English & other languages: click here!

Jeremia 5 - Is er één die recht doet?

Jeremía krijgt de opdracht te zoeken naar één rechtvaardig persoon, maar deze vindt hij niet. Het volk is als zijn eigen afgoden, doof en blind. Het hoort en ziet niet dat de oordelen van God aanstaande zijn. De samenleving is vervallen en er is sprake van allerlei onrecht. De wenende profeet van Anatot beweende de zonden van Jeruzalem, waardoor de morele gevoeligheid van de profeet werd gepijnigd.


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 - 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 - 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 2627 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 3233 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 - 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan


Jeremia 5:1-2 Trek rond door de straten van Jeruzalem, kijk toch en let op, zoek op zijn pleinen, of u iemand vindt, of er een is die recht doet, een die betrouwbaarheid nastreeft, dan zal Ik Jeruzalem vergeven. 2. Als ze zeggen “Zo waar de HEERE leeft”, leggen zij toch een valse eed af.


Deze verzen sluiten aan op de oordeelsaankondiging in het vorige hoofdstuk. De HEERE geeft opdracht Jeruzalem te doorzoeken (zie Ezechiël 9).

Hij wil weten of er iemand is die de waarheid zoekt, dan zal Hij de stad sparen.
Dit roept de vergelijking op met Sodom en Gomorra. Abraham vroeg aan YHWH: “Misschien zullen er tien gevonden worden. En Hij zei: Ik zal haar niet te gronde richten omwille van die tien.” De stad werd wel te gronde gericht omdat er nog geen tien rechtvaardigen in waren”. 

Hier ligt de maatstaf wel heel erg laag: “als er één is die recht doet”.  Dan blijkt dat er nog geen één is die recht doet. 


En op grond van die éne "tsadiq" rechtvaardige, zou God Jeruzalem vergeven!

Ik zag op internet een schemaatje van de koningen die regeerden tijdens het optreden van Jeremia. Volgens dat schema regeerde koning Josia in de tijd die gaat over Jeremia 5. Deze koning bracht veel hervormingen aan. Dat lezen we in 2 Kon. 34:31-33. Toch komt dat niet naar voren in de prediking van Jeremia.

Gods Woord getuigt van deze koning, en dat in tegenstelling tot zijn voorgeslacht en nageslacht:

Hij deed wat juist was in de ogen van de Heere, en ging in heel de weg van zijn vader David en week niet af naar rechts of naar links” (2 Kon. 22:2).

‘En hij deed wat recht was in de ogen des HEEREN’….

En toch niet één die rechtvaardig was in Gods ogen? Ik weet wel, niemand is goed van nature. Alleen Yeshua. Maar ook in deze gevallen wereld zijn er rechtvaardigen in Gods ogen. Het zal wel heel eenvoudig zijn: het schema klopt niet.


KONINGEN VAN JUDA IN DE TIJD VAN JEREMÍA (627-586 V. CHR.)

Koning

Josía

Jóahaz (Sallum)

Jójakim (Eljakim of Jehójakim)

Jójachin (Jehójachin)

Zedekía (Mattánja)

Regeerperiode

640-609 v. Chr.

609 v. Chr.

609-598 v. Chr.

598-597 v. Chr.

597-586 v. Chr.

Tijdens regeerperiode Josía 640 - 609 v. Chr.

Jeremia 1  -  Jeremia 3:6 - 6:30


 Als ze zeggen “Zo waar de HEERE leeft”, leggen zij toch een valse eed af. Het zich niet houden aan de eden kwam ook in Jeremia 4:2 ter sprake en is daar behandeld.


Jeremia 5:3 HEERE, zien Uw ogen niet uit naar betrouwbaarheid? U hebt hen geslagen, maar zij voelden geen pijn. U hebt hen omgebracht, maar zij weigerden vermaning te aanvaarden. Zij hebben hun gezichten harder gemaakt dan een rots, zij hebben geweigerd zich te bekeren.


Hier zijn Jeremia’s woorden in gebed op YHWH gericht. Hij weet dat Gods ogen zoeken naar diegenen die antwoorden op Zijn roepstem. En wat heeft hij namens God de mensen opgeroepen om zich tot God te keren. Wat verlangt God naar harten die vol verlangen naar Hem uitgaan. Jeremia zelf is zo iemand, maar hij staat daarin zo helemaal alleen tegenover een afwijzend volk, zo hard als steen. 

Al enkele eeuwen daarvoor had de profeet Hanani tot koning Asa van Juda uitgesproken:

Want de ogen van de HEERE trekken over de hele aarde, om Zich sterk te bewijzen aan hen van wie het hart volkomen is met Hem. U hebt hierin dwaas gehandeld, want vanaf nu zullen oorlogen uw deel zijn. 2 Kronieken 16:9

Gods ogen zoeken in alle tijden naar rechtvaardigen, die de Waarheid liefhebben en betrouwbaar zijn. Maar waar Zijn volk daar niet naar op zoek is, ervaren zij oorlog, ballingschap of honger. Bedoeld om zich te bekeren. Jeremia ervaart alleen weigering om zich heen en de gezichten zijn harder dan een rots. Hoe eenzaam en onbegrepen moet hij zich voelen, terwijl zijn boodschap juist tot hun heil zou strekken.


Jeremia 5:4-5 Ík zei echter: Zij zijn maar geringe mensen, zij gedragen zich als dwazen, omdat zij de weg van de HEERE niet kennen, het recht van hun God. 5. Laat ik naar de aanzienlijken gaan en met hen spreken, want die kennen de weg van de HEERE wel, het recht van hun God. Zij echter hebben samen het juk gebroken, de banden verscheurd.


Ach, .... : Zij zijn maar geringe mensen, zij gedragen zich als dwazen..... Jeremia probeerde begrip voor het afwijzend gedrag te hebben. “Het zijn eigenlijk maar eenvoudige, laag opgeleide mensen die zo weinig van God weten.”

Laat ik naar de aanzienlijken gaan en met hen spreken... Als ik nu eens naar de voorname lieden onder het volk ga, Die zijn hoger opgeleid en zullen vast beter begrijpen wat YAHWEH van hen vraagt.

Zij echter hebben samen het juk gebroken, de banden verscheurd. Nou, mooi niet dus!  Juist  deze mensen hebben het juk van de Tora afgeworpen. Ze willen zich op geen enkele manier aan God en Zijn wet onderwerpen.                                                               Psalm 146:3 Vertrouw niet op edelen, op het mensenkind, bij wie geen heil is.


Jeremia 5:6-9 Daarom zal een leeuw uit het woud hen doden, een wolf van de vlakten zal hen uiteenrijten, terwijl een luipaard op de loer ligt bij hun steden, – al wie daar uitgaat, wordt verscheurd – want hun overtredingen zijn talrijk geworden, machtig veel hun afdwalingen. 7. Hoe zou Ik u dit vergeven? Uw kinderen hebben Mij verlaten en zweren bij wat geen goden zijn. Als Ik hun overvloed geef, plegen zij overspel, en in het hoerenhuis drommen zij samen. Weldoorvoede, hitsige hengsten zijn het, ieder hinnikt naar de vrouw van zijn naaste. 9. Zou Ik deze dingen niet straffen? spreekt de HEERE, of op een volk als dit Mijzelf niet wreken?


Daarom zal een leeuw uit het woud hen doden...     Er is hier sprake van een leeuw, een wolf en een luipaard. Het zijn dieren die in die tijd wel voorkwamen in Israël. Ze waren ook wel strafwerktuigen in Gods hand. We kennen de geschiedenis van Elisa en de 42 door beren gedode jongeren. (2 Koningen 2:24)

De profeet uit Juda, die niet de rechte weg hield die God hem geboden had, werd gedood door een leeuw. 1 Koningen 13:24

Jeremia noemt twee voorbeelden: Jeremia 15:3 en Jeremia 16:4. Ezechiël doet dat meerdere malen.  Het wordt ook uitgelegd als zouden die wilde dieren metaforen zijn van de vijand die over het  volk komt.

Uw kinderen hebben Mij verlaten, en in het hoerenhuis drommen zij samen. God gaf hen overvloed, maar in plaats van dankbaarheid te tonen, kwetsten zij YHWH ten diepste met hun afgodendienst en hoererij.

Weldoorvoede, hitsige hengsten zijn het.... door welke krachten worden ze niet gedreven... hinnekend naar de vrouw van zijn naaste... het lijkt onze tijd wel.  “Moet toch kunnen? Nou...èn?”

Zou Ik deze dingen niet straffen? spreekt de HEERE? Dit is een tegenvraag, maar tegelijk een antwoord op “Moet toch kunnen? Nou...èn?”. Religie en seksueel overspel werden met elkaar gecombineerd. Hij zal zich wreken op een “volk als dit” dat zo doet! God gebruikt hier niet de verbondsterm “Mijn volk”, maar “een volk als dit”.


Jeremia 5:10-13 Klim zijn wijnbergen op, richt ze te gronde, maar maak er geen vernietigend einde aan. Verwijder zijn ranken, want die zijn niet van de HEERE. 11. Zij hebben immers volkomen trouweloos tegen Mij gehandeld, het huis van Israël en het huis van Juda, spreekt de HEERE. 12. Zij hebben de HEERE verloochend en zeggen: Hij is het niet! Geen onheil zal over ons komen, zwaard of honger zullen wij niet zien! 13. Die profeten zullen worden als wind, het woord is niet bij hen. Zo zal aan hen gedaan worden.


Hij is het niet! Geen onheil zal over ons komen..... Ze hebben hun Man en Maker YAHWEH verloochend....  Ze luisterden liever naar de positieve profetieën die alleen maar “wind” verkondigden. Ze mochten zich veilig voelen omdat de tempel in hun midden stond. Die tempel werd wel vervuild met afgoden maar in hun ogen versterkte die vermenging hun veiligheid. En onder de regering van Hizkia werd de Assyrische belegering van Jeruzalem door Gods ingrijpen vernietigend verslagen. Zou God dan deze keer ook niet gewoon ingrijpen?

Het ware Woord dat Jeremia namens God bracht werd afgewezen. De gevolgen zullen niet uitblijven!

Het is duidelijk dat Mozes hierover al geprofeteerd had in “het Lied van Mozes”, Deut. 32. Maar ook bij de vernieuwing van de verbondssluiting. (Deut. 29:24) Verschillende aspecten herinneren me aan het lied van Mozes:

Zij hebben verderfelijk tegen Hem gehandeld;

Doet u dit de HEERE aan, dwaas en onwijs volk?

Zij hebben Hem tot na-ijver gebracht met vreemde goden,

want zij zijn een totaal verdorven generatie,

kinderen in wie geen enkele trouw is.

tanden van wilde dieren zal Ik op hen afsturen,

Ik zei: Ik zal hen naar alle kanten verspreiden,

Want hun wijnstok is uit de wijnstok van Sodom

Hun wijn is slangenvergif, (Zie ook Jeremia 2:21)

Aan Mij komt de wraak en de vergelding toe,

Voorzeker, de dag van hun ondergang is dichtbij,

en spoedig komen de dingen die hen te wachten staan.

 

Deuteronomium 29:24-26 dan zullen alle volken zeggen: Waarom heeft de HEERE dit gedaan met dit land? Wat betekent deze grote ontbranding van Zijn toorn? Dan zal men zeggen: Omdat zij het verbond van de HEERE, de God van hun vaderen, dat Hij met hen gesloten had toen Hij hen uit het land Egypte leidde, verlaten hebben. Zij zijn andere goden gaan dienen en hebben zich daarvoor neergebogen, goden die zij niet kenden en die Hij hun niet toebedeeld had.

Er is echter ook hoop en troost “, MAAR MAAK ER GEEN VERNIETIGEND EINDE AAN”.  Jeremia 5:10

Een herhaling van de belofte in het vorige hoofdstuk:
                                              .........TOCH ZAL IK ER GEEN VERNIETIGEND EINDE AAN MAKEN. (Jeremia 4: 27)

God zal voor Zichzelf een overblijfsel bewaren, want Jeruzalem zal herbouwd en het land weer bewoond worden.

Een troost die ook in het Lied van Mozes voorkomt:

Juich, heidenen, met Zijn volk! Want Hij zal het bloed van Zijn dienaren wreken. Hij zal de wraak laten terugkomen op Zijn tegenstanders,

                                                                      EN ZIJN LAND EN ZIJN VOLK VERZOENEN! (Deut. 32:43)


Jeremia 5:14-17 Daarom, zo zegt de HEERE, de God van de legermachten: Omdat u dit woord spreekt, zie, Ik ga Mijn woorden in uw mond tot vuur maken en dit volk tot hout, zodat het hen zal verteren. 15. Zie, Ik ga over u een volk van ver weg brengen, huis van Israël, spreekt de HEERE. Een taai volk is het, een volk, van oude tijden af is het er, een volk waarvan u de taal niet kent, en niet verstaat wat het spreekt. 16. Zijn pijlkoker is als een open graf, het zijn allen helden. 17. Verslinden zal het uw oogst en uw brood, verslinden zullen ze uw zonen en uw dochters, verslinden zal het uw schapen en uw runderen, verslinden uw wijnstok en uw vijgenboom, met het zwaard uw versterkte steden verwoesten, waarop u vertrouwt.


Zie, Ik ga Mijn woorden in uw mond tot vuur maken en dit volk tot hout. In tegenstelling tot de valse profeten wiens woord in vers 13 “wind” genoemd werd,  zal YHWH de woorden in Jermia’s mond tot “vuur” maken. Het volk zal brandbaar hout zijn, dat door het vuur verteerd wordt.

Zie, Ik ga over u een volk van ver weg brengen .... Opnieuw wordt hier duidelijk geprofeteerd dat Juda in ballingschap zal gaan. Ze zullen meegevoerd worden door het volk Babylon, aan welks hoofd Nebukadnezar staat; In die tijd was Assyrië ook nog een bedreiging, maar tegen de tijd van de ballingschap lag de wereldmacht bij het land van Nimrod: Babel.

Nebukadnezar was door God aangewezen als het “gouden hoofd” van de volken, het eerste van de vier wereldrijken in de droom van Nebukadnezar:

Daniël 2:38 Overal waar de mensenkinderen wonen, heeft Hij de dieren van het veld en de vogels in de lucht in uw hand gegeven. Hij heeft u aangesteld tot heerser over dit alles. U bent dat gouden hoofd.

Jeremia 27:6 Welnu, Ík heb al deze landen gegeven in de hand van Nebukadnezar, de koning van Babel, Mijn dienaar. Zelfs ook de dieren van het veld heb Ik hem gegeven om hem te dienen.

Alles zal van Gods volk worden afgenomen: oogst, brood, zonen en dochters, schapen en runderen, wijnstok en vijgenboom en ook de versterkte steden zullen geen bescherming meer bieden.


Jeremia 5:18-19 Maar ook in die dagen, spreekt de HEERE, zal Ik geen vernietigend einde aan u maken. 19. En het zal gebeuren, wanneer u zult zeggen: Waarom heeft de HEERE, onze God, ons al deze dingen aangedaan? dat u tegen hen zult zeggen: Zoals u Mij hebt verlaten en vreemde goden bent gaan dienen in uw land, zo zult u vreemden dienen in een land dat niet het uwe is.


Maar ook in die dagen, zal Ik geen vernietigend einde aan u maken. Opnieuw die belofte van een liefhebbende God, die verloochend werd door Juda, die straft, maar ook een uitweg biedt.

Waarom heeft de HEERE, onze God, ons al deze dingen aangedaan? Het antwoord op deze bizarre vraagstelling zal hopelijk hun ogen openen voor de realiteit: “Jullie hebben God verruild voor buitenlandse goden, nu zullen jullie de buitenlandse mensen van die goden dienen in het land dat je niet eens toebehoort. “


Jeremia 5:20-25 Maak dit aan het huis van Jakob bekend, laat het horen in Juda: 21. Hoor toch dit, dwaas volk, zonder verstand, zij hebben ogen, maar zij zien niet, zij hebben oren, maar zij horen niet. 22. Zou u voor Mij niet bevreesd zijn, spreekt de HEERE, of zou u voor Mijn aangezicht niet beven? Ik, Die het zand gemaakt heb tot een grens voor de zee, een eeuwige verordening, die zij niet zal overschrijden. Al kolken haar golven, zij zullen niets kunnen uitrichten, al bruisen zij, zij zullen hem niet overschrijden. 23. Maar dit volk heeft een opstandig, ongehoorzaam hart, zij zijn afgeweken, zij gingen hun eigen weg. 24. Ze zeggen niet in hun hart: Laten wij toch de HEERE, onze God, vrezen, Die de regen geeft, zowel vroege regen als late regen, op zijn tijd, Die de vastgestelde weken van de oogst voor ons bewaakt. 25. Uw ongerechtigheden wenden die dingen af, uw zonden onthouden u het goede.


Hoor toch dit, dwaas volk, zonder verstand, ook Zefanja had al daarvoor, geïnpireerd door de Heilige Geest,  zijn profetie over Jeruzalem uitgesproken....:

Zefanja 3:1 Wee de rebelse, de besmette, de stad die onderdrukt! 2. Zij luistert niet naar de roepstem, geen vermaning aanvaardt zij. Op de HEERE vertrouwt zij niet, tot haar God nadert zij niet.

Ook Zefanja zegt, evenals Mozes en Jeremia: zij hebben totaal verderfelijk gehandeld. Zefanja 3:7c.

De inwoners van Juda zijn geworden als hun afgodsbeelden: “zij hebben ogen, maar zij zien niet, zij hebben oren, maar zij horen niet”.  Jeremia 5:20 – Psalm 115:5,6

Zou u voor Mij niet bevreesd zijn .... God begrijpt niet dat Juda en Jeruzalem totaal geen ontzag voor Hem hebben. Hij is de God die de grenzen van land en zee bepaalt, grenzen die niet overschreden worden door de golvende zee. God die op vaste tijden de vroege en de late regen geeft, die ervoor zorgt dat ze kunnen oogsten, hoewel ze denken dat Baäl hen dat alles schenkt. God die zorgt? Ze zijn er niet van onder de indruk.  Maar God zal dat gaan  verstoren om hun zonde. En dat gebeurt en dat zullen ze steeds meer gaan merken.


Jeremia 5:26-29 Want onder Mijn volk worden goddelozen gevonden. Men ligt op de loer, ineengedoken als vogelvangers. Zij zetten een vernielende strik, mensen vangen zij. 27. Hun huizen zijn zo vol bedrog als een kooi vol vogels. Daarom zijn zij groot en rijk geworden, 28. vet en vadsig. Zelfs overtreffen zij de slechtste dingen: geen rechtszaak behartigen zij, zelfs niet de rechtszaak van een wees, en toch hebben ze voorspoed, het recht van de armen laten zij niet gelden. 29. Zou Ik vanwege deze dingen niet straffen? spreekt de HEERE, of op een volk als dit Mijzelf niet wreken?


Want onder Mijn volk worden goddelozen gevonden... Dat het volk goddeloos was hebben we uit het voorgaande duidelijk begrepen. Maar het woord voor goddelozen  רְשָׁעִ֑ים “rashaïem”  zou hier beter vertaald kunnen zijn als slechteriken of criminelen. De NBV vertaalt “schurken” en de Naardense Bijbelvertaling “boosdoeners”.  Als sluwe vogelvangers zetten ze een vernielende strik om anderen mee te sleuren in het kwaad.

Hun huizen zijn zo vol bedrog als een kooi vol vogels ... (de Naardense vertaalt “een korf vol gevogelte”) hun huizen zijn vol met bedrog

Het volk is hiermee in eigen ogen machtig, rijk en belangrijk geworden, maar ook vet en vadsig. Ze zijn er trots op dat ze de zaken zo handig aanpakken.

Geen rechtszaak behartigen zij, zelfs niet de rechtszaak van een wees.... er wordt geen recht gedaan. Zelfs niet aan een wees.  De armen gaan hen niet ter harte. Ze komen de zwakkeren in de samenleving niet tegemoet in hun nood. God kan het niet aanzien! Dachten ze nu echt dat God dat ongestraft zou laten?


Jeremia 5:30-31 Iets verschrikkelijks, iets afschuwelijks gebeurt er in het land: 31. de profeten profeteren leugens, de priesters heersen door hun handen, en Mijn volk heeft het graag zo. Maar wat zult u doen aan het einde hiervan?


Iets verschrikkelijks, iets afschuwelijks gebeurt er in het land.... De bovenlaag (koning, valse profeten en priesters) gaat voor in egoïstisch en manipulatief gedrag.  (Jeremia 23:9-40). De bevolking is ook verantwoordelijk, want deze betuigt volledige instemming met de zondige praktijken.

De profeten profeteren leugens, de priesters heersen door hun handen.... de priesters die de macht in handen hadden lieten de valse profeten begaan. Ze kozen niet voor Gods waarheid maar bevestigden de mooi klinkende leugens onder de handen van de profeten. Dan heb je toch de sympathie van het volk? Dat is "democratisch": Mijn volk heeft het graag zo.

Laat ons dat wat zeggen in onze omstandigheden. Het is hier niet anders. Maar net zo als in de tijd van Jeremia ziet men dat niet en wie als Jeremia waarschuwt is een wappie en een zwartkijker.  Wat zullen Juda en Jeruzalem doen als alles wat Jeremia heeft geprofeteerd werkelijkheid wordt? Als Gods toorn wordt uitgestort? En hoe zal dat bij ons gaan?

Het einde is een afgrond van ongerechtigheid. God wacht met het oordeel totdat de mens het dieptepunt van zijn ongerechtigheid bereikt heeft. Dan is de maat van de zonde vol. Het is dan voor iedereen duidelijk aan welke kant hij staat.  God gaat door met waarschuwen, want Hij wil niet dat mensen verloren gaan. De boodschap die redding brengt,  wordt vaak niet in dank afgenomen. Laat wie gelooft Zijn getuige zijn, zoals Jeremia. Wij kunen zelfs getuigen van het bloed van Yeshua/Jezus, dat al bij voorbaat onze zonden heeft weggenomen, op voorwaarde dat we Hem aannemen als onze Leidsman en Verlosser.

Ida