaar vóór die invasie, toen veel van de leiders van Juda dachten dat ze de Babylonische verovering konden vermijden. Koning Jojakim, hoewel zoon van een vrome koning, zal niet veel beter dan de andere opvolgers van Josia zijn; het blijft gevaarlijk voor Gods profeten. De profeten  en priesters van de gevestigde orde willen dat Jeremia de doodstraf krijgt. Dat dit niet gebeurt, is niet vanzelfsprekend. Uria een verder onbekende profeet, wordt wel door koning Jojakim vermoord.


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 -  27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan


Jeremia 26:1-3 In het begin van het koningschap van Jojakim, de zoon van Josia, koning van Juda, kwam dit woord van de HEERE: 2. Zo zegt de HEERE: Ga in de voorhof van het huis van de HEERE staan en spreek tot alle steden van Juda die komen om zich neer te buigen in het huis van de HEERE, alle woorden die Ik u geboden heb tot hen te spreken. Doe er geen woord van af. 3. Misschien zullen zij luisteren en zich bekeren, zij allen van hun slechte weg. Dan zal Ik berouw hebben over het kwade dat Ik hun denk aan te doen vanwege hun slechte daden.


Ga in de voorhof van het huis van de HEERE staan en spreek tot alle steden van Juda ....... Als Jeremia volgens Gods opdracht spreekt in de tempel, staat hij op een plek waar iedereen hem wel moet horen; men kan er niet omheen.  Het lijkt dezelfde toespraak van hoofdstuk 7 te zijn die uitgebreider is dan deze.  

Doe er geen woord van af....... Jeremia moet doorgeven wat God hem heeft geopenbaard. Hij mag niets achterhouden. 

Misschien zullen zij luisteren en zich bekeren........ Het is Gods verlangen dat ze zich zullen bekeren. Hij heeft geen behagen in de dood van de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich bekeert van zijn weg en leeft. (Ezechiël 33:11 NBG)  Jeremia roept dan ook op tot bekering, maar dat deel van wat hij zegt, wordt niet opgepikt.

Wanneer Jeremia deze woorden spreekt, heeft het volk van Juda nog de mogelijkheid zich te bekeren. Dit was nog vóór de verbranding van de boekrol, in 604 v.Chr., beschreven in Jeremia 36:13-31. Van toen af stond het oordeel vast en kon dit niet meer worden veranderd.


Jeremia 26:4-6 Zeg dan tegen hen: Zo zegt de HEERE: Als u niet naar Mij wilt luisteren door te wandelen volgens Mijn wet, die Ik u heb voorgehouden, 5. door te luisteren naar de woorden van Mijn dienaren, de profeten, die Ik vroeg en laat tot u zend, en u niet hebt willen luisteren, 6. dan zal Ik dit huis maken als Silo, en deze stad zal Ik maken tot een vloek voor alle volken van de aarde.


Als u niet naar Mij wilt luisteren door te wandelen volgens Mijn wet, die Ik u heb voorgehouden.....Hier klinkt de waarschuwing dat als men zich niet bekeert overeenkomstig Gods heilige wet, dat dan de tempel, de trots van de Judeeërs, net zo verwoest zou worden als eens met de tabernakel in Silo werd gedaan.

en deze stad zal Ik maken tot een vloek voor alle volken van de aarde.......

Jeruzalem, de stad van God, zou tot zegen moeten zijn voor alle volken op aarde. Maar door Israël's ongehoorzaamheid wordt ze, zelfs tot vandaag toe, een vloek voor de volken!  Zo leren de volkeren de God van Israël niet kennen, daarom is Israëls ongehoorzaamheid een vloek in plaats van een zegen geworden voor de volken.

Waarom was er niemand toen Ik kwam? Waarom gaf niemand antwoord toen Ik riep? Jesaja 50:2a

Er is gelukkig een zwak overblijfsel dat gerechtigheid najaagt en waarmee YHWH verder zal gaan om Zijn plan te verwezenlijken.

Deuteronomium 4:6-8 Neem ze (mijn verordeningen) in acht en doe ze; want dat zal uw wijsheid en uw inzicht zijn voor de ogen van de volken, die al deze verordeningen horen zullen en zullen zeggen: Werkelijk, dit grote volk is een wijs en verstandig volk! 7. Want welk groot volk is er waar de goden zo dichtbij zijn als de HEERE, onze God, bij ons is, altijd als wij tot Hem roepen? 8. En welk groot volk is er dat zulke rechtvaardige verordeningen en bepalingen heeft als heel deze wet, die ik u heden voorhoud?


Jeremia 26:7-9 De priesters, de profeten en heel het volk hoorden Jeremia deze woorden spreken in het huis van de HEERE. 8. Het gebeurde zodra Jeremia geëindigd had uit te spreken alles wat de HEERE geboden had tot heel het volk te spreken, dat de priesters, de profeten en heel het volk hem grepen en zeiden: U zult zeker sterven! 9. Waarom hebt u in de Naam van de HEERE geprofeteerd: Dit huis zal worden als Silo en deze stad zal verwoest worden, zodat er geen inwoner meer is? En heel het volk liep te hoop tegen Jeremia in het huis van de HEERE.


De priesters, de profeten en heel het volk.......Jeremia sprak vanuit de tempelhof (vers 2)  en maakte de boodschap zo openbaar mogelijk. De oproep tot bekering ging aan hen voorbij. Wat ze wel hoorden is de aankondiging dat God Jeruzalem en de tempel-waar het volk en zijn leiders zich zo veilig voelden- zal verwoesten als ze niet luisteren naar God. De priesters en de (valse) profeten voelen zich aangevallen (v. 7-9a). 

Dit huis zal worden als Silo...... Hùn tempel en stad verwoest? Geen sprake van! Wie dat zegt, moet verwijderd worden, liefst definitief. Hoe durft Jeremia dat in de Naam van God te profeteren? En het volk laat zich meeslepen. Ze grijpen hem...... Jeremia moet dood! 


Jeremia 26:10-11 Toen nu de vorsten van Juda deze woorden hoorden, kwamen zij uit het huis van de koning naar het huis van de HEERE, en gingen bij de ingang van de nieuwe poort van het huis van de HEERE, zitten. 11. Toen zeiden de priesters en de profeten tegen de vorsten en tegen heel het volk: Deze man heeft de doodstraf verdiend, want hij heeft geprofeteerd tegen deze stad, zoals u met eigen oren gehoord hebt.


Toen de vorsten van Juda deze woorden hoorden..... De priesters en de profeten en het volk hadden Jeremia al veroordeeld. Nu hadden ze de politieke leiders en de koning erbij gehaald. 
Deze man heeft de doodstraf verdiend, want hij heeft geprofeteerd tegen deze stad....... De vorsten van Juda, de hooggeplaatsten aan het koninklijke hof komen luisteren naar wat Jeremia zegt. Als VIPS nemen ze plaats bij de nieuwe poort van de tempel. De priesters en profeten spreken  hen aan met “nu heeft u het zelf uit zijn eigen mond gehoord”, deze man moet sterven. Zij hebben het oordeel al klaar.


Jeremia 26:12-15 Maar Jeremia zei tegen al de vorsten en tegen heel het volk: De HEERE heeft mij gezonden om tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren alle woorden die u gehoord hebt. 13. Nu dan, maak uw wegen en uw daden goed en luister naar de stem van de HEERE, uw God. Dan zal het de HEERE berouwen over het kwaad dat Hij over u uitgesproken heeft. 14. Ik echter, zie, ik ben in uw hand. Doe met mij zoals goed en recht is in uw ogen. 15. Alleen moet u goed weten: als u mij doodt, brengt u onschuldig bloed over uzelf, over deze stad en over de inwoners ervan, want in waarheid, de HEERE heeft mij naar u toe gezonden om al deze woorden ten aanhoren van u uit te spreken.


Maar Jeremia zei tegen al de vorsten en tegen heel het volk.....

De vorsten en de oudsten, zeg maar: de rechtbank, hebben ingegrepen. Wat is hier aan de hand? En ook voor de rechtbank gaan de priesters tot de aanval op Jeremia over. En wat doet Jeremia? Jeremia krabbelt niet terug nu er een doodvonnis over hem is uitgesproken. 

De HEERE heeft mij gezonden om tegen dit huis en tegen deze stad te profeteren......Hij verdedigt zich niet, integendeel: hij herhaalt zijn boodschap!  Nadrukkelijk zegt hij erbij dat het niet zíjn, maar Gòds woord is. En wat er ook gebeurt, dàt woord blijft staan.

Nu dan, maak uw wegen en uw daden goed en luister naar de stem van de HEERE, uw God......

Tot tweemaal toe benadrukt Jeremia dat YHWH hem gezonden heeft. Zijn eigen lot vindt hij niet belangrijk. Hij zegt: “ik ben in uw hand. Doe met mij zoals goed en recht is in uw ogen.” Maar ze moeten weten dat, als ze hem doden, ze dan onschuldig bloed over zichzelf en over Jeruzalem brengen. 

want in waarheid, de HEERE heeft mij naar u toe gezonden..... Jeremia sprak "in waarheid" zoals Hij die de Waarheid isWe kunnen dit proces enigszins vergelijken met het proces dat tegen Yeshua is gevoerd. Ook Hij ging in tegen de heilige huisjes van de joodse overheid, en ook in Zijn geval vond de rechter geen reden om Hem te straffen. Ook toen liet het volk zich meeslepen en ophitsen.


Jeremia 26:16 Toen zeiden de vorsten en heel het volk tegen de priesters en tegen de profeten: Deze man heeft niet de doodstraf verdiend, want hij heeft in de Naam van de HEERE, onze God, tot ons gesproken.


Deze man heeft niet de doodstraf verdiend,.....Deze rechtszaak had een opmerkelijk verloop. Jeremia werd vrijgesproken tegen de mening van de meerderheid in.  De vorsten erkenden dat Jeremia namens God had gesproken en ze wisten dat ze dan bloedschuld over zich heen zouden halen. Hiervoor had Jeremia hen gewaarschuwd (vers 15).  In het proces van Yeshua was het Claudia, de vrouw van Pilatus, die haar man, de rechter, terwijl deze op de rechterstoel zat, waarschuwde voor zo'n bloedschuld: "Laat je toch niet in met deze Rechtvaardige, want ik heb vandaag in een droom veel om Hem geleden". (Mattheüs 27: 19). In beide situaties zorgde God voor een waarschuwing, maar de uitwerking was verschillend. De heidense rechter sprak Zijn onschuld uit, maar stuurde Yeshua toch naar het kruis. Het slot was toen wèl de dood van de aangeklaagde. Maar ook toen overwon Gods Woord!


Jeremia 26:17-19 Ook stonden er mannen op uit de oudsten van het land. Zij zeiden tegen heel het verzamelde volk: 18. Micha uit Moreset heeft in de dagen van Hizkia, koning van Juda, geprofeteerd. Hij zei tegen heel het volk van Juda: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Sion zal als een akker omgeploegd worden, Jeruzalem zal tot puinhopen worden en de berg van dit huis tot hoogten in het woud. 19. Hebben Hizkia, de koning van Juda, en heel Juda hem ooit ter dood laten brengen? Vreesde hij niet de HEERE? Trachtte hij niet het aangezicht van de HEERE gunstig te stemmen, zodat het de HEERE berouwde over het kwaad dat Hij over hen uitgesproken had? Wij zijn bezig onszelf een groot kwaad aan te doen!


Ook stonden er mannen op uit de oudsten van het land.......  in vers 7 kregen we de indruk dat allen zich tegen Jeremia keerden, maar hier horen we toch een ander geluid. De zaak werd vergeleken met iets dat een eeuw geleden plaatsvond. Het was de profeet Micha die ten tijde van koning Hizkia al het oordeel over Jeruzalem aankondigde:
Micha 3:12 Daarom zal omwille van u Sion als een akker omgeploegd worden, Jeruzalem een puinhoop worden en de berg van dit huis tot hoogten in het woud. Micha sprak deze woorden eveneens in de context van valse profeten die verkondigden "dat hun niets kon overkomen". Micha sprak evenals Jeremia namens Yahweh. Beide profeten waren  door Gods Geest vol van kracht en durfden zonde ook zonde te noemen, terwijl  niemand de oordeelsprediking wil horen (Micha 3:8 - Jeremia 5:21). Het vertrouwen op God werd niet beschaamd en maakte de profeten moedig om  de moeilijke weg te gaan, tegen de stroom in. 

Hebben Hizkia, de koning van Juda, en heel Juda hem ooit ter dood laten brengen?....De oudsten herinnerden zich  dat Micha niet werd gestraft voor het brengen van een ernstige boodschap van God. In plaats daarvan reageerde koning Hizkia door de HEER te vrezen en de gunst van de HEER te zoeken.  God reageerde gunstig toen ze dit deden. Toen berouwde de HEERE het kwaad dat Hij over hen had uitgesproken en het oordeel werd afgewend.

We zijn bezig onszelf een groot kwaad aan te doen....... Deze oudsten kwamen tot de ontdekking dat ze ongemerkt in een zondig denkpatroon verstrikt waren geraakt, waardoor ze zowel Jeremia als zichzelf kwaad zouden doen. Ze zouden net zo als koning Hizkia de HEERE moeten vrezen en Zijn genade moeten zoeken. We hebben hier te maken met enkele "goede vijgen" waarvan in hoofdstuk 24 sprake was. 


Jeremia 26:20-23 Er was nog een man die in de Naam van de HEERE profeteerde: Uria, de zoon van Semaja, uit Kirjath-Jearim. Hij profeteerde tegen deze stad en tegen dit land overeenkomstig al de woorden van Jeremia. 21. Toen koning Jojakim met al zijn dappere helden en al de vorsten zijn woorden hoorden, wilde de koning hem ter dood brengen. Toen Uria dat hoorde, werd hij bevreesd. Hij vluchtte en kwam in Egypte, 22. maar koning Jojakim stuurde mannen naar Egypte: Elnathan, de zoon van Achbor, en andere mannen met hem, naar Egypte. 23. Die haalden Uria uit Egypte en brachten hem naar koning Jojakim. Toen sloeg hij hem met het zwaard en wierp zijn dode lichaam op de begraafplaats van het gewone volk.


Er was nog een man die in de Naam van de HEERE profeteerde: Uria, de zoon van Semaja,....... Het is helemaal niet vanzelfsprekend dat Jeremia wordt vrijgelaten, zo blijkt uit de geschiedenis van de profeet Uria. Deze profeet had een vergelijkbare boodschap als die van Jeremia. Hij was een ware profeet, die in de Naam van YHWH profeteerde. Ook hij profeteerde in de periode dat Jojakim koning was. Dit herinnerden de oudsten zich blijkbaar ook.

Hij profeteerde tegen deze stad en tegen dit land overeenkomstig al de woorden van Jeremia........ Jeremia was niet de enige getrouwe profeet tijdens zijn jaren van bediening. Er waren anderen die de waarheid vertelden over het komende oordeel, waaronder deze Uria, de zoon van Semaja.

De koning wilde hem ter dood brengen........ Koning Jojakim probeerde hem te doden en daarom vluchtte Uria naar Egypte. De koning liet hem uit Egypte halen en vermoordde hem op grove wijze. Hij wierp zijn dode lichaam op de begraafplaats van het gewone volk. Later zal Jojakim zelf een “ezelsbegrafenis” krijgen (Jeremia 22:18-19).  Een “ezelsbegrafenis” betekent “geen begrafenis").

Het is schrijnend als je je realiseert dat de vader van Jojakim een godvrezende koning was. Van zijn vader zegt Gods Woord:

Vóór hem was er geen koning aan hem gelijk, die zich met heel zijn hart, heel zijn ziel en met heel zijn kracht tot de HEERE bekeerd had, overeenkomstig de hele wet van Mozes; en na hem stond zijns gelijke niet op. (2 Kon. 23:25)

Er zijn maar weinig koningen geweest waarvan God een goed getuigenis gaf: David. Hizkia en Josia.


Jeremia 26:24 Maar de hand van Ahikam, de zoon van Safan, was met Jeremia, zodat men hem niet overgaf in de hand van het volk om hem ter dood te brengen.


Ahikam was één van de vorsten die zitting hadden in de nieuwe poort van de tempel. Hij had als dienaar van koning Josia de hervorming meegemaakt,  nadat de boekrol was gevonden door de hogepriester Hilkia, Ahikam's vader Safan was schrijver aan het hof en bracht de gevonden boekrol bij  koning Josia. (zie de Jaïr pagina 'De Zonen van Safan' ) Ahikam had samen met zijn vader Safan deel uitgemaakt van de delegatie die door koning Josia naar de profetes Hulda was gezonden (2 Koningen 22:12vv .; 2 Kronieken 34:20). Ahikam was de vader van Gedalia, na de verwoesting van Jeruzalem de gouverneur van Juda, aangesteld door Nebukadnezar (2 Koningen 25: 22 ; Jeremia 39:14). Ahikam nam Jeremia in bescherming. In onderstaande Bijbelverzen is er tweemaal sprake van Ahikam:

2 Koningen 22:12-14 Toen gaf de koning de volgende opdracht aan de priester Hilkia, aan Ahikam, de zoon van Safan, Achbor, de zoon van Michaja, de schrijver Safan, en Asaja, de dienaar van de koning: 13. Ga de HEERE raadplegen, voor mij, voor het volk en voor heel Juda, over de woorden van deze boekrol die gevonden is. Want de grimmigheid van de HEERE die tegen ons is ontstoken, is groot, omdat onze vaderen niet geluisterd hebben naar de woorden van deze boekrol en niet gehandeld hebben overeenkomstig alles wat voor ons geschreven is. 14. Toen gingen de priester Hilkia, Ahikam, Achbor, Safan en Asaja naar de profetes Hulda, de vrouw van Sallum, de zoon van Tikva, de zoon van Harhas, de beheerder van de priesterkleding – zij woonde in Jeruzalem, in het nieuwe gedeelte – en zij spraken met haar.

zodat men hem niet overgaf in de hand van het volk om hem ter dood te brengen..... het lijkt erop dat de niet gelegaliseerde wens om Jeremia ter dood te brengen, onverminderd aanwezig was onder het volk. Maar Ahikam beschermde Jeremia. Toen Yeshua voor het gerecht stond was er geen bescherming. Die wilde Hij ook niet hebben, want Hij wilde Zijn leven geven voor ons. Hij is daarom wel onze bescherming, onze advokaat in Gods rechtsgeding.  

Jur & Ida