English: click here!

Jeremia 1 en Jeremia 2 de roeping van Jeremia

Het boek Jeremia brengt ons terug naar de tijd van de laatste koningen van Juda, vóór de ballingschap. Het verschijnen van een profeet is altijd een teken van de slechte toestand van het volk Israël, maar ook een bewijs van Gods trouw en genade.

De naam van Jeremia betekent waarschijnlijk “YHWH zal verhogen”. Hij was de zoon van priester Hilkia uit het dorpje Anatot, dicht bij Jeruzalem.
Jeremía wordt geroepen tot profeet. De HEERE belooft hem te helpen. Hij zal waken over Zijn woord. Hij laat Jeremía weten dat een vijand uit het noorden zal oprukken.


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 -  27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan


Jeremia 2:1-3 Het woord van de HEERE kwam tot mij: 2. Ga ten aanhoren van Jeruzalem prediken: Zo zegt de HEERE: Ik denk aan u, aan de genegenheid van uw jeugd, aan de liefde van uw bruidsdagen, toen u achter Mij aan ging in de woestijn, in een land waarin niet wordt gezaaid. 3. Israël was heilig voor de HEERE, de eersteling van Zijn opbrengst. Allen die deze opaten, werden schuldig, onheil kwam over hen, spreekt de HEERE.


Ga ten aanhoren van Jeruzalem prediken...... Jeremia kwam uit Anatoth dat enkele kilometers ten noordoosten van Jeruzalem lag. Het tienstammenrijk was al een eeuw geleden weggevoerd door Assyrië. Daarom predikte Jeremia voornamelijk in Jeruzalem, maar in die prediking werd het gehele twaalfstammenrijk betrokken. Onder de bevolking van Jeruzalem, de hoofdstad van het zuidelijk rijk, bevonden zich ook personen uit het oorspronkelijke tienstammenrijk. Tijdens de afgodische offerdienst die Jerobeam in het noordelijk rijk had ingesteld waren er getrouwe priesters en Levieten die daar niet aan mee wilden doen. Die zijn toen met hun gezinnen verhuisd naar Jeruzalem. Dit is te lezen in 2 Kronieken 11:13-17. 

Zoals we in onderstaande chiastische structuur - in de gele vlakken - tweemaal vermeld en onderstreept zien,  werd Jeremia aangesteld over de volken. 

Dit was nog in de begintijd van zijn roeping, toen de godvrezende  Josia koning over Juda was. Gods Woord getuigt van deze koning:

Hij deed wat juist was in de ogen van de Heere, en ging in heel de weg van zijn vader David en week niet af naar rechts of naar links” (2 Kon. 22:2).

De zonen van Josia: Joachaz, Jojakim, Jojakin en Zedekia,  die hem korte perioden als koning opvolgden deden kwaad in de ogen van de Here. Als Jeremia tot hen Gods Woord sprak werd hem dat niet in dank afgenomen en dan belandde Jeremia in de gevangenis. We lezen tweemaal dat Jeremia geslagen werd en gevangen genomen werd, ook dat hij in een modderput werd geworpen. Hij had beslist geen gemakkelijk en naar menselijke maatstaven succesvol leven.  Hij moet vaak hebben geconstateerd dat zijn woorden geen bekering tot gevolg hadden.

Jeremia was als profeet over Juda geroepen, maar zeker niet voor Juda alleen. Het tienstammenrijk was in die tijd in ballingschap in Assyrië.  Er zijn berichten dat Jeremia in het buitenland is geweest, maar dat wordt niet bevestigd door Gods Woord. Het is wel bekend dat Jeremia aan het eind van zijn leven samen met Baruch tegen zijn wil naar Egypte is meegenomen. We zien in het boek Jeremia veel eindtijdprofetieën over de volken.

Jeremia was nog jong bij zijn roeping. Men heeft berekend dat hij toen 17 jaar oud moest zijn. Het is te verwachten dat veel mensen het relaas van zo’n ‘snotneus’ niet serieus zullen nemen.
Jeremia is schuchter en  z’n eerste reactie is dan ook dat hij tegen de roepstem van YHWH ingaat: “Ik ben jong”.  “Zeg dat niet!”, zegt God tegen hem.  “het gaat niet om jouw capaciteiten, waartoe jij meent wel of niet in staat te zijn, je hoeft immers niets anders te doen of te zeggen dan wat Ik je gebied!” 


God zegt Jeremia dat hij zich niets aan moet trekken van mensen die hem te jong vinden, want het zijn Zijn woorden die Hij in Jeremia’s mond zal leggen en dat zal juist en zuiver zijn, maar niet altijd dat wat de mens graag wil horen. Het is duidelijk dat dit weerstand oproept.  Maar Jeremia krijgt een belofte mee: Wees niet bevreesd voor hen, want  Ik ben met u om u te redden. Jeremia 1:8  en dat is de centrale tekst in dit gedeelte.  Toen Mozes bij de Horeb geroepen werd om Israël uit de slavernij te leiden, bemoedigde God hem met “Ik zal met u zijn” Exodus 3:12.  Dat mag ook een bemoediging voor ons zijn als wij gedrongen door Gods Geest Zijn Woord spreken.

Er zijn maar weinigen waarvan in de Bijbel is geschreven dat zij vanaf de moederschoot een roeping hebben. Dat wordt in Jer. 1:10 duidelijk gezegd van Jeremia.

Jeremia

Jeremia krijgt een belofte mee: Wees niet bevreesd voor hen, want  Ik ben met u om u te redden. Jeremia 1:8  


Jeremia 1: 4-5 Het woord van de HEERE kwam tot mij: 5 Voordat Ik u in de moederschoot vormde, heb Ik u gekend; voordat u uit de baarmoeder naar buiten kwam, heb Ik u geheiligd. Ik heb u aangesteld tot een profeet voor de volken.

 

Mozes

Toen Mozes geroepen werd om Israël uit de slavernij te leiden bemoedigde God hem met “Ik zal met u zijn” Exodus 3:12.


Hebreeën 11:23 Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang door zijn ouders verborgen, omdat zij zagen dat het een heel bijzonder kind was. En zij waren niet bevreesd voor het bevel van de koning.

Uit deze tekst is  op te maken dat ook Amram en Jochebed begrepen dat God een doel had met dit kind. Ze waren daarom ook niet bang om het bevel van de koning te negeren.


Zowel Jeremia als Mozes waren woordvoerder voor YHWH en aarzelden omdat ze vonden dat ze niet zo goed konden spreken. Maar een profeet die echt door God geroepen wordt heeft geen keus om al of niet daaraan gehoor te geven. God zal voorzien in datgene wat hij nodig heeft. Tegen beiden werd door God gezegd dat Hij de woorden in hun mond zou leggen:


Jeremia 1:9 Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond.

 

 


Exodus 4: 11 Maar de HEERE zei tegen hem: Wie heeft de mens een mond gegeven? Of wie maakt iemand stom, doof, ziende of blind? Ben Ik het niet, de HEERE? 12 Nu dan, ga,  Ik zal Zelf met uw mond zijn, en u leren wat u spreken moet.


Wat God tot Jeremia sprak is te vergelijken met wat Mozes aan de Farao verklaarde: “Israël was heilig voor de HEERE, de eersteling van Zijn opbrengst”. Jeremia 2:3


Mozes moest tegen de Farao verklaren dat Israël  “de eerstgeboren zoon van YHWH” was. Exodus 4: 22-23



Dat de engel de geboorte van Johannes de Doper en de geboorte van Yeshua aankondigde is een bewijs dat ook zij vanaf de moederschoot geroepen waren.  Paulus maakt er ook melding van in Galaten 1:15 en zo zullen er nog veel meer zijn.

Om Zijn jonge boodschapper te bemoedigen, laat YHWH aan Jeremia twee opmerkelijke beelden zien.

De amandelboom (het eerste beeld)

Jeremia 1: 11-12 Het woord van YHWH kwam tot mij: Wat ziet u, Jeremia? Ik zei: Ik zie een amandeltak (“shaqad” שֹׁקֵד). 12 Toen zei de HEERE tegen mij: Dat hebt u goed gezien, want Ik waak (“shaqad” שֹׁקֵד) over Mijn woord om dat te doen.

Het Hebreeuwse woord voor “amandel” is “shaqad” שֹׁקֵד , hetgeen ook “waken” betekent. In de verzen 11 en 12 wordt het woord, als een woordspeling, in beide betekenissen gebruikt:

Deze boom wordt ook wel de “wakkerboom” genoemd. En daarin  herken je het woord “wakker oftewel waken” wel. Als het nog winter is komen de eerste bloemetjes van de amandel voor de dag. Als de winter lang duurt, alles er troosteloos uitziet en je de moed zou verliezen, verschijnen deze eerste bloemetjes. Dat geeft  je weer uitzicht op de lente. God laat Zijn schepping en Zijn plannen daarmee, niet verloren gaan. Hij waakt over wat Hij beloofd heeft en zal het uitvoeren.

Deze amandelboom herinnert ons aan de staf van Aäron, die destijds uitgelopen was, gebloeid en amandelen voortgebracht had.

Numeri 17:8 De volgende dag gebeurde het, toen Mozes in de tent van de getuigenis kwam, dat, zie, de staf van Aäron voor het huis van Levi in bloei stond. Hij bracht bloesem voort en bloeiende bloemen, en droeg amandelen.

Door dit beeld wordt het besluit van de waakzame en trouwe GOD duidelijk bevestigd. Gods besluit staat vast en zal ten uitvoer gebracht worden. Daarom was het nodig haast te maken. Het volk moet dringend gewaarschuwd en tot bekering opgeroepen worden, want ……..

Meer over de amandelboom

De kokende pot (het tweede beeld)

De kokende pot geeft aan dat de bedreiging voor de deur staat. Het is het beeld van een kokende ketel die overhelt, waardoor  de kokende massa naar het zuiden stroomt. Dit is een levendig beeld van vernietiging en oordeel dat uit het noorden over Juda wordt uitgestort De vijand uit het noorden is in aantocht. Wat een moeilijke opdracht! Maar Jeremia ontvangt kracht van Boven (Jeremia 1:18) door de belofte: “Ik ben met u” (Jeremia 1:19; zie ook Jeremia 15:20) Die “overkokende pot” stond, zoals later bleek, in Babylon. 

Met de slag om Karchemis kwam de vijand uit het noorden in het volle licht te staan.

Jeremia 1:15 Zij zullen komen en eenieder zal zijn troon neerzetten bij de ingang van de poorten van Jeruzalem..... Jeremia zag profetisch hoe buitenlandse koningen een onderdanig Jeruzalem overheersten.

uit Jeremia 1:16 omdat zij Mij verlaten hebben en reukoffers gebracht hebben aan andere goden, en zich hebben neergebogen voor de werken van hun handen. Hier wordt de aandacht gevestigd op de belangrijkste redenen waardoor het oordeel over hen kwam.

Jeremia 1:18.19 Want zie, Ík stel u heden aan tot een versterkte stad, tot een ijzeren pilaar en tot bronzen muren, tegen heel het land, tegen de koningen van Juda, tegen zijn vorsten, tegen zijn priesters en tegen de bevolking van het land. Zij zullen tegen u strijden, maar zij zullen niet tegen u op kunnen, want Ik ben met u, spreekt de HEERE, om u te redden.

God maakt van Jeremia en van Mozes een medestrijder, een instrument.  Mannen die door hun vertrouwen op God ervoor staan, die verantwoordelijkheid en uit kracht van God risico durven nemen en de mensen niet naar de ogen zien. Zij zijn echte afbeeldingen van Yeshua.

In de boeken van Mozes gaat het over het volk Israël dat Gods instrument wordt om de volkeren in Kanaän te oordelen, zoals ook Jeremia de opdracht krijgt om volken en koninkrijken weg te rukken en af te breken, om te vernielen en de afgoden omver te halen, maar bovendien om te bouwen en te planten.  Zoals ook de gemeente van de eindtijd geroepen is over de goddelozen te oordelen als het gereinigde Lichaam van Yeshua. Durven we dat aan? Nemen we onze verantwoordelijkheid?

Jeremia 2:3. Israël was heilig voor de HEERE, de eersteling van Zijn opbrengst. Allen die deze opaten, werden schuldig,
onheil kwam over hen, spreekt de HEERE.

In het begin van Jeremia 2 laat God het volk weten dat Hij de eerste liefde van Israël niet vergeten is.  Dat Hij er voor ze was en is en dat degenen die hen kwaad doen schuldig worden bevonden en onheil zullen ervaren. 

Dat onheil zal straks in de eindstrijd heel duidelijk worden. De naties zullen zich moeten verantwoorden voor hun houding ten aanzien van Israël. (Mattheüs 25:31-46) Nederland zal daar niet goed vanaf komen.

Dit is overigens nog niet het "laatste oordeel" is, zoals het kopje boven Mattheüs 25:31 HSV vermeldt.

Ook Israël zal in het oordeel komen,  Het oordeel begint bij Israël en er zullen velen afvallen. Het zal gelouterd worden:
Jesaja 48:9 Omwille van Mijn Naam stel Ik Mijn toorn uit, omwille van Mijn roem zal Ik Mij bedwingen, u ten goede,
zodat Ik u niet zal uitroeien. 10. Zie, Ik heb u gelouterd, maar niet als zilver; Ik heb u beproefd in de smeltkroes van ellende.
11. Omwille van Mij, omwille van Mij doe Ik het, want hoe zou Mijn Naam ontheiligd worden! Ik zal Mijn eer aan geen ander geven.

Jeremia 2:8 De priesters zeiden niet: Waar is de HEERE? en zij die de wet hanteerden, kenden Mij niet; de herders kwamen in opstand tegen Mij, en de profeten profeteerden namens de Baäl. Ze gingen achter dingen aan die niet van nut zijn.

Jeremia 2:11. Heeft een volk ooit goden ingeruild?  en het zijn niet eens goden! – Toch heeft Mijn volk zijn Eer ingeruild voor wat niet van nut is.

Jeremia 2:13 Want Mijn volk heeft een dubbel kwaad gedaan: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zich bakken uit te hakken, lekkende bakken, die geen water houden.

Een vraag voor allen die zich op dit moment ook van Yeshua haMashiach verwijderd hebben, “Wees eens eerlijk! Wat heeft het jou opgeleverd? Wat heeft het voor nut gehad?  Hij is ‘de Bron van het levende water’! Wat een dwaasheid om Hem te verlaten en zichzelf ‘bakken uit te hakken, lekkende bakken, die geen water houden’! Of om naar de rivieren van Egypte en Assur te gaan (beelden van de wereld) om daar water te drinken.”

Jeremia 2:18. Welnu, wat hebt u met de weg naar Egypte om het water van Sichor te drinken? En wat hebt u met de weg naar Assyrië om het water van de rivier de Eufraat te drinken?  Uw eigen kwaad straft u en uw eigen afdwalingen bestraffen u. Steeds weer zoekt de mens, en ook Israël, zijn hulp bij aardse machten. Ook in deze tijd zien we hun vredesverdragen met moslimlanden en de hulp van grootmachten. Ze vergeten dat God koning over hen wil zijn, die in Yeshua het beeld van het levende water is. Dat zou hun werkelijk heil doen ervaren. 

De Heere, Yeshua haMashiach, zegt heel duidelijk: “Een ieder, die van dit water drinkt, zal weer dorsten”, maar wie drinkt van het water dat Yeshua haMashiach geeft, zal in eeuwigheid geen dorst meer hebben (Johannes 4:10, Johannes 4:13-4 Lees Johannes 4:1-30!)

Jeremia 2:20 Want van oude tijden af heb Ik uw juk gebroken, en uw banden verscheurd. U zei: Ik wil niet dienen! Maar op elke hoge heuvel en onder elke bladerrijke boom legt u zich als een hoer neer.

Hier horen we hoe Israël op onbeschaamde manier zegt “Ik wil niet dienen”.  Helaas is dit ook de houding van veel christenen van vandaag ten opzichte van Hem Die hen verlost heeft. Al  wagen ze het misschien nog niet om dit zo duidelijk onder woorden te brengen, maar het is net zo verdrietig! Ze bedriegen zichzelf, want het is onmogelijk geen enkele meester te dienen. Weigeren om Yeshua haMashiach gehoorzaam te zijn, betekent dat men direct vervalt in afgodendienst (Jeremia 2:28).

Jeremia 2:27 Tegen een stuk hout zeggen ze: U bent mijn vader, en tegen een steen: U hebt mij gebaard, want Mij keren zij de nek toe en niet het gezicht, op het moment echter dat onheil hen treft, zeggen ze: Sta op en verlos ons. 28. Maar waar zijn dan uw goden, die u zich gemaakt hebt? Laten die opstaan, als zij u kunnen verlossen op het moment dat onheil u treft, want het aantal van uw goden is even groot als uw steden, Juda.

Afgoden zijn niet altijd de beeldjes van goden, maar kunnen in onze tijd ook personen, overheden of kerken zijn, de natuur of psychologische denkbeelden die niet op de Bijbel gefundeerd zijn, zoals mindfulness, yoga enz. Alles waarop men zijn vertrouwen stelt, waarvan men voorspoedige verwachtingen heeft.

Ondanks alles is YHWH bewogen met Zijn volk. Hij probeert hen de ogen te openen. Hij roept hen op om te erkennen dat zij verkeerde wegen zijn gegaan en om  terug te keren (vers 23 hieronder)

Jeremia 2:32 Zou een jonge vrouw haar sieraad vergeten, een bruid haar gordels? Toch heeft Mijn volk Mij vergeten, dagen, niet te tellen.

Jeremia 2:23 Hoe kunt u dan zeggen: Ik heb mij niet verontreinigd, ik ben niet achter de Baäls aan gegaan? Zie uw weg in het dal, erken wat u gedaan hebt, snelle, op al haar wegen heen en weer rennende, jonge vrouwtjeskameel.

Commentaar op dit vers van Kingcomments:
De HEERE vergelijkt hen weinig vleiend, maar treffend, met een rusteloos “heen en weer rennende, jonge vrouwtjeskameel”. Ze zijn als de ongetemde, “wilde ezelin” (Jeremia 2:24) die in wilde vrijheid leeft (vgl. Genesis 16:12). In het volgen van haar drift om te paren is ze niet tegen te houden als ze in de buurt van een ezel is. “In haar maand” houdt verband met de vruchtbare periode van deze ezelin. We kunnen hier denken aan het woord “als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde” met als gevolg de dood (Jakobus1:15).”

Het boek Jeremia begon met dat YHWH Zijn hand uitsteekt en de mond van Jeremia aanraakt:

Jeremia 1:9 Toen stak de HEERE Zijn hand uit en raakte mijn mond aan. En de HEERE zei tegen mij: Zie, Ik geef Mijn woorden in uw mond. 10. Zie, Ik stel u op deze dag aan over de volken en over de koninkrijken, om weg te rukken en af te breken, om te vernielen en omver te halen, maar ook om te bouwen en te planten.

Naast al die afbrekende boodschappen die Jeremia moet uitspreken, zijn er ook de profetieën te vinden waarin dat bouwen en planten naar voren komt.  Dat “planten en bouwen” wordt eveneens door Paulus beschreven .

1 Korinthe 3:6-10 Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft de groei gegeven. 7 Dus is noch hij die plant iets, noch hij die begiet, maar God Die de groei geeft. 8 En wie plant en wie begiet zijn een; maar ieder zal zijn eigen loon ontvangen naar zijn eigen arbeid. 9 Want Góds medearbeiders zijn wij, Góds akker, Góds gebouw bent u. 10 Naar de genade <van God> die mij gegeven is, heb ik als een wijs bouwmeester [het] fundament gelegd en een ander bouwt erop. Maar laat ieder uitkijken hoe hij erop bouwt.

Ook Jeremia had (jongere) tijdgenoten: Ezechiël en Daniël,  die gebouwd hebben op de fundamenten die Jeremia gelegd heeft. Jeremia kende de strijd en was een beeld van Yeshua. Hij predikte het komende oordeel dat in die tijd de ballingschap was. Hij ontkwam zelf niet aan de moeiten die met dit oordeel gepaard gingen. Hij kan dan ook voor de gelovigen een voorbeeld zijn om moedig te getuigen en vol  te houden onder de grote verdrukking.  De uitwerking van wat Jeremia geplant en gebouwd heeft zullen de gelovigen uit de eindtijd evengoed mogen zien in het Koninkrijk van God dat aanbreekt. Want het was het bouwen en planten dat YHWH tot uitvoer bracht in Zijn dienstknecht Jeremia.

 

Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem. Geschilderd door Rembrandt van Rijn (1630)  →

Jur & Ida