English & other languages: click here!

Jeremia 15 - Een harde boodschap en een lijdende profeet

De HEERE zal het oordeel niet meer afkeren. Geen gebed zal daar verandering in brengen. Jeremía moet in duidelijke woorden het oordeel aankondigen. Hij klaagt over zijn positie als profeet. De HEERE vermaant Jeremía terug te keren en vernieuwt Zijn belofte aan hem.


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 -  27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan


Jeremia 15:1 De HEERE zei tegen mij: Al stond Mozes of Samuel voor Mijn aangezicht, dan nog zou Mijn ziel niet met dit volk van doen willen hebben. Stuur hen van voor Mijn aangezicht weg, laten zij weggaan!

Al stond Mozes of Samuël voor Mijn aangezicht....... De HEERE reageert op Jeremia’s gebed (Jer.14:19-22). Hij zegt dat Hij het gebed niet zal verhoren. Mozes bad in het verleden voor het volk (Exodus 32:11-14 en Exodus 32:30-34) en God wendde de straf af. Samuël deed dit ook (1 Sam. 7:5-11 en 1 Sam. 12:17-23) en ook toen kwam de straf niet. Nu zegt YHWH dat Hij Zich zelfs niet door Mozes en Samuël zou laten verbidden.

dan nog zou Mijn ziel niet met dit volk van doen willen hebben...... Jeremia moest niet denken dat zijn gebed meer invloed zou hebben dan een gebed van Mozes of Samuël. Zelfs als zij zouden bidden zou dat niets veranderen aan wat voor God vast staat.

Stuur hen van voor Mijn aangezicht weg, laten zij weggaan! ..... Juda moet verdwijnen uit Gods ogen en de ballingschap is zijn rechtvaardige straf.  

Een vergelijkbare afwijzing van voorbede vinden we in

Ezechiël 14:14-16 Al zouden te midden ervan deze drie mannen zijn, Noach, Daniël en Job, dan zouden zij alleen door hun gerechtigheid hun eigen leven redden, spreekt de Heere HEERE. als die drie mannen in het midden ervan waren, zo waar Ik leef, spreekt de Heere HEERE, zij zouden zelfs zonen en dochters niet kunnen redden. Zíj zouden alleen zelf worden gered en het land zou een woestenij worden.

Er is er maar Één achter wie we kunnen verschuilen, als we oprecht berouw hebben en breken met de zonde. Dat aanbod is er ook voor het Juda van vandaag. Èn voor allen die vandaag leven, waar ook ter wereld.


Jeremia 15:2-4 En het zal gebeuren, wanneer zij tegen u zeggen: Waar moeten wij naartoe gaan? dat u tegen hen moet zeggen: Zo zegt de HEERE: Wie bestemd is voor de dood, naar de dood; wie bestemd is voor het zwaard, naar het zwaard; wie bestemd is voor de honger, naar de honger; en wie bestemd is voor de gevangenis, naar de gevangenis. 3. Ik zal hen op vier manieren straffen, spreekt de HEERE: door het zwaard om hen te doden, door de honden om hen weg te slepen, door de vogels in de lucht en de dieren op de aarde om hen te verslinden en te gronde te richten. 4. Ik zal hen stellen tot een schrikbeeld voor alle koninkrijken van de aarde, vanwege Manasse, de zoon van Hizkia, de koning van Juda, om wat hij in Jeruzalem gedaan heeft.


Waar moeten wij naartoe gaan?......... de mensen zullen ongetwijfeld vragen hoe ze het onheil kunnen ontvluchten. Jeremia moet hen vertellen dat dit niet mogelijk is. Hun wacht: dood .... zwaard  ... hongersnood... gevangenschap. Ze gaan hun ondergang tegemoet.

Ik zal hen op vier manieren straffen...... er zijn vier manieren waarop een lijk na de dood onteerd kan worden: door het zwaard, door honden, door de vogels van de hemel of door de beesten van de aarde. Het lijkt alsof de hele schepping zich heeft verzameld tegen het oordeelsrijpe Juda om hen niet alleen te doden, maar ook om hun dode lichamen te onteren.

vanwege Manasse, de zoon van Hizkia, de koning van Juda..... Juda zal dienen als afschrikwekkend voorbeeld voor alle koninkrijken van de aarde (Deut. 28:25). De reden hiervoor is het goddeloze optreden van koning Manasse (2 Kon.21:1-16 en 2 Kon. 23:26-27). Later heeft deze koning zich bekeerd (2 Kron.33:10-20). Maar toen was het kwaad al geschied. Manasse ging het volk voor in de Baälaanbidding en liet zich in met toverij en waarzeggerij.


Jeremia 15:5-9 Want wie heeft medelijden met u, Jeruzalem? Wie betuigt u zijn medeleven, wie zal van de weg afgaan om te vragen naar uw welstand? 6. Ú hebt Mij verlaten, spreekt de HEERE, u ging achterwaarts. Daarom strek Ik Mijn hand tegen u uit, Ik richt u te gronde, Ik ben het berouw hebben moe. 7. Ik zal hen wannen met een wan in de poorten van het land. Ik heb Mijn volk van kinderen beroofd, het doen ondergaan. Zij zijn van hun wegen niet teruggekeerd. 8. Hun weduwen zullen voor Mij talrijker zijn dan het zand van de zeeën. Ik laat over hen, over de moeder, een jongeman komen, een verwoester, midden op de dag. Plotseling laat Ik op hen vallen angst en verschrikkingen. 9. Zij die er zeven baarde, verkommert, zij blaast haar laatste adem uit. Haar zon gaat onder als het nog dag is, zij schaamt zich en wordt rood van schaamte. Wat van hen nog overblijft, zal Ik overgeven aan het zwaard voor het oog van hun vijanden, spreekt de HEERE.


wie heeft medelijden met u, Jeruzalem?...... Er zal niemand meer zijn die zich ontfermt over Jeruzalem. Niemand zal even stilstaan om te vragen hoe het met je gaat. (Jer. 5:7; Jer. 25:38; Klaagliederen 1:2)

Ú hebt Mij verlaten....... Het volk heeft God verlaten (Jer. 5:7) en Hem de rug toegekeerd (u ging achterwaarts). Het oordeel is definitief, Ik heb Mijn hand uitgestrekt tegen de inwoners van dit land  (Jer. 6:12). Keer op keer berouwde het YHWH om Zijn volk te oordelen, maar daarvan heeft Hij nu genoeg (zie Amos 7:3 en Jona 4:2). Ik ben het berouw hebben moe!

Ik zal hen wannen met een wan in de poorten van het land..... "wannen" wordt in de landbouw gedaan om het kaf van het koren te scheiden, met gebruikmaking van de wind. Op dezelfde wijze zal de HEERE Zijn volk zuiveren (Jer. 4:11-13; Jer. 51:2, Matth. 3:12 en Lukas 3:17). Wannen gebeurt meestal in het open veld. Nu vindt het plaats in de steden (in de poorten van het land). Veel inwoners zullen sterven. Wannen betekent in de Bijbel: scheiden van bozen en rechtvaardigen, samenbrengen van het koren (rechtvaardigen), verbranden van het kaf (bozen). Hier is het weggeblazen kaf een beeld van de ballingschap.

Hun weduwen zullen voor Mij talrijk zijn .... Door Gods oordeel zullen veel mannen sterven als de vijand komt; veel vrouwen blijven dan als weduwe over (Jer. 18:21 en Klaagliederen 5:3). De HEERE heeft gezorgd dat de vijand (verwoester) overdag binnenvalt. Niemand heeft erop gerekend.

talrijker dan het zand van de zeeën...... een uitdrukking die God in een tegenovergestelde context gebruikte:

Genesis 22:17 zal Ik u (Abraham) zeker rijk zegenen en uw nageslacht zeer talrijk maken, als de sterren aan de hemel en als het zand dat aan de oever van de zee is. Uw nageslacht zal de poort van zijn vijanden in bezit hebben. 

Plotseling laat Ik op hen vallen angst en verschrikkingen.... Nú wordt de Judeeërs in uitzicht gesteld dat het aantal weduwen nog groter zal zijn. ‘Ga maar, Jeremia, het maakt allemaal niets meer uit. Er is geen medelijden meer. De kinderen zullen sterven en de moeders ondergaan in rouw, en niemand zal zich erom bekommeren’. Vreselijk!

Zij die er zeven baarde, verkommert........ nú wordt de Judeeërs in uitzicht gesteld dat het aantal weduwen nog groter zal zijn. De moeder die zeven zonen heeft gebaard (Hebreeuws beeld van geluk), is een bewijs van vruchtbaarhed (Ruth 4:15), Het zal haar niet baten. Ze verliest ze allemaal en haar levenslust verdwijnt. Er staat eerst: "zij blaast haar laatste adem uit" en daarna lijkt ze in die tekst toch nog te leven. Zo gaat haar zon midden op de dag onder; een teken van plotseling (over)lijden. Nu ze geen kinderen meer heeft, blijft alleen schaamte over. Het beeld van deze moeder wijst op de volledige ommekeer van Juda’s welvaart en voorspoed.  Wat van hen nog overblijft, zal Ik overgeven aan het zwaard voor het oog van hun vijanden.

Klacht en aanvechting van Jeremia


Jeremia 15:10 Wee mij, mijn moeder, dat u mij gebaard hebt, een man van onenigheid en een man van ruzie voor heel het land. Ik heb niets uitgeleend en men heeft mij niets uitgeleend, toch vervloekt ieder van hen mij.


Wee mij, mijn moeder, dat u mij gebaard hebt......Nu Jeremia over de moeders geprofeteerd heett, komt zijn eigen moeder ook in zijn gedachten. Het is dan ook geen wonder dat Jeremia, die enorm veel van zijn volk houdt, instort. Hij moet steeds weer onheil profeteren!

een man van onenigheid en een man van ruzie voor heel het land........Hij heeft geen vrienden en vrolijkheid meer over, iedereen wil van hem af, en hij heeft toch niets verkeerds gedaan. Overal waar hij komt ontstaat ruzie en wordt hij tegengewerkt. Net als Job vroeg hij zich af of het niet beter zou zijn als hij nooit geboren was.


Jeremia 15:11-14 De HEERE zei: Voorwaar, Ik zweer dat Ik ten goede voor u heb gezorgd! Voorwaar, Ik zweer dat Ik tegen de vijand voor u ben opgekomen, in een tijd van onheil en in een tijd van benauwdheid! 12. Kan ijzer soms breken, ijzer uit het noorden, of brons? 13. Uw vermogen en uw schatten zal Ik als buit geven, zonder prijs, vanwege al uw zonden, en in heel uw gebied. 14. Ik zal u met uw vijanden overbrengen naar een land dat u niet kent, want een vuur is aangestoken in Mijn toorn, het zal tegen u branden.


Voorwaar, Ik zweer dat Ik ten goede voor u heb gezorgd!....... God beloofde Jeremia - zowel persoonlijk als als vertegenwoordiger van zijn volk - dat ze niet volkomen verlaten zouden worden in hun ballingschap. God zou hem gunst verlenen onder de toekomstige vijand.  

Ik zweer dat Ik tegen de vijand voor u ben opgekomen...... Dit werd letterlijk vervuld; zie Jeremia 39:11-14. Nebukadnezar had Nebuzar-adan, de opperbevelhebber, de strikte opdracht gegeven om goed op Jeremia te letten, hem geen kwaad te doen en hem alle voorrechten te verlenen die hij graag wil hebben.

Kan ijzer soms breken, ijzer uit het noorden, of brons? ......Bij zijn roeping als profeet beloofde God Jeremia dat Hij van hem een ijzeren zuil en een koperen muur zou maken, niet stuk te krijgen, niet omver te halen. Jeremia 1:18-19. Het oordeel komt uit het noorden. Zoals ijzer en brons niet met blote handen te breken zijn, zo zullen de mensen in Juda niet in staat zijn de macht van het Babylonische leger te breken. Alle rijkdom en het hele gebied zullen aan de vijand als buit worden gegeven, zonder dat ze er iets voor hoeven te betalen. Dat is het gevolg van hun zonden.

Ik zal u met uw vijanden overbrengen naar een land dat u niet kent...... Jeremia en de bewoners zullen worden weggevoerd naar een onbekend land. Dit oordeelsvuur dat tegen hen zal branden, is door de toorn van de HEERE aangestoken. Achteraf weten we dat de bewoners naar Babel werden weggevoerd en pas later werd Jeremia naar Egypte meegenomen. (2 Kon.25:26; Jer. 43:8)

Maar ook nu zijn Gods woorden hard. Jeremia krijgt geen aai over z’n bol, geen zakdoek voor z’n tranen. God wijst hem op zijn roeping. ‘Jeremia, je bent mijn profeet, bedenk dat. Ook jij moet leven zoals Ik van je vraag en op Mij vertrouwen."


Jeremia 15:15-18 U, HEERE, U kent mijn onschuld, denk aan mij en zie naar mij om, wreek mij op mijn vervolgers. Neem mij in Uw geduld niet weg, weet dat ik omwille van U smaad draag. 16. Zodra Uw woorden gevonden werden, at ik ze op. Uw woord was mij tot vreugde en tot blijdschap in mijn hart, want Uw Naam is over mij uitgeroepen, HEERE, God van de legermachten. 17. Ik heb niet gezeten in een kring van spotters, of sprong daar op van vreugde. Vanwege Uw hand zat ik alleen, want U hebt mij met gramschap vervuld. 18. Waarom is mijn lijden er voor altijd, en is mijn wond ongeneeslijk, weigert hij te genezen? Bent U nu echt voor mij als een onbetrouwbare beek, water dat niet betrouwbaar is?


denk aan mij en zie naar mij om, wreek mij op mijn vervolgers........ Jeremia deed wat andere godvrezende mannen in de Bijbel ook deden - hij keek naar God voor bescherming en gerechtigheid en vroeg "neem mij in Uw geduld niet weg" toen hij vervolgd werd omwille van de gerechtigheid. Jeremia kon terecht zeggen: U weet dat ik omwille van U smaad draag.

Zodra Uw woorden gevonden werden, at ik ze op. Uw woord was mij tot vreugde en tot blijdschap in mijn hart........

Het opeten van de woorden van God betekent dat Jeremia al deze woorden van het begin af van harte aanvaardde en deze ook verkondigde. (Jer. 1:9; Ezechiël 2:28). Hij werd er helemaal blij van en wist dat Hij aan God toebehoorde (Uw Naam is over mij uitgeroepen).

Ik heb niet gezeten in een kring van spotters.....Jeremia houdt zich ver van de zonden van het volk. 

Deze woorden van Jeremia doen denken aan Psalm 1:1.
of sprong daar op van vreugde…….
Hij zoekt niet de feestvreugde op. De omstandigheden waren alles behalve feestelijk.  

vanwege Uw hand zat ik alleen…… dat kon ook niet anders. De boodschappen van oordeel zorgden voor scheiding.

want U hebt mij met gramschap vervuld ……. Hoewel het spreken van God Jeremia blij had gemaakt, waren de boodschappen verre van vreugdevol. Gramschap wil zeggen dat ook Jeremia in zijn hart boos werd om de zonden om zich heen. Het was de boosheid van God die zijn hart vervulde.

Waarom is mijn lijden er voor altijd.......? De klacht van Jeremia is dat hij vreselijk lijdt onder de omstandigheden waarin hij zich bevindt. De aanhoudende pijn beschrijft hij als een wond die maar niet wil genezen. Jeremia krijgt in zijn wanhoop de indruk dat hij YHWH niet kan vertrouwen, omdat Deze lijkt op water in een beek die uitdroogt. De profeest wordt geestelijk uiterst beproefd.


Jeremia 15:19 -21 Daarom, zo zegt de HEERE: Als u terugkeert, laat Ik u terugkeren, u zult voor Mijn aangezicht gaan staan. Als u wat kostbaar is, afscheidt van wat waardeloos is, zult u als Mijn mond zijn. Laten zíj terugkeren naar u, maar ú mag niet terugkeren naar hen. 20. Ik zal u vóór dit volk stellen als een bronzen vestingmuur. Ze zullen wel tegen u strijden, maar u niet aankunnen, want Ik ben met u, om u te verlossen en te redden, spreekt de HEERE. 21. Ik zal u redden uit de hand van de kwaaddoeners, Ik zal u verlossen uit de greep van de geweldplegers.


Als u terugkeert, laat Ik u terugkeren..... De HEERE reageert op Jeremia’s klacht met een vermaning. De profeet moet zich tot God keren, dan zal de HEERE Jeremia laten terugkeren. Dan zal Jeremia zijn taak weer op zich kunnen nemen. (voor Mijn aangezicht gaan staan) Een profeet die zich moet bekeren! Het is wel een heel duidelijke aanwijzing dat bekering nooit een zaak is die eens en voor altijd geschiedt!

Als u wat kostbaar is, afscheidt van wat waardeloos is, zult u als Mijn mond zijn..... dit doet denken aan wat God tot Ezechiël, zijn jongere tijdgenoot zei. Zowel Jeremia en Ezechiël kwamen uit een priestergeslacht.

Ezechiël 44:23 Zij (de priesters) moeten Mijn volk het onderscheid leren tussen heilig en onheilig, en hun het onderscheid laten weten tussen onrein en rein.

Laten zíj terugkeren naar u, maar ú mag niet terugkeren naar hen..... Jeremia moet voor ogen houden dat hij als Gods Mond moet spreken en op geen enkele manier toegeven aan gedachten van hen die ongehoorzaam zijn. Dat moeten ook wij ter harte nemen. Geen compromis in ons spreken waarin we de zondaar een beetje gelijk gaan geven of begrip voor zijn zonden tonen. 

Ik zal u vóór dit volk stellen als een bronzen vestingmuur....... YHWH belooft Jeremia te zullen beschermen gesteld als een bronzen vestingmuur. De vijanden zullen niet tegen hem op kunnen. De HEERE is met hem en zal hem redden uit de nood, Er zullen altijd tegenstanders actief zijn,  maar Jeremia mag weten dat God met hem is. Jeremia moet op God vertrouwen, hoe eenzaam en triest zijn leven ook mag zijn. Als hij dat doet, zal God hem opnieuw sterk maken en ten slotte verlossen. ‘Jeremia, zet door!’ Ja, in Gods kracht kunnen ook wij onze taak aan.

Dit mag ons erbij bepalen dat degenen die Gods Woord naar waarheid brengen ons gebed en onze hulp nodig hebben om standvastig te kunnen blijven.

Jur & Ida