To translate this page into different languages, click here!

Jeremia 34 en Jeremia 33:25,26 Zedekia

 Jeremia 34:8-22 verhaalt een gebeurtenis die plaatsvond tijdens het tweede beleg van Jeruzalem (588-587 v.Chr.).

De HEERE laat via Jeremía aan koning Zedekía weten hoe het met hem persoonlijk en met Jeruzalem zal aflopen. Ze zullen vallen in de hand van de koning van Babel. Een belangrijke gebeurtenis die voor verschuiving in de machtsverhoudingen in het midden oosten zorgde, was de "Slag bij Karkemish". Een veldslag tussen het Egyptische leger onder hun farao Necho II  en de Babyloniërs onder Nebukadnezar II. De slag vond plaats bij Karkemish aan de Eufraat in 605 v.Chr..


Ga naar hoofdstuk:  inleiding/index -  1 - 2 - 3 - 4 - 5 6 - 7 - 8 - 9 - 10 - 11 - 12 - 13 - 14 - 15 - 16 17 - 18 - 19 - 20 - 21 - 22 - 23(1) - 23(2) - 24 - 25 - 26 -  27 - 28 - 29 - 30 - 31(1) - 31(2) - 32 - 33 - 34 - 35 - 36 - 37 - 38 39 - 40 - 41 - 42 - 43 - 44 - 45 - 46 - 47 - 48(A) - 48(B) - 49(A) - 49(B) - 50(A) - 50(B) - 51(A) - 51(B) - 52 - Safan


 

 

 

Printscreen van de youtube over 

Zedekia 

klik hier

 

 

 

 

Over Zedekia

kunnen we lezen in:

2 Koningen 24 en 25; 1 Kronieken 3; 2 Kronieken 36; Jeremia 32–34-37-52; Ezechiël 12 -17

Z

E

D

E

K

I

A

 


Jeremia 34:8-11 Het woord dat van de HEERE gekomen is tot Jeremia, nadat koning Zedekia een verbond had gesloten met heel het volk dat in Jeruzalem was, om voor hen vrijlating af te kondigen, 9. zodat ieder zijn slaaf, en ieder zijn slavin, die een Hebreeër of Hebreeuwse was, vrij liet weggaan, zodat niemand bij hen meer als slaaf bij een Judeeër, zijn broeder, zou dienen. 10. Al de vorsten en heel het volk die het verbond waren aangegaan, gaven er gehoor aan dat ieder zijn slaaf en ieder zijn slavin vrij zou laten weggaan, zodat zij bij hen niet meer zouden dienen. Zij gehoorzaamden en lieten hen gaan. 11. Daarna kwamen zij er echter op terug en lieten de slaven en de slavinnen terugkomen die zij vrij hadden laten weggaan, en onderwierpen hen weer als slaven en als slavinnen.

In het Toragedeelte van deze week kwamen allerlei wetten aan de orde, maar in het bijzonder de wet op de slavernij. Het gedeelte uit Jeremia sluit bij dit onderwerp aan.

Om de gang van zaken onder koning Zedekia goed te begrijpen een kort overzicht van de wet met betrekking tot de slaven, zoals in Exodus 24 beschreven.

De Israëlieten waren nog maar net bevrijd uit de slavernij van Egypte. In die tijd was slavernij heel normaal. Een slaaf kon het goed hebben bij zijn meester en dan was zo’n situatie enigszins te vergelijken met wat wij als een dienstverband kennen. Een goed voorbeeld is de verhouding tussen Abraham en zijn slaaf Eliëzer. Maar we weten dat slaven meestal werden uitgebuit en wreed werden behandeld. Dat gebeurde met de Israëlieten in Egypte, indertijd was het boek “de Negerhut van Oom Tom” heel bekend, dat de misstanden in Amerika beschreef. Ook ons land heeft een zeer slechte reputatie door het roven en verhandelen van honderdduizenden Afrikanen.

Omdat de zondige mens steeds weer in zulke praktijken vervalt  stelde YHWH een aantal regels op om de slaven binnen Zijn volk te beschermen.

Wanneer u  een Hebreeuwse slaaf koopt, moet hij zes jaar dienen, maar in het zevende mag hij zonder te betalen als vrij man vertrekken. Exodus 21:2 (HSV)

De slaaf mocht weer vrij zijn in het zevende kalenderjaar, het “sabbatsjaar” en dus waren het naar verhouding niet veel slaven die de volle zeven jaar moesten dienen. Als je midden in zo’n periode van zes jaar slaaf werd, mocht je na 3 jaar weer vrij man zijn. En zijn eigenaar moest hem niet met lege handen wegsturen.

In de loop der jaren was er in Israël niet meer zo de hand gehouden aan deze regel die God had gesteld. Slaven kwamen niet vrij. Als Gods volk zo nonchalant met Gods wetten omgaat, dan kunnen ze verwachten dat er vijandelijke aanvallen komen. Het was de profeet Jeremia die het volk voortdurend herinnerde aan Gods wetten en daardoor zelfs in een put gevangen werd gezet. Zo ging het in de tijd van Zedekia. Hij was een vazalkoning van het Babylonische rijk van Nebukadnezar.  

De naam Zedekia had hij van Nebukadnezar gekregen. Deze naam had een mooie betekenis “Yahweh is mijn rechtvaardigheid”. Hij heette vóór die tijd Mattanja. Hij was de oom en vervanger van Jojachin die daarvóór koning van Juda was, maar door Nebukadnezar gevangen was genomen toen Jeruzalem door hem belegerd en overmeesterd werd.

Zedekia had onder ede trouw beloofd aan Nebukadnezar. Zedekia had een bondgenootschap met Egypte gezocht en dat was de oorzaak dat Nebukadnezar Jeruzalem opnieuw belegerde. Maar toen het leger van Egypte kwam om Zedekia te hulp te komen, trok het Babylonische leger zich terug. Dat was het moment dat Zedekia en Jeruzalem weer moed kregen en deze oplossing beter vonden dan het vrijlaten van de slaven.

Maar Jeremia moet van God naar Zedekia gaan met een boodschap die de koning niet aanstond:

Jeremia 37:7 Zo zegt de HEERE, de God van Israël: Zo moet u zeggen tegen de koning van Juda, die u naar Mij toegestuurd heeft om Mij te raadplegen: Zie, het leger van de farao, dat is uitgetrokken om u te helpen, keert terug naar zijn land, naar Egypte. 8. Dan zullen de Chaldeeën terugkeren om tegen deze stad te strijden. Zij zullen haar innemen en haar met vuur verbranden. 9. Zo zegt de HEERE: Bedrieg uzelf niet door te zeggen: De Chaldeeën zullen beslist bij ons weggaan, want zij zullen niet weggaan!

Het gevolg was dat Jeremia gevangen werd genomen en ten onrechte ervan werd beschuldigd dat hij wilde overlopen naar de Babyloniërs.

Door die belegering was er grote hongersnood gekomen. Het Judese volk begreep uit de prediking van Jeremia, dat de oorzaak van hun problemen was dat ze Gods gebod, om de slaven tijdens het sabbatjaar vrij te laten, niet gehouden hadden. Onder leiding van koning Zedekia werden deze slaven vrij gelaten. Zedekia hoopte door het verbond met Egypte het Babylonische juk van hem af te schudden. Toen Egypte kwam met zijn leger en Babel zich tijdelijk terugtrok dacht Juda weer een zelfstandig koninkrijk te zijn. Die hoop maakte Gods gebod van minder belang.  

Daarom haalden ze de slaven maar weer terug. Dit gebeurde onder goedkeuring van Zedekia, die dacht hiermee de gunst van zijn achterban te verwerven om zijn positie veilig te stellen..... maar het werd zijn ondergang.  Dit was de derde belegering van koning Nebukadnazar, waarmee in het jaar 586 voor Chr. de ballingschap werd afgerond.

Het was, zoals het ook de hedendaagse politiek kenmerkt, een diplomatieke beslissing die haaks staat op gehoorzaamheid aan God. Om deze handelwijze kwam Gods toorn over Juda.

Jeremia was al vaker naar Zedekia gegaan en had hem de raad gegeven zich aan Nebukadnezar te onderwerpen. Alleen in die weg zou hij mogen rekenen op de bijstand van God. Maar Zedekia wilde daar niets van horen en liet Jeremia gevangen nemen.

Al eerder had Jeremia een profetie uitgesproken over Zedekia:

Jeremia 32:4,5 en Zedekia, de koning van Juda, zal aan de hand van de Chaldeeën niet ontkomen, want hij zal zeker in de hand van de koning van Babel gegeven worden. Hij zal van mond tot mond met hem spreken en oog in oog met hem staan. Hij zal Zedekia naar Babel doen gaan. Daar zal hij blijven, totdat Ik naar hem zal omzien, spreekt de HEERE. Wanneer u tegen de Chaldeeën strijdt, zult u niet voorspoedig zijn.

Als Zedekia zich zou onderwerpen aan Nebukadnezar, aan wie hij onder ede trouw beloofd had, zou hij weliswaar naar Babel gevoerd worden en contact met Nebukadnezar blijven onderhouden en zijn leven zou gespaard worden. Maar Zedekia wilde zijn positie behouden en liet Jeremia gevangen nemen.

De tweede profetie was dat Zedekia naar Babel zou worden gebracht en daar zou sterven, zònder Babel te zien (Ezech. 12: 13)

Ezechiël 12:13 Ik zal Mijn net over hem uitspreiden, zodat hij in Mijn vangnet gevangen raakt. Ik zal hem brengen naar Babel, het land van de Chaldeeën, maar [ook] dat zal hij niet zien, hoewel hij daar zal sterven.

En zo gebeurde het: nadat Zedekia koning Nebukadnezar in Ribla* had gezien en gesproken, werden de zonen van Zedekia voor de ogen van hun vader gedood. Vervolgens werden Zedekia’s ogen uitgestoken en werd hij blind naar Babel weggevoerd.

Hier werd het oordeel voltrokken dat werd uitgebeeld in een oosterse verbondssluiting.

Jeremia 34:18-20 Ik zal de mannen die Mijn verbond hebben overtreden, die de woorden van het verbond dat zij voor Mijn aangezicht gemaakt hadden, niet uitgevoerd hebben, maken als het kalf dat zij in tweeën hebben gesneden en tussen de stukken waarvan zij zijn doorgegaan, namelijk de vorsten van Juda, de vorsten van Jeruzalem, de hovelingen, de priesters en de hele bevolking van het land, die allen tussen de stukken van het kalf zijn doorgegaan.  Ja, Ik zal hen geven in de hand van hun vijanden en in de hand van hen die hen naar het leven staan. Hun dode lichamen zullen de vogels in de lucht en de dieren op de aarde tot voedsel zijn.


In oude tijden werd in het Midden-Oosten een verbond gesloten door dieren te slachten, waar de bondgenoten midden door gingen. Dit betekende dat als één van de verbondspartners de belofte zou breken, deze eenzelfde lot zou moeten ondergaan als de dieren die geslacht waren.  Dit zelfde teken gebruikte God in Zijn verbond met Abraham Genesis 15:7-21. Daar ging het echter om een éénzijdig verbond.  Zedekia en allen die met hem tussen de stukken waren doorgegaan hadden dit voor Gods aangezicht gedaan.  Zie ook Ezechiël 17.

 

Zedekia was de laatste regerende koning van Juda uit het koningshuis van David. Het is niet bekend wanneer Zedekia in Babel is gestorven. Maar het oordeel dat Jeremia heeft aangezegd kwam over Jeruzalem. God laat weten dat er niet met Hem te spotten valt.
Jeremia 34:22 Zie, Ik geef bevel, spreekt de HEERE, en Ik zal hen naar deze stad terugbrengen. Zij zullen tegen haar strijden, haar innemen en haar met vuur verbranden. Ik zal van de steden van Juda een woestenij maken, zodat er geen inwoner meer zal zijn.

Jeruzalem is met vuur verbrand en geheel Israël was in ballingschap, die, zoals geprofeteerd, 70 jaar zou duren.

*Ribla was een stad ten noorden van Damascus

Gods volk viel steeds weer in ongeloof en zonde. Met de gelovigen uit de heidenen is het niet anders. 

Als wij ontrouw zijn, blijft Hij  getrouw, want Hij kan zichzelf niet verloochenen.  2 Tim. 2:13
God houdt zich aan het Verbond, zoals geschreven in Jeremia 33:25,26

                                                     →    
Bij de mensen is het onmogelijk, maar niet bij God. Markus 10:27

Ida