English & other languages: click here!

Jeremia 14 - De grote droogte

Jeremía profeteert over een grote droogte die komt. Hij bidt of de HEERE het volk niet wil verlaten. De HEERE zegt tegen Jeremía dat hij niet meer moet bidden voor het volk. Jeremía uit een schuldbelijdenis en eindigt met een smeekgebed.


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 -  27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan


Jeremia 14:1-6 Het woord van de HEERE dat tot Jeremia gekomen is met betrekking tot de grote droogte. 2. Juda treurt, zijn poorten verkommeren, ze liggen in het zwart gehuld ter aarde, en het gejammer van Jeruzalem stijgt omhoog. 3. De vooraanstaanden onder hen sturen hun minderen erop uit voor water. Komen zij bij de regenbakken, dan vinden zij geen water, met hun lege kruiken keren zij terug. Zij schamen zich en worden te schande en bedekken hun hoofd. 4. Omdat de grond gescheurd is – er is immers geen regen op het land – schamen de akkerbouwers zich, zij bedekken hun hoofd. 5. Ja, zelfs een hinde werpt op het veld haar jong, en laat het in de steek, omdat er geen gras is. 6. De wilde ezels staan op de kale hoogten, als jakhalzen snakken ze naar adem, hun ogen bezwijken, omdat er geen gewas is.


Het woord van de HEERE dat tot Jeremia gekomen is met betrekking tot de grote droogte...... Al eerder was er sprake van droogte. In Jeremia 3:3 zei Jeremia dat de regendruppels waren ingehouden vanwege het kwaad van Juda. Maar nu is de situatie nijpend geworden. In de oosterse landen is men erg ahankelijk van regen voor hun levensonderhoud. Maar God had Zijn volk regen beloofd als ze in Zijn wegen zouden wandelen.  (Deut. 28:12) En hoe krijgt de vervulling van de profetie handen en voeten als we de woorden lezen die Mozes namens God moest bekend maken:
Deuteronomium 11:17 Anders zal de toorn van de HEERE tegen u ontbranden en zal Hij de hemel sluiten, zodat er geen regen meer zal zijn, de aardbodem zijn opbrengst niet meer zal geven en u spoedig verdwenen zult zijn uit het goede land dat de HEERE u geeft.

In Juda geloofden velen dat de afgod Baäl de god van weer en regen was.  Daarom werden ze tot de Baälaanbidding aangetrokken.

De vooraanstaanden onder hen sturen hun minderen erop uit voor water..... ze komen terug met lege kruiken. Het lijkt er op dat de Judeërs gaan beseffen waarom deze droogte er is. Ze schamen zich. Dat ze hiertoe gebracht worden is een teken van Gods geduld om hen de mogelijkheid te geven zich te bekeren. 

Ze bedekken hun hoofd.... het bedekken van het hoofd was een teken van verdriet en schaamte. Ook David en degenen die met hem vluchtten voor Absalom bedekten hun hoofd toen ze de beek Kidron overstaken. 2 Samuël 15:30.

zelfs een hinde werpt op het veld haar jong, en laat het in de steek, omdat er geen gras is...... de dieren lijden om de zonden van de mensen. De hinde (hert) werpt haar jong en laat het vervolgens in de steek, iets wat ze in normale omstandigheden nooit zou doen. Ook de andere dieren zijn in grote nood.


Jeremia 14:7-9 Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, HEERE, doe het omwille van Uw Naam, want talrijk zijn onze afdwalingen, tegen U hebben wij gezondigd. 8. U, Hoop van Israël, zijn Verlosser in tijd van benauwdheid, waarom zou U zijn als een vreemdeling in het land, als een reiziger, die slechts van de weg afwijkt om te overnachten? 9. Waarom zou U zijn als een radeloze man, als een held die niet verlossen kan? U bent toch in ons midden, HEERE, en wij zijn naar Uw Naam genoemd, verlaat ons niet.


Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, HEERE, doe het omwille van Uw Naam...... Hier zien we hoe Jeremia in gebed ging en plaatsvervangend voor zijn volk zonde beleed.  Het was een beroep op Gods barmhartigheid niet omdat ze het verdiend hadden, maar omwille van de Naam van YAHWEH. Dat laatste is de belangrijkste reden waarop hij nog kan pleiten.
Hoop van Israël, zijn Verlosser in tijd van benauwdheid, waarom zou U zijn als een vreemdeling in het land...... Jeremia zag het leed, de benauwdheid in het land en wist dat God een genadig God is, zo kende hij God.  Zijn Naam is Redder en Verlosser en Hij is toch geen vreemdeling voor Israël? Misschien hield Jeremia zich wel vast aan de belofte:
Jesaja 41:17 De ellendigen en de armen zoeken water, maar het is er niet, hun tong versmacht van dorst. Ík, de HEERE, zal hen verhoren, Ik, de God van Israël, zal hen niet verlaten. Maar daar ging het om de kinderen van Israël die zich verheugden in de Heilige van Israël. 
Waarom zou U zijn als een radeloze man, als een held die niet verlossen kan? Ja, waarom komt God niet te hulp? Hij is niet radeloos, Hij komt na wat Hij hen in "de zegen en de vloek" voorgehouden heeft. Het gaat er niet om dat Hij niet verlossen kan, Hij zou dat graag doen, maar Hij WIL deze verharde godeloze samenleving niet verlossen.  Hij heeft ze voortdurend gewaarschuwd en was uiterst geduldig, maar nu zal hun kwaad henzelf straffen. (Jeremia 2:19) 
U bent toch in ons midden, HEERE, en wij zijn naar Uw Naam genoemd, verlaat ons niet...... "wij zijn naar Uw Naam genoemd" is een beroep op het Verbond. Was dit oprechte gebed van Jeremia maar voortgekomen uit het volk zelf. Dan zou er hoop zijn. 


Jeremia 14:10 Zo zegt de HEERE over dit volk: Zij hebben het rondzwerven zo liefgehad, zij hebben hun voeten niet gespaard. Daarom schept de HEERE in hen geen behagen. Nu zal Hij aan hun ongerechtigheid denken en hun zonden straffen.


Met "rondzwerven" wordt bedoeld dat de Judeeërs allerlei hoge plaatsen in het land opzochten om daar voor de afgoden te offeren en er gemeenschap mee te zoeken.  "Hun voeten niet gespaard" wil zeggen dat ze daarin heel ijverig waren, tot grote ergernis van YHWH. Nu zal hij die ongerechtigheid ook zeker straffen. 

Klaagliederen 3:33 Want niet van harte verdrukt Hij en bedroeft Hij mensenkinderen. Toch doet YHWH dat om Zijn volk te laten weten dat zij zich moeten bekeren. Maar als zij zich niet bekeren geven ze daarmee aan dat ze  gekozen hebben voor satan en zijn machtsgebied. Ze zijn vijanden van het Koninkrijk van God in oprichting, ook al geven ze God een achteraf plaatsje in hun rij van afgoden. Jesaja 42:8 Ik ben de HEERE – dat is Mijn Naam; Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, evenmin Mijn lof aan de afgodsbeelden. God accepteert geen ontrouw volk. Hij zal hun zonden gedenken en straffen .


Jeremia 14:11-12 Verder zei de HEERE tegen mij: Bid niet voor dit volk ten goede. 12. Al vasten zij, Ik luister niet naar hun geroep. Ook al brengen zij een brandoffer en een graanoffer, Ik zal in hen geen behagen scheppen, maar door het zwaard, door de honger en door de pest zal Ik een einde aan hen maken.


Bid niet voor dit volk ten goede...... Jeremia heeft alles gedaan om het volk terug te roepen naar de HEERE, maar nu mag hij niet meer bidden voor "dit volk" zoals God het noemt.  (Jer. 7:16-19 en Jer. 11:14). De HEERE zal niet meer reageren op gebeden, op vasten,  op huilen of op offers. Het oordeel komt. Dat staat vast. Het zwaard, de honger en de pest betekenen het einde van het volk als natie.

1 Johannes 5:16c Er is een zonde tot de dood; daarvoor zeg ik niet dat hij moet bidden. Het is uiterst verdrietig als het zover moet komen.


Jeremia 14:13 Toen zei ik: Ach, Heere HEERE, zie, die profeten zeggen tegen hen: U zult geen zwaard zien en honger zult u niet krijgen, maar Ik zal u een duurzame vrede geven in deze plaats.


Jeremia geeft het nog niet op om voor Juda te pleiten. Hij voert verzachtende omstandigheden aan.  Het zijn de valse profeten die het volk op een verkeerd spoor zetten. Zij zeggen dat het allemaal wel goed komt. Ze krijgen straks een duurzame vrede. Dat wil men graag horen.  En met die leugen kun je weer lekker slapen. Nog wel......  Wat is dat ook herkenbaar voor deze tijd.  Alleen het nieuws zoals de overheid het wil zien, "de voorgeschreven werkelijkheid" wordt gepubliceerd.  

Maar degene die durft te vertellen wat er zich achter de coulissen afspeelt, wordt de mond gesnoerd.  Degenen die met feiten komen en ze in verband brengen met Gods Woord en Zijn oordeel, zijn de Jeremia's van onze tijd.  Er wordt net zomin naar geluisterd dan dat Juda de woorden van Jeremia ter harte nam.  Kerkelijke leiders, dominees, voorgangers enz. verzwijgen in veel gevallen het komende oordeel en het Koninkrijk van God. Want ook dat komt! Dat staat vast! De Bijbel spreekt er heel veel over. Ze prediken dat we samen met de antichristelijke overheid aan een nieuwe toekomst moeten bouwen. Dat zijn onze valse profeten! Vertrouw er niet op! Wij zondige mensen zijn niet daartoe in staat.  Het gebeurt niet volgens een politiek systeem, met leiders die niet naar Gods wil vragen.  Alleen in en met en door Yeshua is de overwinning mogelijk op de vorst der duisternis.


Jeremia 14:14-15 De HEERE zei tegen mij: Die profeten profeteren vals in Mijn Naam. Ik heb hen niet gezonden, Ik heb hun geen opdracht gegeven en Ik heb niet tot hen gesproken. Zij profeteren u een leugenvisioen, waarzeggerij, holle praat en bedrog van hun eigen hart. 15. Daarom, zo zegt de HEERE over de profeten die profeteren in Mijn Naam, hoewel Ík hen niet heb gezonden, en zij toch zeggen: Er zal geen zwaard en honger in dit land zijn. Die profeten zullen zelf door het zwaard en door de honger omkomen.


Die profeten profeteren vals in Mijn Naam. Ik heb hen niet gezonden......De HEERE legt Jeremia uit dat deze profeten vals profeteren. Maar let er op, ze doen het wel in Zijn Naam en dat is ook nu(!) juist het verraderlijke. (Jer. 23:25; Jer. 27:15 en Matth. 7:22-23).

bedrog van hun eigen hart...... Ze zeggen dat ze in de Naam van YHWH spreken, maar in werkelijkheid spreken ze uit hun eigen hart, of door waarzeggerij van demonen.

Ik heb hun geen opdracht gegeven.....God heeft hen helemaal geen opdracht daarvoor gegeven. Ze hebben aanzien onder hun toehoorders die aan hun leugenlippen hangen. 

Er zal geen zwaard en honger in dit land zijn...... Deze profeten worden gestraft met straffen waarvan ze zelf zeiden dat die niet zouden komen. 


Jeremia 14:16 En het volk waartegen zij profeteren, zal weggeworpen worden op de straten van Jeruzalem vanwege de honger en het zwaard, zonder dat iemand hen begraaft: hen, hun vrouwen, en hun zonen en hun dochters. Zo zal Ik hun kwaad over hen uitstorten.


En het volk waartegen zij profeteren........ Van degenen die luisteren naar de valse profeten mag God onderscheid verwachten.  Zij kunnen zich tegenover God niet verontschuldigen. Ze hebben tenslotte ook een geweten. 

Romeinen 2:14-15 Want wanneer heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet zegt, zijn zij, hoewel zij de wet niet hebben, zichzelf tot wet. Zij tonen dat het werk van de wet geschreven is in hun hart. Daar getuigt ook hun geweten van, en hun gedachten onderling beschuldigen of ook verontschuldigen elkaar.

 

Het volk zal weggeworpen worden op de straten vanwege de honger en het zwaard....... Het luisteren naar de vriendelijk klinkende praatjes van de valse profeten kan niet zonder consquenties blijven voor het volk. Een verschrikkelijk oordeel wordt over hen uitgesproken. (Klaagliederen 2:11-12; Jeremia 16:4; Jeremia 25:33)

zonder dat iemand hen begraaft......wat een onwaardig einde. Ze zullen er liggen als mest op het open veld (Jer, 9:22) en als voedsel voor de vogels en de dieren (Jer, 7:33)


Jeremia 14:17-18 Zeg dan dit woord tegen hen: Tranen stromen uit mijn ogen naar beneden, nacht en dag, zonder ophouden, want de maagd, de dochter van mijn volk, is gebroken met een grote breuk, door een wond die zeer pijnlijk is. 18. Ga ik eropuit, het veld in, ziedaar hen die gevallen zijn door het zwaard. Kom ik in de stad, ziedaar hen die ziek zijn van de honger. Ja, zowel profeet als priester trekt in het land rond en weet geen raad.


Tranen stromen uit mijn ogen naar beneden, nacht en dag.......Jeremia huilt onafgebroken omdat het volk helemaal is gebroken. Wat is hij tot in het diepst van zijn ziel betrokken bij zijn volk, dat hem afwees en veronachtzaamde. Wat doet hij aan Mozes denken die ook geestelijk worstelde met God om het behoud van Israël. 

want de maagd, de dochter van mijn volk, is gebroken met een grote breuk........Juda wordt vergeleken met een jonge vrouw (maagd, dochter van mijn volk), die een zware slag moet verwerken. Overal waar Jeremia komt, zijn slachtoffers van de oorlog en de honger.

zowel profeet als priester trekt in het land rond en weet geen raad.....  Verder ziet hij de profeten en priesters (de geestelijke leiders) nu doelloos rondlopen. Ze zijn overrompeld door het oordeel waarvan ze meenden dat het nooit zou komen. (Klaagliederen 1:4)


Jeremia 14:19-20 Hebt U Juda dan helemaal verworpen, of walgt Uw ziel van Sion? Waarom hebt U ons zo geslagen dat er geen genezing voor ons meer mogelijk is? Wij zien uit naar vrede, maar er is niets goeds, naar een tijd van genezing, maar zie, er is verschrikking. 20. HEERE, wij kennen onze goddeloosheid, de ongerechtigheid van onze vaderen, want wij hebben gezondigd tegen U.


Hebt U Juda dan helemaal verworpen, of walgt Uw ziel van Sion?.....  Opnieuw richt Jeremia zich in een gebed tot de HEERE (Jeremia 14:7-9) en klaagt hij namens het volk. God had Jeremia duidelijk gemaak dat Hij de gebeden voor het volk van Juda niet zou horen (Jeremia 14:11). Toch kon Jeremia niet stoppen met bidden. Hij krijgt daarover geen aanmerkingen. 

De HEERE lijkt Juda te hebben verworpen. De overweldiging van alle ellende die over Juda komt, doet hem aan God vragen of Hij Juda nu echt helemaal heeft verworpen en van hen walgt.
Wij zien uit naar vrede, maar er is niets goeds....... onder invloed van de mooipraterij van valse profeten verwachtten de Judeeërs dat vrede en genezing hun deel zou zijn. Maar in plaats daarvan was er één en al verschrikking over hen heen gekomen. 

want wij hebben gezondigd tegen U....... wat had God dit graag welgemeend uit de monden van de Judeeërs willen horen.

Als ze volledig hun goddeloosheid en ongerechtigheid hadden erkend dan zou God genadig zijn. Nu belijdt Jeremia plaatsvervangend schuld. Het gaat hierbij niet alleen om zonden van het volk zelf, maar ook om de goddeloosheid van vorige geslachten.  (Jeremia 3:25; Jeremia 11:17).


Jeremia 14:21-22 Verwerp ons niet omwille van Uw Naam, maak Uw heerlijke troon niet te schande, denk aan Uw verbond met ons, verbreek het niet. 22. Zijn er onder de nietige afgoden van de heidenvolken die het laten regenen, of kan de hemel regendruppels geven? Bent U dat niet, de HEERE, onze God? Wij zien naar U uit, want al deze dingen doet U!


Verwerp ons niet omwille van Uw Naam, maak Uw heerlijke troon niet te schande...... Jeremia kon niet voor Juda pleiten op grond van iets goeds dat in hen werd gevonden. Daarom was de enige grond waarmee hij bij YHWH kon aankloppen: "omwille van Uw heilige Naam". Als God het volk zou beschermen dan zou het strekken tot Gods eer.  In feite pleitte hij op grond van Gods verbond. De ‘heerlijke troon’ is de tempel, of Sion, de stad waar de HEERE woont (Jesaja 8:18 en Jesaja 18:7). 

Zijn er onder de nietige afgoden van de heidenvolken die het laten regenen?.....De afgoden van de volken kunnen het niet laten regenen. Dat kan de Heere alleen (want al deze dingen doet U!).

Ida